Dit is een e-boek geschikte download.
Terug naar:
http://vahini.org



"Mijn Naam is Waarheid"
het leven van Sathya Sai Baba
door
Wim G.J. van Dijk


Copyright © Stichting Sri Sathya Sai Baba - Nederland - 2003
en
Wim G.J. van Dijk, Arnhem

Uitgever: Stichting Sri Sathya Sai Baba - Nederland, Postbus 2349, 3500 GH Utrecht.
ISBN: 90-72308-36-0




INHOUD:

Inleiding
Enige informatie over Sai Baba

1. Wat vooraf ging 
2. Jeugdjaren
3. Lagere schooljaren
4. De middelbare school
5. Ik ben Sai Baba
6. Alles is illusie
7. De Oude Mandir
8. Meer tekenen van Zijn ware aard
9. Mijn geliefde broeder
10. Prasanthi Nilayam
11. Toenemende bekendheid
12. Jullie vreugde is mijn voedsel
13. De eenheid van alle godsdiensten
14. Bezoek aan Afrika
15. Liefde kent geen pijn
16. De Vormloze met vorm, de Naamloze met naam
17. Mijn leven is mijn boodschap
18. De 21ste eeuw

Enige verklarende aantekeningen
Belangrijkste geraadpleegde literatuur


Inleiding

Van en over de uit India afkomstige spirituele leraar Sathya Sai Baba zijn inmiddels in vele talen - waaronder ook het Nederlands - zeer vele boeken verschenen. Veel schrijvers behandelen Baba's leven en leringen in zijn totaliteit of lichten een onderdeel uit zijn leringen en behandelen dat tot in de kleinste details. Anderen vertellen over hun ervaringen met Baba of over de ervaringen van anderen. In het Nederlands was er tot nu toe nog geen biografie verschenen over deze spirituele leraar, die van zichzelf zegt: 'Ik ben God!' Met de publicatie van dit boek is deze lacune opgevuld.

Voor de feiten uit Sai Baba's leven is met name gebruik gemaakt van de publicaties die achterin dit boek staan vermeld en daarvan zijn, naast Baba's eigen teksten, de boeken van prof. Kasturi het uitgangspunt geweest. Andere schrijvers wijken soms af van de feiten zoals die bij deze officiële biograaf van Sai Baba vermeld staan. In twijfelgevallen is gekozen voor de versie van Kasturi. Soms is niet duidelijk wie er gelijk heeft, maar je kunt je afvragen of dat wel zo belangrijk is. Sai Baba heeft gezegd dat hij eindeloos redetwisten over wetenschappelijke details betreffende tijd en plaats afkeurt. In biografieën over Baba moet het daarom niet in eerste instantie gaan om de feiten uit zijn leven, maar om de onveranderlijke waarheid, die achter de feiten ligt. Baba zelf brengt de mensen soms in verwarring door in toespraken tegenstrijdige namen en data te noemen. Misschien is dat zijn manier om het onderzoeken van dergelijke weetjes te ontmoedigen.
Niettemin is het onderhavige boek wat de feiten betreft een 'studieboek'. Maar de lezer zal geen overdaad aan namen, plaatsen, jaartallen en voetnoten aantreffen. Voor deze werkwijze is gekozen om de leesbaarheid te vergroten en daarmee zal dit boek voor veel belangstellenden een goede ingang zijn tot Sai Baba's leringen.

Toen Sai Baba van Shirdi (de vorige belichaming van Sathya Sai Baba) hoorde dat Hemadpant zijn leven wilde beschrijven, zei hij: 'Wanneer zijn ego volledig vernietigd is en er geen spoor meer van over is, zal ik zelf in hem gaan en mijn levensloop schrijven. Door het vernemen van de gebeurtenissen uit mijn leven en mijn leringen zal geloof in het hart van de devotees ontstaan en zij zullen zeker zelfverwerkelijking en gelukzaligheid verwerven. Maar laat niemand trachten zijn eigen visie te geven en laat niemand proberen om welke mening dan ook van een ander te weerleggen. '

Dan nog enkele praktische zaken.

Wanneer Sai Baba letterlijk wordt geciteerd, zijn die teksten cursief gedrukt en dat geldt dus ook voor zijn woorden die voorkomen in dialogen. Veel dialogen komen uit de boeken van Kasturi, maar een deel daarvan heb ik zelf aangevuld of aangepast en weer een ander deel van de dialogen heb ik zelf geschreven. Als er sprake is van een dialoog waaraan ook Baba deelneemt, is eenvoudig te zien of Baba's tekst een letterlijk citaat is, aangezien in dat geval zijn tekst cursief gedrukt is. Dialogen maken een tekst levendiger en daarom is er in dit boek geregeld gebruik van gemaakt. Dit heeft evenwel niets aan de feiten op zich veranderd, want ook in de door mijzelf geschreven dialogen ben ik zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst gebleven. Die oorspronkelijke tekst komt meestal uit de boeken van Kasturi, maar soms citeert deze Sai Baba en anderen in verschillende boeken op verschillende wijze. Dan zijn er dus twee verschillende 'letterlijke' citaten betreffende dezelfde gebeurtenis. Kennelijk heeft hij zich bij het citeren enige vrijheid veroorloofd en daarom heb ik gemeend ook enige vrijheid te mogen nemen.
Op het uitgangspunt dat alle letterlijke citaten van Baba cursief gedrukt zijn, is een uitzondering. De tekst van het toneelstukje in hoofdstuk vier is uit praktische overwegingen namelijk niet in zijn geheel cursief gedrukt.

Het is in India de gewoonte om van een pasgeboren baby te zeggen dat hij één jaar is. Er is dus altijd een verschil van één jaar in de leeftijdsaanduiding tussen India en de Westerse wereld. In dit boek is consequent gekozen voor de Westerse telling.

Zij die proberen te leven overeenkomstig de leringen van Sai Baba, worden wereldwijd 'devotees' of 'Sai-devotees' genoemd. In dit boek is daarom steeds dit Engelse woord 'devotee' gebruikt, ook al bestaat er een goed Nederlands woord voor, namelijk 'toegewijde'.

En dan moet ik mij nog bij voorbaat verontschuldigen voor de Sanskriet woorden die zo nu en dan worden gebruikt. Zo nodig is bij het betreffende woord een korte verklaring gegeven. Verder zijn enkele Sanskriet woorden achterin het boek, onder het hoofdje 'Enige verklarende aantekeningen', nog nader verklaard. Onder datzelfde hoofdje is ook een korte toelichting gegeven op enkele namen en begrippen die niet bij alle lezers bekend zullen zijn. De nummers in de tekst verwijzen naar dit overzicht.

Tot slot wil ik Sai Baba bedanken voor de kans die hij mij heeft gegeven om hem te dienen door het schrijven van dit boek. En verder wil ik mijn moeder en Sjoukje van Dalen bedanken. Zij hebben verscheidene versies van mijn manuscript gelezen en ik heb veel gehad aan hun opmerkingen.

Enige informatie over Sai Baba

Aangezien deze publicatie voor sommigen het eerste boek zal zijn dat zij lezen over Sai Baba, is het goed om eerst enige feitelijke informatie over deze Avatar te laten volgen.

In ieder tijdperk zijn er grote wijzen, profeten en boodschappers op aarde geweest om de mens de weg naar God te wijzen. Wanneer de problemen op aarde erg groot zijn, komt God echter zelf naar de aarde in de vorm van een Avatar. Een Avatar is dus de vormloze God die naar de aarde afdaalt en een menselijk lichaam aanneemt.

Sathya Sai Baba is zo'n Avatar. Hij werd geboren op 23 november 1926 in een dorpje in Zuid-India en hij heeft voorspeld dat hij in dit lichaam 95 jaar oud zal worden. Bij zijn geboorte kreeg hij de roepnaam Sathya, hetgeen 'waarheid' betekent. Reeds tijdens zijn jeugd deed hij vele wonderen en toen hij dertien jaar was, maakte hij zich bekend als (Sathya) Sai Baba, de tweede belichaming van de Sai-Avatar. De eerste belichaming werd Sai Baba van Shirdi genoemd. Deze Shirdi Sai leefde van 1835 tot 1918 en bracht het grootste gedeelte van zijn leven door in het dorpje Shirdi, gelegen op ruim driehonderd kilometer ten oosten van Bombay.

Sedert zijn bekendmaking hebben miljoenen mensen zich tot Sathya Sai gewend voor hulp in lichamelijke en geestelijke nood en voor onderricht op het spirituele pad, een pad dat uiteindelijk zal leiden tot het doel van het leven, de eenwording met God.
Sai Baba predikt geen nieuwe godsdienst. Hij wijst ons op de fundamentele waarden die aan alle godsdiensten ten grondslag liggen, namelijk waarheid, juist gedrag, liefde, vrede en geweldloosheid, en hij spoort ons aan om deze waarden in praktijk te brengen.

De schepping, zegt hij, is God met daaraan toegevoegd een tijdelijke naam en een tijdelijke vorm. Er bestaat dus niets behalve God. Deze opvatting heet advaita of monisme en wordt ook Vedanta genoemd.
Na de dood van zijn lichaam zal hij in het huidige tijdperk nog eenmaal op aarde komen. Hij zal dan de naam Prema Sai Baba dragen. Prema betekent 'goddelijke liefde'. Prema Sai zal worden geboren in het dorp Gunaparthi, gelegen tussen de steden Bangalore en Mysore.

Overigens is God in de loop der tijden reeds in vele belichamingen op aarde geweest en Sai Baba noemt met name vaak Rama en Krishna. Rama leefde meer dan twintigduizend jaar geleden en was de belichaming van waarheid en juist gedrag. Krishna leefde ruim vijfduizend jaar geleden en was de belichaming van vrede en liefde. In deze tijd, waarin de wetenschap lacht om spiritualiteit en waarin haat en vrees het hart van de mens hebben verduisterd, is nu de Sai-Avatar gekomen als de belichaming van al deze vier.
Voor uitvoerige informatie over Sai Baba's leringen verwijs ik graag naar mijn boek Bevrijding komt niet uit de hemel vallen. (Uitgeverij Ankh-Hermes, tweede druk, 1992.)
Hierin vindt de lezer ook informatie over Shirdi Sai en Prema Sai, over het leven van Jezus zoals ons dat door Sai Baba is verteld en over de opmerkelijke overeenkomst tussen de leringen van Baba en Jezus.

