English: Color and Caste?

 


© De orde van de tijd

 

17. Kleur en Kaste (sociale geleding)? [bew.]

De leefregels van de hindoe-dharma, de leer van de rechtschapenheid, zijn gebaseerd op de begrippen varna en asrama. Laten we eerst naar de oorsprong van varna in de religie kijken. Wanneer tijdens discussies over de vedische leer het woord mâyâ valt, kan het gewoonlijk rekenen op onverschilligheid, veronachtzaming en kritiek. Zo gaat het ook met het woord varna. Varna en alle onderscheid dat daarop is gebaseerd, worden veroordeeld als menselijke bedenksels. Mâyâ wordt eveneens afgewezen omdat alle redelijkheid ontbreekt wanneer de wereld wordt geminacht als een illusie. In de smriti staat: 'chatur varnyam, maya srishtam' - 'de vier sociale klassen zijn door mij geschapen'. De shruti zegt: 'brahmanasya mukham asit; bahorajanyah kritha' enzovoort -'de brahmaan rees op uit het gelaat, de krijgers kwamen voort uit de armen' [zie SB 3.6:30-34]. Het is duidelijk dat de varna's door de Heer zijn geschapen. [zie ook Gîtâ 4:13] Wanneer men dan toch de mening hoort verkondigen dat het varna-systeem rampzalige verschillen heeft teweeggebracht, ligt de fout bij een verkeerde interpretatie van het begrip. 

Bestaan er nu in de maatschappij nog echte varna's? Wat is een varna precies? Poogt men dat werkelijk te achterhalen? Nee. Varna is alleen maar een woord; elk woord echter heeft een betekenis, dus ook varna moet iets betekenen, nietwaar? Om te bewijzen dat bomen bestaan, is het woord 'boom' voldoende. Een woord is slechts een klank, maar die klank wijst erop dat iets bestaat. Het woord 'olifant' is het bewijs van het bestaan van het dier. Zo zullen ook de gedaanten van dieren als kat, hond of vos voor ons geestesoog verschijnen zodra wij de klank horen. De klanken bestonden zelfs voordat wij er waren [zie SB 3.12:44-48]. Wij zijn geboren in een wirwar van geluid. Wijzelf hebben die klanken niet voortgebracht. Als wij een klank willen voortbrengen en die willen vormen tot een woord dat betekenis heeft, zijn daarvoor groepen van mensen en dingen nodig. Dus moet er aan elk gangbaar woord een betekenis verbonden zijn. Wij kunnen er niet naar eigen keus een betekenis in leggen. De woorden met hun betekenissen zijn er al, en zij bestonden reeds voor onze geboorte. Wij gebruiken ze gewoon, welke we ook willen, wanneer wij ze ook nodig hebben. 

Woorden zijn verbonden met spreken. Woord is pada in het Sanskriet. Elk object in deze wereld wordt in het Sanskriet pada-artha (woordbetekenis) genoemd. Een heuvel is een hoop aarde die wordt aangeduid met het woord 'heuvel'. Evenzo wijzen de woorden 'brahmaan' en 'sûdra' [zie ook as'rama] erop dat er personen zijn geweest op wie die woorden van toepassing waren. Dan worden vragen als: Wie is er brahmaan? Wie is geen brahmaan? Irrelevant. Wat wordt overgebracht, is alleen het begrip van 'woord' en van 'betekenis'. De gehele kosmos is onder te brengen in 'woord' en 'betekenis'; het universum is louter naam (woord) en vorm (betekenis). 

De shrutiís zeggen: 'vacharambhanam vikaro namadheyam': 'naam en vorm zijn een ondeelbare eenheid', zoals Síiva en Pârvatî, actief en passief, voorwerp en afbeelding, maan en maanlicht. Toch is voor het leven in de stoffelijke wereld het woord van het grootste belang. Het woord komt voort uit de gedachte; de gedachte wordt gevormd door de ervaring; de ervaring is afhankelijk van het verlangen en het verlangen ontspruit aan onwetendheid (ajnana, mâyâ, avidya of prakriti), die in wezen zijn basis heeft in het goddelijke principe. 

