English: One with the One

 

9. Eenwording met de Ene

God heeft de kosmos (jagat) uit zichzelf te voorschijn gebracht, dus is Hij zowel de Maker als de materie van de kosmos. Dientengevolge is Hij de Volkomene (Paripurna). De schepping is ook volkomen en het individuele Atma eveneens. Er zijn dus vele volkomen bestaansvormen. Dat er bij de uitspraak: 'God heeft de kosmos uit zichzelf te voorschijn gebracht' bij mensen twijfel opkomt, is een natuurlijke zaak. Immers, hoe kan men God zien in deze muren en in deze tafels? God is de volmaakte reinheid. Hoe zou Hij ooit deze onreine dingen kunnen worden? Voor sommigen is dat de meest dringende vraag die opkomt. [*] - [**]

 


Schilderij: Mahâ-Vishnu,  door Prema.

Laten wij eens proberen een antwoord te vinden. De mens bestaat in wezen uit Atma. Toch weten we dat hij een lichamelijke behuizing heeft. In een zeker opzicht staat de mens niet los van zijn lichaam. Desondanks merkt hij wel dat hij niet hetzelfde is als zijn lichaam, dat hij in werkelijkheid daarvan gescheiden is; dat hij niet de baby is die hij ooit was of de oude man die hij nu is; dat hij geen man is en geen vrouw; dat hij zichzelf blijft gedurende alle perioden; van zuigeling naar kindertijd, van volwassenheid naar ouderdom, als lid van het mannelijk of van het vrouwelijk geslacht, en tijdens al die overige veranderingen en stadia.

Op vergelijkbare wijze bestaat de kosmos, de gehele schepping, slechts uit miljoenen belichamingen van God. Hij is in al deze dingen en Hij is al deze dingen, maar Hij is onveranderlijk en eeuwig. De natuur is ontvankelijk [bew.] voor verandering, en ook het Atma kan uitzetten en inkrimpen, bloeien en verwelken, stralen of in nevels gehuld zijn. Slechte daden zullen het felle atmische licht temperen, omdat dan de schittering schuilgaat achter de wolken. De kern van wezenlijke waarheid en wijsheid blijft wellicht verborgen achter boze gedachten en daden. De handelingen en bezigheden die de oorspronkelijke, stralende schoonheid van het Atma aan het licht brengen, noemt men 'goed'.

Aanvankelijk is het Atma vrij en ongebonden; na verloop van tijd ziet men echter dat het ingeperkt wordt en begrensd. Door middel van goede daden en activiteiten herkrijgt het zijn weidse, grenzeloze karakter. Ieder willekeurig mens heeft de kans deze transformatie tot stand te brengen. Wanneer de tijd rijp is, kan iedereen hierin slagen. Dan zal de mens zich kunnen bevrijden van alle banden en gebondenheid. Maar de kosmos (jagat) zal daarmee niet ten einde zijn. Deze is eeuwig, onvernietigbaar. Zo zegt het de tweede filosofische denkrichting van India.

De eerste is die van het dualisme (dvaita); de tweede is die van het beperkt dualisme (visishtadvaita), een hoger stadium van spiritueel onderzoek en ervaring. Hierbij gaat men uit van drie entiteiten: God, het Atma en de schepping, en heeft men het over de eenwording van deze drie.
-De eerste, de dualistische, stelt dat de kosmos een reusachtig mechanisme is dat door God is ontworpen en in werking gesteld.
-De aanhangers van het beperkt dualisme verklaren dat de schepping een verschijnsel is, doordrenkt van het goddelijke Principe.
-Maar de
advaitins, de aanhangers van het non-dualisme, de derde filosofische stroming, zeggen dat God zich niet buiten de kosmos bevindt. Zij verklaren dat Hijzelf de kosmos werd en dat Hij de belichaming is van alles wat bestaat. Buiten God bestaat er niets, is er geen ander, is er geen tweede. Iedereen zal dit feit moeten aanvaarden; het is de hoogste Waarheid.

Het is niet juist om te zeggen dat God het Atma is, en dat men zich de kosmos moet voorstellen als het lichaam dat Hij in beweging zet. Het is evenmin geheel bevredigend staande te houden dat het Atma (God) eeuwig is en onveranderlijk, maar dat zijn lichaam, de kosmos, onderworpen is aan verandering en transformatie.
Wat wordt er precies bedoeld met de uitspraak: 'God is de directe oorzaak (
upadanakarana) van de kosmos?' Directe oorzaak betekent datgene wat het resultaat tot stand heeft gebracht. De 'oorzaak' is een andere vorm van 'resultaat'. Het resultaat kan niet losstaan van de oorzaak. Ieder resultaat dat wij waarnemen, is niets anders dan de oorzaak die een nieuwe gedaante heeft aangenomen. De kosmos is het resultaat, God is de oorzaak - deze woorden willen slechts het feit benadrukken dat de kosmos niets anders is dan God, in een andere vorm.