1. Wat vooraf ging

 
'Toen Baba werd geboren, kende hij zijn goddelijkheid en wist hij dat hij God zelf was.'

'Jullie zijn allen God. Het enige verschil is dat ik het weet en dat jullie het nog niet weten.' Hij is de totaliteit van goddelijke energie en zijn kracht is veel groter dan de goddelijke kracht die in ieder mens afzonderlijk aanwezig is.

Hij kwam naar de aarde met een bepaalde taak: 'De goddelijkheid, die in iedereen aanwezig is in de vorm van een vonkje, bestaat in mij als de volledige vlam en het is mijn zending om elk goddelijk vonkje in iedereen te ontwikkelen tot de volheid van de goddelijke vlam.'
Om die taak te kunnen vervullen, zou hij geboren worden in de Ratnakaram Raju familie in het dorpje Puttaparthi in het zuiden van India. Daarna zou hij stap voor stap verder gaan.

Laten wij nu eerst teruggaan naar het moment van de conceptie. Hij had besloten niet geboren te worden als de vrucht van het samenkomen van een man en een vrouw, maar de aarde te betreden via rechtstreekse indaling in de moederschoot. Easwaramma zou zijn moeder worden. Zij was wel niet zo jong meer, maar zij was zo deugdzaam, liefdevol, zachtmoedig en bescheiden en toch ook zo verstandig. In de nacht voorafgaande aan de indaling had Lakshamma, de schoonmoeder van Easwaramma, een droom gehad van Sathya Narayana, de vorm van Vishnu (
1) die zij zozeer aanbad. En in die droom had deze haar gezegd, Easwaramma te vertellen dat zij niet moest schrikken als er iets vreemds zou gebeuren, want dat zou dan de wil van God zijn.
De volgende morgen in alle vroegte was het gebeurd. Easwaramma was water gaan halen bij de bron toen een grote bal van blauw licht naar haar toe rolde. Zij viel flauw, maar nog juist voordat zij helemaal buiten bewustzijn raakte, ervaarde zij hoe het licht in haar kwam.

Laten wij vervolgens nog verder teruggaan in de tijd.
Kondama en Lakshamma - die de grootouders van Sai Baba zouden worden - hadden twee zonen en drie dochters. De beide zonen hadden zij uit eerbied voor hun goeroe Venkapa genoemd.
Om hen te onderscheiden noemden zij de oudste Pedda en de jongste Chinna, wat zoveel als Senior en Junior betekent. Op een mooie dag in het jaar 1903 besloot Kondama om enige tempels te gaan bezoeken en om dan gelijk een bezoek te brengen aan de huurders van enkele stukken land die hij bezat en aan zijn zuster Venkatamma en haar echtgenoot Subba, die woonden in een afgelegen gebied. Hij nam Pedda Venkapa met zich mee, want het leek hem goed dat deze de huurders zou leren kennen. Bovendien was het een moeilijke en vanwege struikrovers ook gevaarlijke reis, dus was het wel prettig om met zijn tweeën te zijn.
En dan had hij wat Venkapa betreft nog een ideetje, maar dat hield hij voorlopig voor zich, al had hij er wel met zijn vrouw over gesproken.
Na een tocht van meer dan 160 kilometer kwamen de reizigers aan in het dorp Kolimigundla, waar zich de boerderij van Subba Raju bevond. Subba was een overtuigd devotee van Ishvara - een andere naam voor Shiva. In zijn dorp had hij vele jaren eerder zelfs een tempel voor hem gebouwd en zijn oudste dochter had hij Ishvaramba genoemd, hetgeen letterlijk 'moeder van God' betekent.
Subba en zijn vrouw waren erg verheugd Kondama te zien, want hun laatste ontmoeting was al jaren geleden. Na het uitwisselen van allerlei nieuwtjes kwam het gesprek op de huidige situatie in Kolimigundla. Subba klaagde over de onvruchtbaarheid van het land, het onaangename klimaat en het feit dat hij zijn familie zo zelden zag.
Enthousiast begon Kondama te vertellen over het gebied rond Puttaparthi, dat heel vruchtbaar was doordat de Chitravati erdoorheen stroomde. Bovendien wist Kondama dat er rond Karnatanagapalli, het dorp recht tegenover Puttaparthi op de andere oever van de rivier, grond beschikbaar was om te gaan bebouwen. Waarom verkocht Subba zijn land en zijn huis niet en kwam hij naar Karnatanagapalli? Subba aarzelde, want dat was toch wel een hele grote stap. Hier was hij geboren en hier was hij opgegroeid. Toen hij bleef aarzelen, kwam Kondama met zijn laatste en grootste troef: hoe zou Subba het vinden als Pedda Venkapa zou trouwen met zijn dochter Ishvaramba? Venkapa was nu achttien jaar en hij was een gezonde, sterke, intelligente en deugdzame man. Bovendien bezat Kondama voldoende land om zijn kinderen een goed leven te kunnen bieden. Dit aanbod kon Subba niet weigeren.
Niet lang daarna trouwde de nu dertienjarige Ishvaramba met Venkapa. Nog vóór Subba zijn voornemen om te verhuizen kon uitvoeren, overleed hij. Kort daarop verkocht zijn weduwe alle bezittingen en vestigde zich met haar andere vijf kinderen in Karnatanagapalli.
Na de bruiloft trak Ishvaramba - wier naam later algemeen geschreven werd als Easwaramma - in bij haar schoonfamilie, zoals dat de gewoonte was.
Zij was de oudste schoondochter en als zodanig was het bestieren van het huishouden haar taak. Een zware taak voor een meisje van nauwelijks dertien. Maar zij redde zich aardig. De andere huisgenoten, waaronder ook een oom en tante en enkele neven en nichten, hielpen haar zoveel mogelijk en iedereen ging al snel veel van haar houden. Zij stond altijd voor iedereen klaar en was erg zorgzaam. Evenals haar schoonmoeder bad zij tot Sathya Narayana, de Heer die als de hoogste waarheid in alle wezens woont. Maar ook ging zij geregeld naar de andere tempels in het dorp.

In het eenvoudige huis van Kondama was het altijd een drukte van belang. Officieel behoorden de Raju's tot de kaste van de kshatriya's, de strijders, maar reeds lang geleden hadden zij de uiterlijke strijd vervangen door de innerlijke strijd. Zij streden niet langer tegen uiterlijke vijanden, maar tegen innerlijke vijanden als woede, hebzucht en jaloezie. Door middel van toneel en poëzie probeerden zij de heilige boeken uit te leggen aan en te populariseren voor hun dorpsgenoten en de mensen uit de omliggende dorpen. In het huis van Kondama was het dan ook een komen en gaan van mensen die teksten of muziek schreven, toneelstukken oefenden of instrumenten bespeelden. Bovendien was Kondama persoonlijk zeer geliefd bij velen. Als iemand hulp nodig had, ging hij naar Kondama. Men vroeg zijn zegen bij aanstaande huwelijken, bij de aankoop van een os en zelfs bij ploegen, zaaien en oogsten. Hij stond altijd met raad en daad voor iedereen klaar, maar zijn eigen zaken behartigde hij minder goed. Hij vergat stukken land te verhuren waardoor ze soms jarenlang braak lagen en hij vergat zijn belasting te betalen met het gevolg dat hij na enige tijd vrijwel niets meer bezat.

Met Venkapa en Easwaramma ging het intussen goed. Zij gingen veel van elkaar houden en na enkele jaren kregen zij een zoon, die zij Seshama noemden. En in de jaren daarna kwamen er nog twee dochters: Venkamma en Parvathamma.
Maar daarna kregen zij een moeilijke tijd. Easwaramma kreeg viermaal een miskraam. Omdat zij dachten dat dit te maken had met zwarte magie, gingen zij naar duiveluitdrijvers en droegen zij talismans. Ook hielden zij puja's (erediensten) in de plaatselijke tempels en bezochten zij heilige plaatsen in de omgeving. Toen Easwaramma opnieuw in verwachting raakte, was iedereen heel bezorgd. Haar schoonmoeder bad veel tot Sathya Narayana en vroeg hem om een gezonde kleinzoon. In diezelfde tijd droomde Kondama enkele malen over zijn goeroe Venkavadhuta, die hem in zijn dromen vertelde dat hij voorbereid moest zijn - maar waarop, dat vertelde hij er niet bij.

Easwaramma had slechts heel weinig opleiding gehad, ze kon nauwelijks lezen en schrijven, maar dat was niet zo belangrijk. Zij kende een diep innerlijk weten - het resultaat van ontelbare goede daden in vele vorige levens. Maar ondanks de gebeurtenis bij de bron en ondanks dit diep innerlijk weten, zou het tot Baba's dertiende jaar duren vóór zij diens ware aard werkelijk zou beseffen en zou kunnen aanvaarden en zij zou vrijwel haar hele leven zelfs nog twijfels omtrent zijn goddelijkheid hebben.

Pedda Venkapa, een vroom en eenvoudig man, maakte zich ernstig zorgen. Het was al begonnen toen zijn vrouw hem vertelde dat zij, na vier miskramen, weer zwanger was. Zij had een vreemd verhaal verteld over een gebeurtenis bij de bron, maar het had hem het beste geleken daar maar niet op te reageren. Hij had al genoeg aan zijn hoofd: een vrouw, een zoon, twee dochters en het toezicht op zijn land en personeel. En de laatste tijd was zijn vrouw zo in zichzelf gekeerd. Zij leek hem vaak niet eens te horen wanneer hij haar iets vroeg. En nu kwam daar ook nog die kwestie van de tambura (een snaarinstrument) en de maddala (een trommel) bij. Al verscheidene malen was hij de laatste tijd 's nachts wakker geworden door geluiden in de woonkamer. Het leek wel of de tambura en de maddala uit zichzelf speelden. Maar dat was natuurlijk onzin. Het zou de wind wel zijn, of zouden het wellicht muzikale voorvaderen zijn die iets kenbaar wilden maken? Hij besloot binnenkort eens naar een sterrenwichelaar te gaan; misschien kon die hem wat wijzer maken. Venkapa was eerst naar verscheidene astrologen in het dorp gegaan, maar die konden hem niet helpen. Toen was hij naar een hele beroemde sterrenwichelaar in Bukkapatnam gegaan. Nadat hij had uitgelegd wat er aan de hand was, had de astroloog vragen gesteld, in dikke boeken gebladerd en aantekeningen gemaakt en tenslotte had hij gevraagd: 'Is de muziek mooi en kalmerend?'
'Ja,' had Venkapa geantwoord, 'de klanken gaan dwars door je heen.'
'Is er in uw huis een vrouw die een baby verwacht?'
Hij had bevestigend geknikt.
Vervolgens zei de astroloog: 'Het zijn de goden zelf die deze muziek maken en zij doen dat om de baby in de baarmoeder te plezieren.' Venkapa was verbijsterd geweest. De hele weg naar huis had hij die laatste zin voor zichzelf herhaald. Wat zou de toekomst brengen? Hij huiverde.