Daar nu ook onwetendheid gebaseerd is op de Heer die de stralenpracht van wijsheid is, de schatkamer van innerlijke glorie, moeten wij ons niet laten overmeesteren door de duisternis van illusie (mâyâ), onkunde (avidya) en de stoffelijke wereld (prakriti). Waar licht schijnt, is geen plaats voor duisternis. De Heer sprak: 'Ik zal velen worden'. Door die goddelijke wil ontstond het heelal en wordt het tot in alle eeuwigheid bestuurd. Naam en vorm zijn derhalve het gevolg van die wil, en niet van een menselijke wil. Het zou absurd zijn wanneer de mens beweerde dat hij deze heeft voortgebracht. Alleen de almachtige Heer heeft het zo gewild. Daarom wordt Hij beschreven als de Allerhoogste. Het feit dat het woord 'God' bestaat, is het onweerlegbare bewijs dat God bestaat. [zie ook SB, Canto 2: De Kosmische Manifestatie]

De wereld is samengesteld uit een oneindige verscheidenheid aan voorwerpen en elk daarvan draagt een naam. Nog niemand is erachter gekomen hoe en waarom die namen verbonden zijn geraakt aan die voorwerpen. Het hoe en waarom daarvan zijn ook niet uit te leggen. Zelfs wanneer je een verklaring probeert te vinden, blijft het bij raden en kom je niet tot de waarheid. Het is dus maar beter te concluderen dat het woord van God komt. Woorden die men gebruikt van geboorte tot dood, die in omloop zijn van voor de geboorte en tot na de dood, woorden waaraan moeder en kinderen kenbaar zijn, of termen als gerechtigheid (dharma), ongerechtigheid (adharma), hemel (svarga) en hel (naraka) zijn zeker niet door mensen bedacht, maar een goddelijke beschikking. De bron voor deze uitspraak vinden we in de Veda's. 

Laten we een enkel punt nader beschouwen. Is er iemand die ook maar een woord uit deze of uit een andere wereld kan opnoemen dat geen betekenis heeft? Nee, dat is onmogelijk. Elk woord heeft een betekenis; die betekenis duidt op een goddelijk besluit. Alleen wanneer mensen dit gaan erkennen, kunnen zij het geheim van het leven begrijpen. Wanneer de Geschriften dus zeggen dat 'de brahmaan voortkwam uit het gelaat' ('brahmanasya mukham asit'), of: 'de vier kasten zijn door mij geschapen' ('chatur varnam maya srishtam'), wordt daarmee dan niet tevens vastgesteld dat de maatschappelijke klassen die het woord aangeeft, bestonden en eveneens de personen die golden als voorbeelden of vertegenwoordigers van dat woord? Maken deze uitspraken ons niet duidelijk dat dezelfde God, die de mensen geschapen heeft, hen heeft gerangschikt in varna's naar innerlijke geaardheid en naar hun werkzaamheden in de wereld? 

We kunnen het woord varna [zie ook SB 7:11] in al zijn schakeringen dus alleen begrijpen wanneer wij er een diepgaand onderzoek naar doen en er onbevooroordeeld over nadenken. De betekenis van varna, zoals de meeste mensen die kennen en die algemeen gangbaar is, is 'kleur'. Maar er zijn niet veel mensen die weten hoe het woord die betekenis heeft gekregen. Voor een juist begrip van het woord moet men dat wel weten. De stam vr betekent 'beschrijving', 'zorgvuldige uitwerking' en ook het proces van 'tellen'. De stamklanken r en rn waaruit woorden worden gevormd zoals 'ramana', betekenen vreugde, plezier, enzovoort. Daarom betekent 'varna': na zorgvuldige overweging met blijdschap aanvaarden

 


©  De orde van de tijd

Wat het begrip 'kleur' betreft, zijn wit, rood en zwart de basiskleuren. De andere kleuren worden daarvan afgeleid. Het wit symboliseert de sattvische kwaliteit, het rood de rajasische en het zwart de tamasische. [zie ook BG 14:5-8] Dat is het mysterie van de schepping. De geboorte van een individu heeft plaats in overeenstemming met zijn geneigdheid en aanleg, met alles waarvoor hij gevoelig is, waarnaar hij streeft en wat hij zich eigen maakt. Dus de varnaís waarin mensen worden geboren, worden door henzelf bepaald en niet door een autoriteit van buitenaf. Welke bepaalde neiging die mensen wensen te koesteren, hangt af van hun intelligentieniveau. In het algemeen gaat men ervan uit dat verlangens vormgeven aan de intelligentie. De intelligentie geeft vorm aan de activiteiten en de activiteiten bepalen het karakter en de aard van het leven. Dat is de juiste interpretatie van de uitdrukking: 'guna-karma-vibhâgayoh' [Gîtâ 3:28]. Terwijl de teksten van de shruti's en de smriti's toch zo uitvoerig ingaan op de oorzaken die leiden tot de geboorte van een individu, op het leven en sterven in een bepaalde kaste (sociale geleding), godsdienst, familie en streek, zijn er mensen die niet in staat zijn deze geschriften te begrijpen. Zij stellen theorieîn op die passen bij hun eigen beperkte intelligentie en zijn daar tevreden mee. 