Wanneer men aanvoert dat het lichaam beperkt is en kwetsbaar en dat het ons brengt bij de oorsprong, dat is God, of men zegt dat het God is die zich heeft ontplooid en een vorm heeft aangenomen, dan zullen de non-dualisten daarop antwoorden dat het God zelf is die zich in de vorm van de kosmos heeft gemanifesteerd. Wellicht trekt men in twijfel of God werkelijk deze veelheid van wezens en dingen kan zijn. Jazeker, dat is de Waarheid. Alles wat de zintuigen waarnemen, alle dingen waarvan wij ons bewust zijn: dat alles is God. Er bestaat behalve God niets anders. Lichaam, denkende geest, intelligentie, bewustzijn - al die dingen zijn God.
Nu komt er misschien een volgende vraag op: 'Waarom moet God zoveel individuele schepselen (
Jivatma's) zijn? Waarom wil God, die Eén is, zich manifesteren als zovelen? Hoe is dat gekomen? Als God zichzelf had getransformeerd in de kosmos, zou Hij aan verandering onderhevig moeten zijn. Alle dingen in de natuur zijn zodanig van samenstelling dat zij vatbaar zijn voor verandering en daarom gebukt gaan onder geboorte en dood.

Dus als God deze veranderlijke wereld is binnengetreden, wil dat dan zeggen dat ook Hij eens zal sterven? Dat Hij veranderingen moet ondergaan en tenslotte ook eindig zal zijn?' Dit feit moet men eveneens in overweging nemen.

Een volgend punt is ook het overdenken waard: Een hoeveelste deel van God is tot kosmos geworden? En welk deel? Non- dualisten (advaitins) zeggen: 'Welk deel je er ook voor aanwijst, wat je ook zult gissen, bedenk daarbij dat de kosmos niet bestaat; hij is een illusie. Hij bestaat niet, heeft nooit bestaan en zal nooit bestaan. Het scheppen van de kosmos, het uiteenvallen of oplossen van de kosmos, die miljarden schepsels die verschijnen en verdwijnen, het is alles slechts een droom. Er is helemaal geen individu (jivatma), geen Atma dat afzonderlijk bestaat. Hoe kunnen er dan miljarden individuele zielen zijn? Er is slechts Eén, ondeelbaar, volkomen en absoluut. Zoals die ene zon wordt weerspiegeld als miljarden zonnen in ontelbare meren, vijvers en waterdruppels, zo zijn die Jivatma's een afspiegeling van de Ene, in ieder individu waarop Hij zijn licht laat vallen.' Het Indiase denken brengt deze idee zeer helder tot uitdrukking in de woorden van zijn advaita-filosofen, de non-dualisten. Wij kunnen wel zeggen dat degenen die deze gedachte niet kunnen vatten, onder invloed staan van de oerillusie (mâyâ).

Zelfs dromen moeten gebaseerd zijn op de werkelijkheid. Zonder een basis van realiteit hebben de daaruit afgeleide ideeën en feiten geen bestaansrecht. Wanneer de grondslag ontbreekt, kunnen er geen andere dingen te voorschijn komen. Zonder een oerwezen kunnen andere wezens geen gestalte krijgen. Die basis is God (Ishvara). Hij is de Volmaakte. Hij is de denkende Geest, het Lichaam en het Atma. Jullie zijn slechts even werkelijk als een droom. Voor het oog dat de werkelijkheid kan zien, is de kosmos niet deze veelvuldigheid van naam en vorm, maar alleen Zijn, Bewustzijn en Gelukzaligheid (Sat-Chit-Ananda).

Denk eens na over de droom die jij bent. Hij ontstaat niet ergens buiten jouzelf, en de verschillende indrukken en activiteiten verdwijnen ook niet naar een plaats die ergens buiten jou ligt. Zij ontstaan in jou en verdwijnen in jou. Wanneer je droomt, houd jij de gebeurtenissen en personen voor echt. De gevoelens van smart en verrukking, van angst, zorg en blijdschap, ervaar je evenzeer als werkelijkheid als in wakende toestand. Op dat ogenblik verwerp je die dingen niet als illusie.
De kosmos is Gods droom. Deze ontstaat in Hem en gaat weer op in Hem. Hij is een voortbrengsel van Gods denkende geest. Al die levens, al dat steeds weer komen en gaan, zijn een fantasievol weefsel van mâyâ, onwerkelijke fantasieën, een onechte buitenkant. Jijzelf bent volkomen, jij bent God. God is jou [
bew.]. Zij die deze hoogste wijsheid hebben ervaren, kunnen hier en nu opgaan in de Ene.

        

Inhoudsopgave          

                  

 

[*] Zie het Srîmad Bhâgavatam, Canto 1, hoofdstuk 3, Krishna is de Bron van alle Incarnaties.

[**] Zie ook Bhagavad Gîtâ, Hoofdstuk 11: De Yoga van de Universele Gedaante: Over de konfrontatie met het volledige van Zijn werkelijkheid.