2. Jeugdjaren
 
Het was 23 november 1926, de dag van Sai Baba's geboorte en daarmee de dag waarop zijn taak op aarde begon, ook al wist nog vrijwel niemand dat. Hij bezat reeds alle krachten die hij later een voor een zou openbaren tot heil van de schepping. De volgende dag zou Sri Aurobindo in zijn ashram in Pondicherry aan de aanwezigen vertellen dat Krishna, God, opnieuw op aarde was gekomen en na enige tientallen jaren zou men zich dit herinneren en begrijpen dat hij over de komst van Sai Baba had gesproken.
Puttaparthi, het dorpje waar hij geboren werd, telde in die tijd nog geen duizend inwoners en toch zou het eens miljoenen mensen naar zich toetrekken. Aan één kant van het dorp stroomde de Chitravati en het gehele dorp was omringd door heuvels. Het dorp lag als het ware in een vallei en daardoor kon het er 's zomers erg heet worden, soms wel vijftig graden Celsius of meer. Puttaparthi betekent letterlijk 'een plaats vol mierenheuvels die een schuilplaats bieden aan slangen' - en dan met name aan cobra's.

Easwaramma had zojuist in alle vroegte haar Sathya Narayana puja (eredienst) beëindigd toen de weeën begonnen. Haar schoonmoeder bevond zich op dat moment in het huis van de priester om ook haar puja te doen en de aanstaande vader stuurde onmiddellijk iemand naar haar toe om te vragen of zij direct wilde komen, maar dat weigerde zij. Zij had zoveel vertrouwen in God dat zij eerst haar gebeden wilde afronden voor zij zou komen. Toen zij tenslotte kwam, bracht zij de gezegende bloemen en het gezegende water van de puja mee voor haar schoondochter. Buiten hoorden zij de andere dorpelingen de namen van Shiva zingen, want deze maandag de 22ste november was gewijd aan Shiva en de zon was nog niet opgekomen. Voor de dorpelingen liep in die tijd de dag namelijk nog van zonsopgang tot zonsopgang en dus was het voor hen nog maandag. En op het moment dat de horizon rood kleurde als aankondiging van de opkomende zon, werd God geboren in een menselijk lichaam. Het was 5.06 uur en de maandag ging nu over in de dinsdag, de dag die gewijd is aan Ganesha - hij die de obstakels uit de weg ruimt op de weg naar God.

Lakshamma controleerde de baby van top tot teen en de andere aanwezige vrouwen - waaronder zijn grootmoeder van moeders zijde en buurvrouw Subbamma - keken stralend toe. Groot was hun verrassing toen zij zagen dat het kind op zijn voetzolen moedervlekken had in de vorm van een schelp en een wiel, tekens die zij herkenden als symbolen van Vishnu. De uitgeputte moeder nam het kind in haar armen en allen feliciteerden haar met deze prachtige zoon. Nadat hij gewassen was, legde Lakshamma hem in een bedje van doeken in een hoek van de kamer en dat was het moment voor het eerste wonder na zijn komst op aarde. Aanvankelijk hadden de aanwezige vrouwen niet in de gaten dat de doeken op een vreemde manier gingen bewegen, maar dat duurde niet lang. Subbamma wees opeens angstig naar het bedje en toen schrokken ook de anderen. Nog voor een van hen haar handen had kunnen uitsteken om te kijken wat er aan de hand was, kroop er een cobra onder het bedje vandaan. Allen deinsden terug, want een cobrabeet is dodelijk. De cobra gleed echter weg van het bedje en verdween spoorloos. Snel keek Lakshamma of er niets aan de hand was met de baby en pas toen zij hem rustig zag slapen, was zij gerustgesteld. Deze gebeurtenis zou het hele dorp rondgaan en in het geheugen van velen blijven hangen. Degenen die in de heilige boeken waren onderlegd, zouden spreken over Shesha, de slang waarop Vishnu vóór de schepping rustte in de melkzee, en zij zouden zich afvragen wie er in hun midden een lichaam had aangenomen. En dit was nog maar het begin...

Zijn ouders gaven hem de namen Venkata Sathya Narayana. Venkata, net als zijn vader ter ere van de goeroe Venkavadhuta, en Sathya Narayana op uitdrukkelijk verzoek van zijn moeder, als dank aan deze vorm van Vishnu tot wie zij gedurende de gehele zwangerschap en ook reeds daarvóór had gebeden. Hij had haar de zoon geschonken om wie zij gebeden had; daaraan bestond voor haar geen twijfel. En dus was het deze naam die bij de narnakaranam, de naamgeving, in zijn oor werd gefluisterd. Voorlopig zou hij Ratnakaram Venkata Sathya Narayana Raju heten. In de wandeling: Sathya.

Easwaramma moest haar baby met het stralende gezichtje en de prachtige zwarte krulletjes geregeld uit handen geven en dat viel haar niet altijd licht, hoewel zij ook wel genoot van alle aandacht die haar kind kreeg. Soms nam haar schoonmoeder hem mee naar haar echtgenoot Kondama, die zich vaak in een door hemzelf gebouwd hutje, gelegen naast het ouderlijk huis, afzonderde om te bidden en te mediteren.

Ook kwamen er veel buurvrouwen over de vloer om hem urenlang te knuffelen. Soms had Easwaramma het er moeilijk mee wanneer een vrouw uit een lagere kaste hem wilde vasthouden, maar dan stak hij zijn armpjes naar deze vrouw uit om duidelijk te maken wat hij wilde. Hielp dat niet, dan begon hij erbarmelijk te huilen en dan kon zijn moeder niet anders dan hem in de armen van die vrouw leggen. Op grond van haar opvoeding en de plaatselijke gewoonten had Easwaramma soms moeite met de omgang met mensen uit een lagere kaste, maar dat gold niet voor Sathya. Voor hem waren alle mensen gelijk - zij waren allen in wezen God. 
Ook Subbamma Kamam nam hem geregeld mee naar haar grote, stenen huis, dat slechts twee huizen van dat van de Raju's vandaan stond. Zij en haar echtgenoot waren Brahmanen en behoorden dus tot de hoogste kaste. Bovendien waren zij de rijkste mensen van het dorp. Subbamma's echtgenoot was het dorpshoofd en de dorpsboekhouder. In opdracht van de overheid hield hij het plaatselijke kadaster bij en inde hij de belastingen voor de landbouwgrond. Hij was dus ook een belangrijk man. Aangezien de Karnams bovendien reeds tamelijk oud waren en zelf geen kinderen hadden, kon Easwaramma het niet over haar hart verkrijgen om Subbamma te weigeren hem zo nu en dan mee te nemen en te knuffelen. Bovendien maakte hij heel duidelijk dat hij daarvan genoot. Het kwam zelfs zover dat sommige mensen zijn echte moeder Devaki gingen noemen, de naam van de echte moeder van Krishna, en Subbamma gingen zij Yashoda noemen, die de pleegmoeder van Krishna was.

Reeds eerder is vermeld dat Easwaramma een diep innerlijk weten kende aangaande Sathya's ware aard, maar dat er toch zo nu en dan twijfel bij haar naar boven kwam. Toen hij ongeveer negen maanden oud was en zij weer eens dergelijke twijfels had, gaf Sathya haar een teken. Zij had hem juist in bad gedaan en aangekleed en zij had vibhuti (heilige as) (
2) uit de Shiva-tempel op zijn voorhoofd aangebracht. Vervolgens had zij hem in de schommelwieg gelegd en deze een duwtje gegeven. Terwijl zij de kokende melk van het vuur haalde, begon hij opeens te huilen. Nu huilde hij vrijwel nooit, dus enigszins verrast kwam zij naar de wieg, tilde het kind eruit en zette het op haar schoot. Hij hield op met huilen en begon licht uit te stralen. Langzaam liet hij een helder wit licht tevoorschijn komen tot het licht hem helemaal omringde. Easwaramma's ogen vulden zich met tranen van vreugde en de wereld om haar heen verdween. Zij kwam pas weer tot zichzelf toen haar schoonmoeder haar aanstootte en vroeg wat er aan de hand was. Enigszins aarzelend vertelde zij aan Lakshamma wat zij had meegemaakt. Deze keek bedenkelijk en waarschuwde haar schoondochter om dit verhaal aan niemand te vertellen. De mensen zouden het niet begrijpen en er zouden vreemde praatjes de ronde gaan doen. Easwaramma hield zich hieraan, maar haar schoonmoeder kon het niet laten om het zelf in vertrouwen aan haar echtgenoot te vertellen. Zou zijn eigen moeder nog lang twijfelen aan zijn aard, dat gold niet voor buurvrouw Subbamma. Zij begreep reeds heel vroeg wie hij was en zij twijfelde nooit. Haar zou je zijn eerste echte devotee kunnen noemen.