Hoe moet je dit anders noemen dan pure onwetendheid? Het kan ook egoïstische trots zijn waarmee zij willen aantonen dat zij alles weten. Want, komt egoïsme zelfs niet voort uit onwetendheid? De slotsom is dat kaste, sociale status, familie en zelfs religie worden vastgesteld door guna en karma. Zij zijn niet vatbaar voor beïnvloeding door mensen. Zo verkondigen het de Veda's. Zij stellen dat Gods wil dit zo heeft bepaald. 

India (Bharat) wordt gekenschetst als karmabhumi of karmakshetra, het heilige land van op God gerichte activiteiten. Alle mensen over de gehele wereld zijn pelgrims op weg naar het heilige land van op God gerichte werkzaamheden. Karma is (sine qua non), de enige bestaansreden van Bharat; dit land komt er recht voor uit dat activiteiten goddelijk zijn en worden omgevormd tot spirituele training (sadhana). Derhalve staat Bharat bekend onder deze namen. 

De heilige geschriften van onze land (shruti 's) verkondigen luid dat het individu bouwt aan zijn eigen lot, zijn hoge of lage positie in de maatschappij, rijkdom of armoede, vrijheid of gebondenheid. 'Elke vorm waarnaar een persoon, levend in deze wereld, hunkert is de vorm die hij verkrijgt na zijn doodí('sa yatha kraturasmin loka purushobhavati,' thathe thah prathye bhavati'). [zie SB 4:29-29] Zo spreken de shruti's. Het is daarom duidelijk dat geboorte (janma) wordt bepaald door karma en dat rijkdom of armoede, karakter en levenshouding, intelligentieniveau, alle vreugde en verdriet in dit leven, de verdiensten zijn die hij heeft vergaard gedurende voorgaande levens. De onvermijdelijke gevolgtrekking daaruit is dat het volgende leven van een persoon in overeenstemming zal zijn met de activiteiten die hem hier en nu door zijn intelligentieniveau worden ingegeven. Sommige mensen zijn verwikkeld in slechte bezigheden, hoewel zij van edele geboorte zijn. Anderen verrichten uitsluitend goede daden, hoewel zij geboren zijn in kasten (sociale geledingen) die weinig aanzien genieten. Hoe is dat mogelijk? Dit probleem houdt ons dikwijls bezig. Personen die van geboorte brahmaan zijn, verrichten slechte daden; met andere woorden: zij dalen af naar het rajasische en tamasische niveau. Mensen die in lagere kasten geboren zijn, stijgen naar het sattvische niveau en verrichten goede daden. De genoemde leden van de priesterkaste zijn slechts van geboorte brahmaan en niet in hun dagelijkse praktijk (karma). De anderen zijn slechts laag van geboorte, maar helemaal niet laag als het op daden aankomt. De Vedaís vereisen dat geboorte en gedrag bij de kasten volledig samengaan. [zie ook: SB 6.7-33 en voetnoot]

Personen met een zuivere, sattvische aard komen in deze wereld zelden voor. Meestal wordt het sattvische karakter gekleurd door rajas. Zulke mensen van edele geboorte zijn verwikkeld in rajasische bezigheden, terwijl zij toch tot een edele geboorte geîvolueerd zijn. Door hun daden laten zij weten dat zij van een gemengde kaste zijn. De Veda's hebben zulke voorbeelden van gemengde aard met de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de kaste, niet ontkend. De Veda's zijn onpartijdig. Zij zijn niet ingenomen tegen de één of gunstig gestemd ten aanzien van een ander. Zij zetten niet een groep van mensen op een voetstuk of verwerpen een andere; zij spreken slechts de waarheid zoals die is. 