Sathya groeide voorspoedig op. Hij leerde kruipen, zette zijn eerste stapjes, sprak zijn eerste woordjes Telugu. Toen hij twee was, werd zijn hoofd kaalgeschoren en werden er gaatjes geprikt in zijn oorlelletjes. Deze ceremonie was gebruikelijk bij de hindoes. Mensen die naar het huis van Kondama kwamen om een toneelstuk te oefenen of muziek te maken, vergaten soms alles om zich heen om met de kleine jongen te spelen.
En toen hij op straat begon te spelen, was er altijd een drom andere kinderen om hem heen. Hij maakte daarbij geen onderscheid naar kaste of huidskleur. Naast Subbamma waren zij zijn eerste devotees. Zij zwierven rond, speelden in de meestal droge rivierbedding en zongen gezamenlijk bhajans (devotionele liederen). Kinderen waren en zijn nog altijd een dankbaar terrein voor een Avatar, een belichaming van God. Zij zijn van nature goed, liefdevol en vol mededogen voor mens en dier en zij hebben de neiging tot imitatie. De eerste jaren van zijn leven besteedde Sathya voornamelijk aan de kinderen en via de kinderen bereikte hij ook de ouders en andere volwassenen.
Een van de uiterlijke tekenen waardoor hij opviel, waren de strepen vibhuti die hij op zijn voorhoofd droeg en de ronde stip met kumkum (rood poeder) die hij tussen zijn wenkbrauwen aanbracht. De strepen wilde zijn moeder wel aanbrengen voor hem, maar tegen de stip had ze bezwaar. Deze zou het boze oog kunnen aantrekken! Voor de stip was hij daarom genoodzaakt kumkum uit de toilets pullen van zijn grote zusters te halen. Zoals Krishna boter 'stal' van de gopi's (de herderinnen van Brindavan), zo 'stal' Sathya kumkum van zijn zusters. Hoe zou hij zonder Shiva-strepen en zonder Shakti-stip herkenbaar zijn als Shiva-Shakti, bewustzijn en energie?

Sai Baba heeft nooit vlees of vis gegeten. God heeft de dieren niet geschapen om ze te laten doden door de mensen. Als kind vermeed hij altijd de plaatsen in het dorp waar varkens, schapen en kippen werden geslacht of waar vis werd gevangen. En hij hield zich ook altijd verre van keukens waar vlees werd gebraden. Wanneer hij hoorde dat zijn vader of een van de buren een kip greep om te slachten, dan ging hij erheen en nam het dier in zijn armen. Meestal werd het dier daarna toch wel geslacht, maar men voelde zich dan wat ongemakkelijk. Liefde voor dieren, ja, daar konden de dorpelingen wel begrip voor opbrengen, maar niet als het om hun maaltijd ging. Lichamelijke verlangens gingen bij de meeste mensen vóór alles. Zijn houding had wel tot gevolg dat zijn vriendjes ook bezwaar gingen maken tegen het slachten van dieren en dat de mensen uit de omgeving zijn handelen met aandacht gingen volgen. Sommigen noemden hem toen reeds Brahmajnani, een kenner van God.
Wanneer zijn ouders vlees wilden eten en verlangden dat hij dat ook zou doen, ging Sathya naar het huis van de familie Karnam. Zij waren immers Brahmanen en uit dien hoofde waren zij vegetariër en hij at dan mee van het voedsel dat Subbamma bereidde.
Later, toen hij een jaar of zes was en zijn grootvader Kondama alleen woonde in een huisje naast dat van Sathya's ouders - zijn vrouw was inmiddels overleden - ging Sathya geregeld vegetarisch koken voor hen beiden. Zij discussieerden dan vaak uitvoerig over allerlei religieuze onderwerpen en het verbaasde de grootvader niet, dat zijn kleinzoon kennelijk zeer goed thuis was in de heilige geschriften. Soms noemde hij de jongen zelfs liefkozend 'kleine goeroe'.

Niet alleen toonde Sathya mededogen met de dieren, maar uiteraard ook met de mensen. Wanneer hij een bedelaar hun huis zag naderen, rende hij snel naar huis - vaak met een hele rij vriendjes achter zich aan - om zijn moeder of zijn zusters ervan te overtuigen dat zij de man iets te eten moesten geven. Omdat hij zo aandrong, deden zij dat meestal ook wel, ofschoon zij een enkele maal een bedelaar wegstuurden. Sathya barstte dan in tranen uit en hield pas op met huilen wanneer zij de bedelaar teruggehaald hadden en hem alsnog iets hadden gegeven. Zijn moeder en zusters raakten soms geïrriteerd door de eindeloze stroom van blinden, lammen en zieken die dagelijks uit zichzelf naar hun huis kwam of door hun zoon en broer naar hun huis werd gebracht en zij beschouwden zijn handelwijze als kostbare en misplaatste liefdadigheid. 'Kijk dat kind nu toch! Hij ruïneert ons' en 'Hij denkt zeker dat hij de heer des huizes is,' werd er dan gemopperd. Nu was dat uit praktische overwegingen te begrijpen, maar wat zij niet zagen, was de eenheid van deze bedelaars met henzelf. De gehele schepping is één en dus moet je altijd helpen wanneer anderen in nood verkeren.
Zo nu en dan meende zijn moeder hem een lesje te moeten leren en zij zei dan: 'Sathya, je mag deze man voedsel geven, maar, denk erom, dan krijg jij vanmiddag niets te eten, want er is niet meer in huis!'
Sathya ging daar dan direct mee akkoord en hij weigerde die middag alle voedsel, ook al drong zijn moeder erop aan dat hij toch iets at. Natuurlijk wilde zij haar kind niets tekort doen, maar het zou in strijd geweest zijn met dharma (juist gedrag) (
3) wanneer hij dan toch iets zou hebben gegeten.
'Toen de honger van die man was gestild, was de mijne ook gestild,' zei hij dan en daarop had niemand een weerwoord.
Maakte zijn moeder zich teveel zorgen over zijn gezondheid, dan vertelde hij haar dat hij heerlijke rijstballen had gekregen van een oude man en hij liet haar aan zijn rechterhand ruiken om dat te bewijzen. Zijn hand rook dan naar ghi (geklaarde boter), melk en curd (yoghurt) en dan was zij gerustgesteld, ook al vroeg zij zich soms af wie die oude man toch wel was.

Zijn vriendjes wisten niet altijd wat zij met hem aan moesten. Vaak speelden zij met hem mee, bijvoorbeeld als hij protesteerde tegen het slachten van dieren of als hij bedelaars mee naar huis nam, maar soms kregen zij genoeg van hem en plaagden hem met het feit dat hij nooit loog tegen zijn ouders en dat hij altijd klaarstond om iedereen te helpen. Het was wel begrijpelijk dat zij niet altijd respect konden opbrengen voor hun ouders, want die gaven toch ook heel vaak het verkeerde voorbeeld. Over enkele jaren zou Sathya daar nadrukkelijk aan gaan werken. Voorlopig waren er reeds ouders van een aantal vriendjes, die hem aan hun kinderen voorhielden als voorbeeld. En dat gebeurde soms zo intensief dat zijn vriendjes hem reeds gingen beschouwen als hun goeroe.
Tijdens hun kinderspel aaide Sathya ieder dier dat op zijn weg kwam, ook al waarschuwden sommige volwassenen hem dat niet alle koeien, ossen en ezels te vertrouwen waren. Soms reageerden zijn vriendjes niet als hij de dieren aanhaalde, soms aaiden zij ze ook, maar zo nu en dan gebeurde het dat zij Sathya wilden plagen. Zij grepen dan een kip en zwaaiden die heen en weer aan haar poten, schopten een hond of draaiden de staart van een os om. Sathya werd hierover niet boos, want hij wist dat zij het deden zonder erbij na te denken. Het was niet echt hun bedoeling de dieren pijn te doen, ook al was het verkeerd.

Met Ramanavami, de viering van de geboortedag van Rama, was er in Puttaparthi altijd veel te doen. Aan het begin van de avond werd er meestal een toneelstuk opgevoerd, gebaseerd op een fragment uit de Ramayana, het epos over het leven van Rama. Sathya's inmiddels hoogbejaarde grootvader Kondama had daarin reeds talloze malen meegespeeld en hij deed dat nog steeds met groot enthousiasme. Niet alleen de inwoners van hun eigen dorp kwamen ernaar kijken, maar ook velen uit de omliggende dorpen. Puttaparthi had een goede naam op dit gebied. Later op de avond werd er een processie gehouden waarbij een grote afbeelding van Rama op een met bloemen overdekte ossenkar werd meegevoerd. Op de kar zat een priester om de bloemslingers en de kamfer van de bewoners aan te pakken. De mala's hing hij rond de afbeelding en met de brandende kamfer zwaaide hij ervóór. Toen Sathya vier jaar was, gebeurde het dat zijn vriendjes hem heel mooi aankleedden en hem op de kar onder de afbeelding van Rama neerzetten. Zo trok de stoet door het dorp en iedereen kwam naar buiten om te kijken, ook Sathya's ouders en broer en zussen. Die bleken zich juist zorgen te maken over hem, want zij hadden ontdekt dat hij ondanks het late uur niet in bed lag. Toen zij hem op de kar zagen zitten, vroegen zij aan zijn meelopende vriendjes waarom die hem op de kar hadden gezet.
'Omdat hij onze goeroe is!' zeiden ze tot verbazing van Sathya's familieleden.
 
3. Lagere schooljaren

In Puttaparthi was een kleine lagere school, bestemd voor de eerste twee leerjaren en daar gingen Sathya en zijn vriendjes naartoe toen zij vijf jaar waren geworden. De ouders van de meeste kinderen vonden het eigenlijk niet zo belangrijk dat hun kinderen iets leerden; belangrijker vonden zij het dat de kinderen niet rondzwierven met alle risico's vandien. Sathya's ouders vonden het wel belangrijk dat hun zoon naar school ging om iets te leren. Zij wisten heel goed dat hij een helder verstand had en zij zagen voor hem in de toekomst een goede betrekking, misschien wel in overheidsdienst, op voorwaarde dat hij behoorlijk geschoold zou zijn. De kinderen kregen van hun ouders nu ook een dhoti (lendendoek) of een korte broek en een shirt, terwijl zij vóór die tijd meestal naakt hadden gelopen. Kinderen tot een jaar of vier-vijf lopen in de warmere streken van India doorgaans naakt.
De lessen leverden voar Sathya geen enkel probleem op, maar hij luisterde toch aandachtig naar zijn onderwijzers en deed wat zij vroegen. Wanneer hij dat niet gedaan had, zouden ook zijn schoolkameraadjes hun best niet hebben gedaan en dat was niet de bedoeling.

In die tijd had deze school een - op zijn zachtst gezegd enigszins vreemd - strafsysteem voor laatkomers dat tot doel had de kinderen stiptheid te leren. Het eerste en het tweede kind dat de school binnenkwam en de onderwijzer groette, was op tijd. Alle anderen waren te laat en kregen voor straf met het rietje. Het aantal slagen hing af van de plaats die het kind innam in de rij van zogenaamde laatkomers. Het gevolg van dit systeem was dat vrijwel alle kinderen zéér vroeg naar school kwamen, ook bij regen en kou. En daar stonden zij dan te kleumen tot de lessen begonnen. Uit mededogen begon Sathya shirts, dhoti's en handdoeken van thuis mee te nemen om hen enigszins warm te houden. Zodra zijn ouders dit ontdekten, sloten zij alle kleding en dergelijke achter slot en grendel. Verder riep hij alle kinderen op een enigszins beschutte plek bij elkaar en begon met hen te zingen. Hij kende immers alle liederen die bij hem thuis werden geoefend voor de geregelde toneeluitvoeringen in het dorp. In die tijd begon hij zelfs al liedjes voor het toneel te componeren.
Naar aanleiding van dit strafsysteem volgt hier een voorval dat vele tientallen jaren later plaatsvond. Vanzelfsprekend is het belangrijk dat kinderen op tijd op school komen, maar het is nog veel belangrijker dat de onderwijzers op tijd zijn. Zij moeten immers het goede voorbeeld geven.
Op de dag dat Sai Baba een bezoek bracht aan een van de Saischolen in India, kwam een van de onderwijzers enkele minuten te laat. Na een rondleiding door het gebouw bezocht Baba juist zijn klas en hij stelde de kinderen allerlei vragen. Hij vroeg hun ook het een en ander over hun onderwijzer en hij eindigde met de vraag: 'Is hij nauwgezet?' Het deed de onderwijzer bepaald geen genoegen toen een meisje achterin de klas haar hand opstak en zei: 'Swami, hij was vanmorgen te laat.'
Baba keek afkeurend naar de ongelukkige man en verliet daarop de klas.
Toen hij de betreffende onderwijzer later die dag weer sprak, zei hij tegen hem: 'Dat was niet juist dat je vanmorgen een uur te laat op school kwam.'

'Nee, nee, Swami,' protesteerde de man in kwestie, 'ik was maar een paar minuten te laat.'
Waarop Baba concludeerde: 'Twintig leerlingen die ieder drie minuten hebben moeten wachten - een uur te laat!'

Na die twee jaar school in het eigen dorp moesten de kinderen voor de hogere klassen naar Bukkapatnam, een dorp dat zo'n vijf kilometer verderop lag, aan de andere kant van de rivier. Maar eerst moesten zij een soort examen afleggen om te zien wie er geschikt was om verder te leren. En zo gingen op een dag acht kinderen en een onderwijzer in een kar getrokken door een os op weg naar Panwarda in de buurt van Penukonda. De kar was afgeladen en telkens wanneer zij heuvelopwaarts moesten, kon de os het niet aan en moesten zij allemaal uitstappen en lopen. Nu zat er ook geen rem op de kar en dat betekende dat zij ook heuvelafwaarts moesten lopen. Zo liepen zij meer dan zij reden. In Panwarda gaf de onderwijzer nog tot vlak voor het examen les, maar daar was Sathya meestal niet bij aanwezig. Hij had namelijk de taak op zich genomen om te zorgen voor de maaltijden en dus stond hij een groot deel van de dag in de keuken om eten te koken. Na drie dagen examen te hebben afgelegd, gingen zij weer terug naar huis.

Toen de uitslag bekend werd gemaakt, bleek Sathya de enige van de groep te zijn die verder mocht leren. Dat alle anderen waren gezakt, werd mede veroorzaakt door het feit dat de kinderen in de war waren geraakt doordat de onderwijzers erg streng waren geweest. En dat was weer veroorzaakt door het feit dat dit speciale examen dat jaar voor het eerst werd afgenomen.

Vanaf die tijd ging Sathya samen met enkele neefjes en vriendjes en ook enkele oudere jongens iedere dag reeds vroeg met zijn boekentas op zijn hoofd of over zijn schouder op weg naar Bukkapatnam. In die tas zat ook zijn middageten, dat zijn moeder voor hem had klaargemaakt. Meestal bestond dat uit sangti (rijst en meel tezamen gekookt) en heerlijke chutney (een pikant mengsel van voornamelijk fruit en allerlei kruiden). Onderweg praatten en zongen de kinderen om de moed erin te houden, want het viel niet altijd mee. De weg naar Bukkapatnam was in die tijd nog erg slecht: zij moesten door de modder en over rotsen en in het regenseizoen moesten zij zelfs door diep water waden. En als de oudere jongens - die toch al jaloers waren op zijn studieresultaten - zich verveelden onderweg, dan konden zij Sathya altijd nog plagen. Zijn moeder zorgde ervoor dat zijn kleding altijd schoon en netjes gestreken was en dat konden de anderen niet erg waarderen. Zodra zij buiten het dorp waren, gebeurde het geregeld dat zij Sathya bij zijn voeten door de modder sleepten tot zijn kleren minstens even vuil en gekreukt waren als die van henzelf. Omdat deze handelwijze voortkwam uit onwetendheid, heeft Sathya er nooit over geklaagd en hij heeft het zijn schoolkameraadjes ook nooit kwalijk genomen.
Net als in Puttaparthi verzamelde Sathya zijn medeleerlingen om zich heen voor de lessen begonnen. Hij zette een afbeelding neer van Rama, Krishna of een andere godheid, zette er wat bloemen omheen en deed puja (eredienst). Na afloop deelde hij prasad (gezegend voedsel) uit en dat was voor velen de reden om de puja bij te wonen. Ook haalde hij soms voor hen uit zijn schooltas griffels, potloden, prachtig gekleurde knikkers of snoep tevoorschijn, wetend dat hun ouders dit veelal niet konden bekostigen. En als een van de kinderen ziek was of pijn had, haalde hij verse kruiden tevoorschijn die groeiden in het Himalaya-gebergte. Hij zei dan tegen de zieke dat hij daarop moest kauwen en het sap moest doorslikken. Wanneer de kinderen Sathya soms vroegen hoe hij aan al die dingen kwam, zei hij maar, dat hij die als een bijzondere gunst had gekregen van de dorpsgodin. De tijd en de kinderen waren nog niet rijp voor het moment van zijn bekendmaking. Vanuit Sai Baba's standpunt is er geen sprake van wonderen; alles wat hij doet, is gewoon een deel van hemzelf. Ondanks zijn verzoek om niet te praten over deze 'wonderen', vertelden de kinderen vaak aan hun ouders wat er was gebeurd. Sommige ouders waarschuwden dan hun kinderen dat zij beter niet met Sathya konden omgaan omdat deze aan zwarte magie deed. De kinderen trokken zich echter niets aan van dergelijke waarschuwingen en bleven gewoon met hem optrekken.

Wanneer een leraar hun dingen dicteerde, zat Sathya ook te schrijven. Wat niemand zag, was dat hij dan soms bhajans (devotionele liederen) zat te componeren of te vermenigvuldigen om ze later uit te delen aan zijn klasgenootjes.

Op een keer betrapte een van de leraren, Sri (mijnheer) Kondappa, hem en hij gaf eerlijk toe dat hij geen aantekeningen maakte van zijn lessen.

'Meneer,' zei hij, 'waarom zou ik opschrijven wat u zegt. Ik heb reeds begrepen wat u dicteert. Vraagt u mij maar wat u wilt over dit onderwerp en ik zal het juiste antwoord geven. '
De leraar was echter gekwetst in zijn trots en hij vond dat Sathya een slecht voorbeeld gaf aan de anderen en daarom beval hij hem op zijn bank te gaan staan en daar te blijven staan tot de les was afgelopen. Hij ging op de bank staan en stond daar dus nog toen de bel voor het volgende lesuur ging en Sri Mahbub Khan, de docent Engels, binnenkwam. Deze was verbaasd en geschokt te zien hoe zijn geliefde Sathya op de bank stond. Hij gaf heel veel om hem en hij was in die tijd een van de weinigen die zag dat Sathya goddelijke eigenschappen bezat. Hij vroeg aan Kondappa wat er aan de hand was en waarom hij niet van zijn stoel opstond om plaats te maken voor hem. Gespannen fluisterde deze hem toe dat hij niet van zijn stoel kon opstaan; wanneer hij oprees, ging de stoel mee. De kinderen die vooraan zaten, hoorden wat hij zei en begonnen te lachen en op Sathya te wijzen. Mahbub Khan knikte en adviseerde zijn collega de jongen van de bank te laten komen. Zodra Kondappa hem daarvoor toestemming had gegeven, kon hij zelf ook van zijn stoel opstaan.
Later vroegen mensen Sai Baba weleens waarom hij dat gedaan had. Had hij zo'n hekel aan die leraar? Nee, dat was het niet. Woede en haat maken geen deel uit van Baba. Het ging er alleen om de mensen uit zijn omgeving te laten zien dat hij anders was dan de andere kinderen. Bovendien was het voor de betreffende docent een les om te leren zijn trots los te laten.
Overigens werd dit verhaal in geuren en kleuren door de kinderen van de klas rondverteld en zo kwam het ook Sathya's ouders ter ore. Die waren erg boos op hun zoon en zijn moeder waarschuwde hem om zoiets niet nog eens te doen: 'Je zult nog van school gestuurd worden en dan wil geen enkele andere school je nog hebben. En dan zul je opgroeien tot een nietsnut, die alleen maar vee kan drijven!'
Kort daarop hoorde zij dat alle kinderen en leraren haar zoon als een beroemdheid beschouwden ondanks of misschien wel juist dankzij dergelijke voorvallen. Kondappa schreef zelfs een gedicht waarin hij Sathya een goddelijk kind noemde. En toen Sathya korte tijd later de beste leerling van alle scholen uit de streek bleek te zijn, was zijn moeder weer trots op hem, al was zij ook wel enigszins bevreesd voor de jaloezie van de andere ouders.