Laten wij eens een voorbeeld nemen. Kausika was iemand die behoorde tot de krijgerskaste (kshatriya), dat wil zeggen dat hij rajasisch van aard was. Maar tengevolge van zijn daden in vorige levens kwamen er sattvische neigingen en opvattingen zijn bewustzijn binnen en in zijn dagelijkse doen en laten toonde hij strikte trouw aan de waarheid. Hij transformeerde zichzelf en louterde zijn bewustzijn tot het volkomen rein was. De mantra die hij reciteerde en die ook voortkwam uit dat bewustzijnsniveau, was de Gâyatrî [beluister deze mantra]. Hij (Kausika) is nu bekend onder de naam Vishvamitra [zie ook Ramakatha Rasavahini 6b], hetgeen betekent: 'de weldoener van de gehele wereld'! De brahmanen hebben deze mantra aanvaard en toegejuicht als een gave van God. Zij hebben haar vereerd en gereciteerd en daaraan een immense gelukzaligheid ontleend. Dientengevolge was Kausika, weliswaar behorend tot de krijgerskaste (kshatriya), iemand die door leven en werk brahmaan werd. Volgens de regels der Veda's, sprekend als de stem van God, was hij volkomen aanvaardbaar. Daaruit blijkt duidelijk dat de Vedaís het pad aan de gehele mensheid prediken zonder vooringenomenheid, partijdigheid of gevoel van onderscheid. Het enige dat telt, zijn de gedachten en handelingen van de individuele mens. 

Het kan zijn dat modern-denkende mensen hierover enige twijfel koesteren; dat is heel natuurlijk. Laten we eens kijken waaruit die twijfel bestaat. Wanneer wordt gezegd dat de goddelijke wil de varna's heeft ingesteld, moeten andere landen deze dan niet hebben? Zij zouden dan toch zeker niet beperkt moeten blijven tot India, zeggen ze. Er is echter geen wet die zegt dat alles wat is geschapen over de gehele wereld moet voorkomen! Aan die verwachting kan onmogelijk worden voldaan. 

Het is niet meer dan vanzelfsprekend dat een leefproces dat zich afspeelt binnen een gedragscode, met eigen beperkingen en voorkeur, zich alleen kan voltrekken in streken waar sfeer en klimaat gunstig zijn voor die bepaalde karakteristieke en speciale kenmerken. Het is geen wetmatigheid dat boomsoorten die in India groeien, in andere landen ook te vinden moeten zijn. Wij kunnen niet beweren dat de sterren die aan de hemel staan, ook op aarde moeten bestaan! Vissen die in water leven, zijn niet verplicht om ook op heuvels te leven. 

Alleen God weet en beslist wat er moet gebeuren, met wie, waar en waarom. Daartegen is elke andere kracht machteloos. Een gebeurtenis die plaatsvindt, bijvoorbeeld een geboorte, wordt bepaald door factoren als ruimte, tijd, oorzaak en dergelijke. Zulke gebeurtenissen hoeven niet te gehoorzamen aan onze behoeften, onze positieve of negatieve reacties. Als men van de varna's uitsluitend datgene waarneemt en bestudeert wat zich aan het oog voordoet, leidt dat slechts tot verwarring en twijfel. Aan die twijfel is niet te ontkomen, want hij wordt gevoed door het ego. De diepste werkelijkheid staat geheel los van egoïstische verzinsels. Wanneer mensen gaan handelen naar alles wat hun fantasie hun ingeeft en alles gaan zeggen wat in hun geest opkomt, kunnen wij hen slechts typeren als toonbeelden van pure onwetendheid.

Inhoudsopgave 

 

BG 14.5-8:
(5) De geaardheden der goedheid (sattva), hartstocht (rajas) en onwetendheid (tamas) zijn de kwaliteiten voortgebracht door de materiële natuur welke, o machtig gearmde, dit lichaam van het onsterfelijk levend wezen konditioneren. (6) Van hen, is de geaardheid der goedheid de zuiverste, ze geeft verheldering zonder terugslagen en konditioneert met een zin voor het geluk het gevoel voor kennis, o zondenloze. (7) Weet dat de geaardheid hartstocht wordt gekenmerkt door verlangens, geboren uit gehechtheid en hunkering, welke, o zoon van Kuntî, de belichaamde binden aan de gevolgen van de daden in het verleden. (8) De geaardheid der onwetendheid is het gevolg van een gebrek aan kennis; weet dat ze alle levende wezens begoochelt, hen bindend aan onverschilligheid, indolentie en [meer dan zes uren] slaap, o zoon van Bharata.

BG 3.28:
tattva-vit tu mahâ-bâho
guna-karma- vibhâgayoh
gunâ gunesu vartanta
iti matvâ na sajjate

Maar de principiële werkelijkheid kennend [tattva] van de werkzame geaardheden, o machtig-gearmde, raakt hij, die bedachtzaam is op het verschil tussen de zinnen en hun betrokkenheid, nooit gehecht.

Bronteksten Gîtâ (incl. sanskriet):
Bhagavad Gîtâ van Orde.