Als beste leerling van zijn klas kreeg Sathya van de docenten de functie van toezichthouder over de andere kinderen. Hij moest het voorbeeld geven bij het schoonhouden van het klaslokaal en bij het tonen van discipline. Vóór de lessen begonnen maakte hij daarom altijd het schoolbord schoon en vaak maakte hij ook de banken schoon. Soms moest hij in opdracht van een leraar zijn klasgenoten straffen. Dat hoorde ook bij zijn functie. Toen hij op een keer de enige van de hele klas was die het antwoord op een vraag wist, zag de leraar daarin een reden om alle andere kinderen te straffen en Sathya kreeg de opdracht ieder van zijn dertig klasgenoten enkele klappen in het gezicht te geven. Hij moest hun neus met zijn linkerhand stevig vastpakken en dan met zijn rechterhand slaan. Aangezien sommige kinderen veel groter waren dan hij moest hij zo nu en dan op een bank gaan staan om deze onplezierige taak te kunnen uitvoeren. Uit mededogen sloeg hij hen niet erg hard, maar dat beviel de leraar absoluut niet. Hij riep Sathya bij zich en schreeuwde: 'Heb ik je gevraagd om haldi-poeder op hun wangen aan te brengen? Ik heb je gevraagd om hen te slaan. Ik zal je laten zien hoe dat moet!'
Hij pakte Sathya's neus vast en telde de klappen die hij hem gaf - dertig in totaal. Sathya verdroeg het stilzwijgend, want hij vond het niet juist tegen een docent in te gaan. Bovendien achtte hij het zijn eigen schuld dat de straf niet was uitgevallen zoals de leraar dat had bedoeld, hoe belachelijk het loon ook was voor het goede antwoord dat hij had gegeven.

Na schooltijd en in de vakanties trok Sathya vaak op met een hele groep kinderen. Soms gingen zij de heuvels in en andere keren speelden zij in de droge bedding van de Chitravati. Vaak probeerde Sathya hun iets te leren: verdraagzaamheid, eerlijkheid, samen delen. Daartoe haalde hij bijvoorbeeld een groot stuk suikergoed tevoorschijn dat zij onder elkaar mochten verdelen zonder ruzie te maken. Ook vertelde hij hun wel over de engelen van God, die zijn wensen uitvoerden. En soms was er louter lila, spel, om hun te laten zien dat voor God niets onmogelijk was. Zo verzamelde hij op een keer een hele groep vriendjes en zei dat zij kikkers zouden gaan vangen. Nieuwsgierig vroegen zij wat Sathya van plan was, wel wetend dat hij dieren nooit kwaad zou doen. Hij weigerde evenwel dat te vertellen en spoorde hen alleen maar aan om mee te gaan. Zij hadden een vrolijke middag en vingen wel tien of twaalf kikkers. Sathya liet de kinderen de diertjes in een korf doen die hij had meegebracht, legde er een doek overheen, hield zijn handen er even boven en liet toen een van de kinderen de doek wegtrekken. Deze deed dat met een enigszins angstig gezicht, maar wie schetst hun verbazing toen er uit de korf een zwerm zwaluwen opvloog. Druk napratend over dit wonder liepen zij later weer naar huis, waar zij het verhaal direct aan hun ouders vertelden.

Bij Sathya thuis was het nog altijd een drukte van belang. Er waren nu bijna twintig kinderen in huis, want behalve zijn ouders met hun inmiddels vijf kinderen woonden ook de broer en een zus van zijn vader met hun gezin in hetzelfde huis. Soms haalde Sathya voor zijn broertje - de vijf jaar na hem geboren Janakiram - en zijn neefjes en nichtjes pepermuntjes en dergelijke uit een lege tas als zij hun ouders hielpen met het werk of als zij een goed cijfer op school hadden gehaald.
Zelf gaf Sathya altijd het goede voorbeeld.
Niemand van het gezin had in die tijd veel kleren. De kinderen hadden de kleren die zij droegen en een stel extra. Sathya had vaak nog minder kleren dan de anderen en dat had meerdere redenen.
Zo gebeurde het eens dat hij op een erg koude morgen buiten kwam en daar een kind naakt zag lopen, bibberend van de kou. Hij trok direct zijn shirt uit en hielp hem het aan te trekken. Hoe kon hij anders handelen wanneer hij lijden zag?
Zo nu en dan bracht zijn vader allerlei kleurige lappen stof mee uit een winkel in Bukkapatnam of Anantapur om kleren voor de kinderen van te laten maken. Wanneer hij thuis kwam, dromden ze allemaal om hem heen om de mooiste lappen uit te zoeken.
Alleen Sathya hield zich afzijdig. Zijn moeder, die dat zag, zei dan: 'Sathya, moet jij niets uitzoeken?' Deze glimlachte en zei: 'Nee, moeder, geef de anderen de kleren maar die zij uitkiezen. Wat er overblijft, zal ik nemen.' Zij trok haar zoon dan naar zich toe, knuffelde hem en probeerde hem over te halen haar te zeggen wat hij graag wilde hebben. 'Maar jongen, is er dan niets wat je graag zou willen hebben? Zeg het en je krijgt het van mij.' 'Ik heb niets nodig, moeder. Wat u mij ook geeft, zal ik aanvaarden.' Na een dergelijke uitspraak verbaasde zij zich weer even over haar kleine Sathya en deed er verder het zwijgen toe. Sathya zelf straalde van vreugde als hij zag dat de andere kinderen gelukkig waren met hun keuze. En meestal bleef er nog wel iets over om een nieuwe broek of een nieuw shirt voor hem van te maken.

Soms maakte Easwaramma zich zorgen over het gedrag van haar zoon, dat nogal afweek van dat van de andere jongens uit het dorp. Hij vroeg nooit ergens om, was altijd tevreden met wat hij kreeg en stond altijd klaar om te helpen. Met het oog op de toekomst probeerde zij hem te stimuleren om meer voor zichzelf op te komen. Zij hoopte dat hij zanger of danser zou worden, of wellicht dichter of toneelschrijver of zelfs regisseur, want zij zag duidelijk dat hij dergelijke capaciteiten bezat. Maar zij wist ook dat de samenleving vaak hard was en dat hij zou moeten vechten als hij iets zou willen bereiken in het leven. Haar moeite bleek evenwel steeds weer vergeefs. Sathya bleef even zachtaardig en gelijkmoedig als altijd, al betekende dat niet dat hij alle verkeerde dingen in de dorpsgemeenschap zomaar accepteerde.

Het dorpshoofd, de echtgenoot van Subbamma, was erg trots op zijn Hitler-snor, zijn dure polshorloge en zelfs op zijn Don Juan-allures en dat maakte hem niet tot een goed voorbeeld voor de andere dorpelingen. Daarom schreef Sathya een spotlied op hem en leerde dat aan zijn vriendjes. Iedere dag zongen de kinderen dit lied voor zijn huisdeur tot hij woedend naar buiten kwam om hun mores te leren. Dan renden zij hard weg zodat hij hen niet te pakken kreeg. Tenslotte werkte het: hij schoor zijn snor af, borg zijn horloge weg en stopte met zijn heimelijke bezoekjes. Subbamma had geen moeite met Sathya's gedrag, maar zijn eigen moeder schaamde zich voor hem en gaf hem een flink standje.
Meer van dergelijke speldenprikken zouden volgen.
In een volgend gedicht schreef hij over de grootgrondbezitters in het dorp die profiteerden van het werk van hun arbeiders, die in weer en wind de grond bewerkten om rijst te planten, te verzorgen en te oogsten. Met als excuus dat het kaste-systeem het nu eenmaal zo wilde, betaalden zij hun arbeiders vaak slechts een schamel loon voor hun harde werk. Ook dit lied zongen de jongens op vele plaatsen in het dorp, evenals liederen tegen andere sociale misstanden zoals overmatig drankgebruik, ontucht en analfabetisme. Sathya's moeder wrong haar handen bij zoveel brutaliteit van de kant van haar zoon en vroeg zich af of hij echt wel zo zachtaardig was als hij vaak leek te zijn. En de andere dorpelingen vreesden of hoopten juist dat Sathya een revolutie wilde ontketenen. Ja, hij wilde een revolutie ontketenen, niet met geweld, maar met liefde!

Sathya begon nu vaker gedichten en bhajans te componeren en teksten te schrijven voor de professionele uitvoeringen waaraan zijn grootvader, zijn vader, zijn oom Chinna Venkapa en nog enkele andere familieleden meededen. Wanneer zij aan het oefenen waren wanneer Sathya uit school thuiskwam, bleef deze vaak kijken. Hij gaf dan ook commentaar en zo gebeurde het al spoedig dat men hem vroeg mee te spelen. Aanvankelijk speelde hij in enkele stukken mee als de jonge Krishna, maar toen men op een gegeven moment behoefte had aan iemand die Draupadi, de echtgenote van de vijf Pandava's, kon spelen en er niemand beschikbaar was, kreeg Sathya die rol toebedeeld.
Draupadi is een belangrijke figuur uit de Mahabharata, het grote epos over het leven van Krishna. In het betreffende toneelstuk ging het om de scene aan het hof van de koning, waarin de Pandava's eerst al hun bezittingen en dienaren, vervolgens hun eigen vrijheid en tot slot hun echtgenote tijdens het dobbelspel verliezen aan de Kaurava's. Wanneer zij vervolgens in opdracht van de Kaurava's ontkleed zal worden, bidt zij in opperste wanhoop tot God om hulp. Dan geschiedt een wonder: het blijkt onmogelijk om haar te ontkleden, want aan de lengte van haar sari komt geen einde.
In het toneelstuk droeg Sathya maar liefst zeven sari's over elkaar heen voor deze slotscene, hetgeen alleen mogelijk was omdat hij zo tenger was. Het applaus was overdonderend!
Het zal niemand verbazen dat hij sindsdien vaker vrouwenrollen speelde, zoals die van Mohini, Devaki en Tara.

In die tijd bezocht een populaire toneelgroep de streek rond Puttaparthi. Deze trad op in vele steden en dorpen en men sprak over niets anders. Toen de groep een optreden in Puttaparthi verzorgde, ging Sathya ook kijken. Een van de leden van deze groep was een jong meisje dat geweldig kon dansen. In een bepaald dansnummer liet dit meisje, dat zich op het toneel Rishyendramani noemde, gedurende het gehele optreden een fles op haar hoofd balanceren met daarop een bord en daarop weer een aantal lichtjes. Op een gegeven moment ging zij dan op de grond zitten, strekte zich uit op haar buik en pakte met haar tanden een zakdoek van een lucifersdoosje dat op de grond lag. Daarna kwam zij weer overeind met de zakdoek tussen haar tanden, terwijl de fles en het bord met de lichtjes nog steeds op haar hoofd balanceerden. Een geweldig applaus was haar beloning.
Thuisgekomen probeerde Sathya haar optreden met de fles, het bord, de lichtjes en de zakdoek na te doen en dat ging perfect. Ondanks aandringen van zijn familie weigerde hij deze dans aan zijn repertoire toe te voegen. Binnen korte tijd wisten heel veel mensen dat hij dit kunststukje ook kon en toen enige ondernemende lieden hem enige tijd later vroegen om deze dans op te voeren tijdens de jaarlijkse veemarkt in Kothacheruvu, liet hij zich overhalen. Zonder overleg met hem kondigden zij vervolgens aan dat de beroemde Rishyendramani zou optreden. Op de dag van de jaarmarkt verkleedden Venkamma en Parvathamma hun broertje als meisje en brachten hem naar Kothacheruvu. Het gordijn ging open en het toneelstuk begon. Toen Sathya zijn dans opvoerde, was het publiek laaiend enthousiast. Niemand had in de gaten dat het Rishyendramani niet was. En hij had het nummer zelfs nog wat verbeterd: in plaats van een zakdoek met zijn tanden op te rapen, raapte hij met de stellage balancerend op zijn hoofd - met zijn ene ooglid een naald op. Na afloop van het toneelstuk stond de voorzitter van de feestcommissie erop 'Rishyendramani' een medaille op te spelden! Sathya's ouders vreesden dat hij nu door de mand zou vallen, maar alles ging gelukkig goed.
Nadien kreeg hij vele uitnodigingen om deze dans ook elders op te voeren, maar daaraan gaf hij slechts sporadisch gehoor. Toen hij enkele jaren later in Uravakonda woonde en daar een feest werd georganiseerd waarvan de baten bestemd waren voor de uitbreiding van de school, nodigde men ook Rishyendramani uit. Nu bleek zij op het laatste moment verhinderd te zijn en dat was een ramp, want de goede verkoop van de kaartjes was het gevolg geweest van haar aangekondigde optreden en bovendien waren er allerlei belangrijke personen uitgenodigd. Daarom ging Sathya naar het hoofd van de school en bood aan de plaats van Rishyendramani in te nemen. Deze aanvaardde het aanbod en het optreden was een groot succes. Toen een van de hoogwaardigheidsbekleders 'Rishyendramani' de volgende dag een sari als beloning wilde geven, kwam Sathya samen met het schoolhoofd het toneel op. Toen het hoofd vertelde dat Sathya degene was die de vorige dag had opgetreden, was iedereen stomverbaasd en nog dagen lang werd er druk over gepraat.

Toen hij een jaar of negen was, formeerde Sathya de Pandari Bhajan Groep. De leden van deze groep - totaal een stuk of achttien - waren merendeels dezelfde jongens als degenen met wie hij de spotliederen zong. Door middel van deze activiteiten hield hij de kinderen weg van verkeerde bezigheden zoals de hanengevechten en van de bioscoop, die inmiddels ook in Puttaparthi zijn intrede had gedaan. Nu is 'bioscoop' eigenlijk een groot woord voor de films die werden gedraaid in een achteraf-zaaltje, maar Sathya vond het belangrijk om de kinderen zo vroeg mogelijk te leren dat de meeste films een slechte invloed hadden. Zij toonden vaak alleen de ongunstige kant van het gezinsleven en verheerlijkten wreedheid en misdaad. De volwassenen kon hij niet tegenhouden, maar de kinderen vaak wel.
Gekleed in een okerkleurige bloes en broek en voorzien van enkelbelletjes trok de groep geregeld zingend en dansend door de straten van het dorp. Een van de kinderen bespeelde daarbij de trommel, een ander het harmonium en weer anderen droegen een vlag. Zij zongen bestaande bhajans en balladen, maar ook liederen die Sathya zelf schreef en die hij de kinderen leerde. De liederen gingen over pelgrims die verlangden naar darshan (het zien en/of ervaren) van de Heer, over de beproevingen van de lange reis, de vreugde bij het bereiken van de tempel, maar ook over een pelgrimstocht naar Shirdi waar het graf was van ene Sai Baba. Van Shirdi en Sai Baba hadden de kinderen nog nooit gehoord, maar zij zongen wat Sathya hun leerde. Veel toehoorders vroegen zich af waar Sathya gehoord had over die Sai Baba van Shirdi; zij kenden hem in ieder geval niet. Gezien de naam zou het, dachten zij, wel gaan om de een of andere moslim-fakir. Aangezien de dagelijkse bezigheden hen vrijwel volledig in beslag namen, vergaten zij weer om Sathya ernaar te vragen.
De Pandari Bhajan Groep had veel succes en de meeste dorpelingen gaven de kinderen graag de kleine financiële bijdrage die zij vroegen voor het instandhouden van de groep. Het ging om een vrijwillige bijdrage van slechts één anna per maand voor papier en pennen voor het vermenigvuldigen van de bhajans, voor de aanschaf van rijst die zij uitdeelden als prasad (gezegend voedsel), voor wierook, kamfer enzovoort. Deze munt, de anna, bestaat nu niet meer, maar hij had een waarde van één-zestiende roepie.
Tijdens de optredens was Sathya de voorzanger en in de toneelstukjes speelde hij vele rollen. Een van de teksten ging over Sri Narasimha van Kadiri en was gebaseerd op een bekend verhaal uit de streek. Narasimha was een Avatar (belichaming) van Vishnu en had de vorm van een man-leeuw. De groep zong over de manhaftigheid en de daden van Sri Narasimha en bij de regel 'Uit de pilaar van staal sprong de god als leeuw tevoorschijn' sprong Sathya plotseling op terwijl zijn gezicht een uitdrukking van woestheid en verontwaardiging aannam. Alle aanwezigen werden doodsbang bij die aanblik en enkele sterke mannen probeerden de jongen vast te grijpen. Tevergeefs! Niemand kon hem benaderen! Pas nadat enkele toehoorders puja voor Sathya - de gemanifesteerde god Narasimha - hadden gedaan, met de kamfervlam hadden gezwaaid en kokosnoten voor zijn voeten hadden gebroken, nam hij zijn normale vorm weer aan waarna het lied werd voortgezet.
Deze gebeurtenis verspreidde de faam van de groep naar alle dorpen in de omgeving en de kinderen werden steeds vaker uitgenodigd om elders op te treden. Immers, zo vertelden de dorpelingen elkaar, als de Pandari Bhajan Groep optrad, dan manifesteerde God zich zelf! Soms werden zij met een ossenkar gehaald en gebracht, maar soms moesten zij wel tien of twintig kilometer lopen om in het betreffende dorp te komen. Maar dat hadden zij er graag voor over.

Sathya's zuster Venkamma en haar echtgenoot Subba - hij was een jongere broer van Easwaramma - hadden besloten een eigen huis te bouwen. Het moest een stenen huis worden en dat was zeker in die tijd een hele klus. Met de hulp van vele familieleden, buren en vrienden hadden zij reeds honderden stenen gevormd uit klei. Deze lagen te drogen en zouden de volgende dag gebakken worden. Er lag al een hele berg hout gereed voor dat doel. Nu was het moessontijd en dat betekende vaak enorme stortbuien. En juist op dat moment, terwijl de stenen lagen te drogen, werd de lucht donker en dreigend. Een stortbui zou alle stenen in korte tijd veranderen in een berg vormeloze klei.
Een van de buren stelde voor om de stenen te bedekken met bundels gedroogde suikerrietbladeren. Een vriend van hem, die op de andere oever van de rivier woonde, zou die vast wel beschikbaar willen stellen. Onmiddellijk waadden alle mannen, vrouwen en kinderen door de Chitravati naar de tegenoverliggende oever. Sathya sloot de rij. En toen hij midden in de rivier stond, stopte hij en riep: 'Wacht allemaal!' Toen iedereen naar hem keek, hief hij zijn handen op naar de lucht en zei: 'Venkamma. Het zal droog blijven.' En op dat moment dreven de donkere wolken snel weg, de wind ging liggen en de lucht werd helder. Alle aanwezigen beseften dat Sathya macht had over de elementen en in doodse stilte keerde iedereen terug naar huis.
Langzamerhand gingen zijn dorpsgenoten inzien dat Sathya geen gewoon kind was en velen begonnen hem te bewonderen en lief te hebben, maar ook begonnen sommigen hem te vrezen, te benijden of te wantrouwen. Zo is de wereld: waar liefde is, is haat, waar vreugde is verdriet. De schepping is gebouwd op tegenstellingen, op dualiteit en deze dualiteit is er de oorzaak van dat de schepping zonder einde zal zijn. Oorzaak en gevolg zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Niet alleen maakte Sathya bezwaar tegen het doden van dieren, zoals reeds eerder is verteld, maar ook maakte hij bezwaar tegen datgene wat in het dorp - en in vele andere dorpen - werd gezien als sport en waarbij dieren slecht werden behandeld. Zo ging hij nooit kijken naar de jaarlijkse ossenkar-races, die werden gehouden in de droge bedding van de Chitravati. En hij verbood ook zijn vriendjes om erheen te gaan. De eigenaars van de ossen deden er alles aan om maar te winnen: zij draaiden de staart van hun os om, zij sloegen erop los met een zweep enzovoort. Ook hanengevechten kwamen in het dorp veel voor en soms kwam er iemand met een beer die hij tegen betaling liet dansen. Lijden veroorzaken is altijd verkeerd. God is in alles aanwezig, dus hoe kun je dan dieren kwellen? Meestal was er in dergelijke gevallen sprake van onnadenkendheid en niet van kwaadwilligheid. Maya, illusie, benevelde het denken. Ook in latere tijden heeft Sai Baba devotees er vaak op moeten wijzen dat zij in hun omgang met dieren moesten nadenken. Zo waren er een keer een aantal devotees die met een ossenkar van de ashram terugkeerden naar hun auto's die in Karnatanagapalli stonden. Om dit dorp te bereiken moesten zij de rivierbedding oversteken en Baba liet hen speciaal terugroepen om hen erop te wijzen dat zij bij het bereiken van de zandbedding moesten uitstappen, omdat de kar anders veel te zwaar zou zijn voor de ossen om te trekken. Geen enkele van het gezelschap was uit zichzelf daarop gekomen.

 
4. De middelbare school

Seshama, die al bijna volwassen was toen Sathya werd geboren, was de knapste van het gezin. Hij was met vlag en wimpel voor alle examens geslaagd en hij had inmiddels zelfs een graad behaald in de Telugu taal en literatuur. Maar ondanks al zijn wereldse kennis slaagde hij er niet in Sathya's goddelijkheid te begrijpen. Het is nu eenmaal zo, dat het verstand je slechts een klein stukje kan voorthelpen langs het pad dat leidt naar God; de rest wordt verlicht door de intuïtie, het innerlijk weten. Sathya's broer en ook zijn vader hielden zich alleen vast aan het intellect en op grond daarvan besloten zij dat de wonderen die Sathya deed, verband hielden met het feit dat hij bezeten was door een boze geest.


Inmiddels had Sathya de lagere school afgemaakt. Zijn ouders waren het erover eens dat hij beslist naar de middelbare school moest. Maar er was in een straal van dertig kilometer rond Puttaparthi geen middelbare school te vinden. Waar moest hij dan naartoe?
Enkele jaren eerder was Seshama getrouwd met een meisje uit Kamalapur en in dit dorp was een goede middelbare school. Dat resulteerde in het besluit van zijn vader en broer dat het voor Sathya het beste was als hij met zijn broer zou meegaan naar Kamalapur. Ver weg van zijn huidige omgeving zou Seshama er zeker in slagen zijn broertje om te vormen tot een normale jongen. Sathya's moeder was het met deze gang van zaken niet eens. Omdat zijn eigen broer geloofde dat hij bezeten was door een boze geest, zouden de mensen in Kamalapur Sathya zeker niet serieus nemen en hem belachelijk maken. Gezien zijn hoge intelligentie vond Easwaramma het ook niet juist de jongen verdere scholing te onthouden en dus stemde zij met pijn in het hart in met het besluit van haar man en haar oudste zoon.

Seshama's rijke schoonouders toonden zich bereid een arm familielid van hun schoonzoon in huis op te nemen. Hij moest wel wat karweitjes doen, zoals water halen en hout sprokkelen, maar daartoe was Sathya gaarne bereid. Seshama zelf was niet zo vaak aanwezig aangezien hij bezig was met een opleiding tot leraar. Op grond van zijn prestaties werd Sathya toegelaten tot de derde klas van de middelbare school. De studie leverde geen probleem op, maar er waren wel andere problemen.
Zo had hij aanvankelijk maar één shirt en één broek en die moest hij dus iedere dag dragen. Hij maakte er een gewoonte van om zijn kleren 's avonds te wassen en 's morgens te strijken, zodat hij toch iedere dag schone kleren kon dragen. Gelukkig stuurde zijn moeder hem na korte tijd een shirt, dat zij gemaakt had van een oude sari en ook later stuurde zij zo nu en dan enige kleding.
Een ander probleem was zijn zakgeld. Hij had wel niet veel nodig, maar soms moest hij toch wat spullen voor school kopen of moest hij een broek of shirt laten herstellen. Van zijn vader had hij bij zijn vertrek naar Kamalapur twee anna gekregen, maar die waren al snel op. Sathya besloot daarom zijn eigen zakgeld te gaan verdienen. Op een dag ontmoette hij een plaatselijke winkelier, Kote Subbanna genaamd, die vertelde dat hij wat meer zou willen doen aan reclame. Sathya bood aan tegen een kleine vergoeding versjes te maken met daarbij een pakkend wijsje op willekeurig welk huishoudelijk product. De winkelier accepteerde dit aanbod en zo maakte Sathya als proef een versje op Bala Bhaskara, een wondermiddel tegen alle kwalen. Subbanna stuurde enige kinderen - met wat zakgeld in het vooruitzicht - de straat op met borden met daarop de naam van dit nieuwe product. Zij liepen in optocht door het dorp en zongen daarbij in koor het versje. De verkoop steeg aanzienlijk en vanaf die tijd maakte Sathya vaker versjes voor hem. Wanneer hij dan van huis naar school liep en langs Subbanna's winkel kwam, snelde deze naar buiten en vertelde de jongen om welk product het ging. Op de terugweg van school naar huis leverde hij meestal zijn lied al weer bij hem in. Toen andere winkeliers het succes van de versjes zagen, begonnen zij ook naar Sathya toe te komen voor versjes in de hoop op deze manier van hun moeilijk verkoopbare artikelen af te komen.

Aangezien hij tamelijk goed was in sport, kon Sathya erg goed opschieten met de gymnastiekleraar. Toen deze op school een afdeling van de padvinders oprichtte, vroeg hij ook aan Sathya om - net als de meeste van diens klasgenoten en vrienden - padvinder te worden. Zonder hem te hoeven uitleggen dat hij daar geen geld voor had, slaagde Sathya er aanvankelijk in dit beleefd te weigeren. Maar enige tijd later gaf hij op aandringen van zijn klasgenoten toch toe en werd lid van de padvinders. Toen er kort daarop in het bijna vijftien kilometer verderop gelegen dorp Pushpagiri een jaarmarkt werd gehouden, besloot de leraar-hopman een kamp te organiseren om de mensen daar te helpen. Er zou genoeg te doen zijn voor de jongens. Er zou drinkwater moeten worden gehaald voor de enorme menigte die er werd verwacht, er zouden zoekgeraakte kinderen moeten worden opgespoord en er zou een eerste-hulp-post moeten worden ingericht.
'Raju, alle padvinders gaan naar Pushpagiri. Je gaat toch ook mee?', 'Wij kunnen niet zonder jou!' en 'Als jij niet meegaat, Raju, dan gaan wij ook niet,' riepen al zijn klasgenoten en vrienden.
'Goed, ik zal meegaan,' antwoordde Sathya en een luid gejuich weerklonk.
Het zou een mooie gelegenheid zijn om hun een voorbeeld te geven van waarachtige seva (onbaatzuchtige dienstverlening) en die mocht Sathya niet voorbij laten gaan. Misschien klinkt het wat vreemd dat de kinderen hun schoolkameraadje 'Raju' noemden en niet 'Sathya', maar dat was een gebruikelijke familiaire aanspreekvorm in die tijd.

Toen Sathya die dag de klas had verlaten, zei zijn vriendje Sudhir, die aan de rechterkant in de schoolbank naast hem zat, tegen zijn andere vriendje Ramesh, die aan zijn linkerkant zat: 'Ramesh, je weet toch wel dat het de bedoeling is dat wij tijdens dat kamp allemaal een padvindersuniform dragen om makkelijk herkenbaar te zijn? Raju heeft geen uniform en volgens mij heeft hij ook geen geld om er een te kopen.' Ramesh antwoordde: 'Nee, hij heeft inderdaad nog geen uniform. Dat zei hij mij vanmorgen nog. Misschien moeten wij het voorleggen aan de hopman.' 'Ik denk niet, dat Raju dat prettig vindt. Weet jij geen oplossing?' 'Ik zal aan mijn vader vragen om twee uniformen voor mij te laten maken. Mijn ouders hebben toch geld genoeg. En dan geef ik er één aan Raju.' Toen Sathya op een ochtend de klas binnenkwam, lag het uniform op zijn bank met daarbij een briefje van Ramesh waarin hij hem vroeg dit geschenk te aanvaarden.
Hoe goed bedoeld dit ook was, het zou in strijd met dharma (juist gedrag) zijn geweest als Sathya dit had geaccepteerd. Hij schreef het volgende briefje aan Ramesh en legde dat met het uniform op diens plaats:
'Als je wilt dat wij vrienden blijven, moet je je niet bezighouden met dit spel van schenken en aanvaarden van stoffelijke zaken. Wanneer een behoeftige iets aanvaardt van een ander, maakt hij zich diep vanbinnen bezorgd over de vraag hoe hij de gunst kan terugbetalen, terwijl trots op zijn daad van liefdadigheid de geest van de schenker bezoedelt. Ware vriendschap moet van hart tot hart zijn. Wanneer wij vriendschap grondvesten op basis van geven-en-nemen, voelt de ontvanger zich klein en voelt de gever zich trots. Een dergelijke vriendschap zal niet standhouden. Daarom zal ik de kleren die jij op mijn bank hebt neergelegd, niet aanvaarden. Ik geef ze je met dit briefje terug. '
De volgende dag zei Ramesh tegen Sathya: 'Waarom aanvaard je het uniform toch niet? Je kunt het mij dan teruggeven zodra je geen lid meer bent van de padvinders.'
Maar ook dat weigerde hij. 'Ik heb geen hulp nodig en ik zoek die ook niet,' antwoordde hij. 'Ik zoek alleen de mogelijkheid om te helpen en om anderen te laten zien hoe zij het beste kunnen helpen. Bovendien heeft jouw vader die uniformen voor jou laten maken. Ze waren niet bedoeld voor mij. Ik ben waarheid, zoals mijn naam aangeeft. Wanneer ik het draag in plaats van jij, zal ik de waarheid geweld aandoen.'

Sathya zou dus meegaan, zij het zonder uniform, maar hij had niet de benodigde twaalf roepie voor de reis- en verblijfkosten. Daarom zei hij tegen de hopman dat zijn familie ook naar de jaarmarkt zou gaan en voor hem zou zorgen. Dan hoefde hij niet met de bus mee en hoefde hij ook niet mee te eten in de kantine. Dat zou een stuk goedkoper zijn. Sprak hij nu onwaarheid? Nee, want zijn niet alle mensen zijn familie!
Omdat hij toch wel wat geld nodig had, verkocht hij de dag vóór het vertrek zijn oude, maar nooit gebruikte schoolboeken aan een andere arme leerling. Deze had niet meer dan vijf roepie, opgespaard in de vorm van losse koperen muntjes. Sathya was daar tevreden mee en nam het geld mee naar huis. Hij wilde de muntjes ergens in doen, maar dat ging mis, en alles rolde over de vloer. De schoonmoeder van Seshama kwam op dit geluid af, zag het geld en meende dat hij het gestolen had. Hoe kon hij immers anders aan zoveel geld komen? Zij weigerde naar zijn uitleg te luisteren, nam hem het geld af en gaf hem een paar stevige tikken.
Sathya besloot nu om niet tot de volgende ochtend te wachten, maar om direct te vertrekken. Het was die dag erg heet en toen hij 's avonds - na een tocht van vijftien kilometer - in Pushpagiri aankwam, had hij erge dorst. Nu was het in die tijd erg moeilijk om aan drinkwater te komen. Er was wel een grote bak waarin de boeren hun vee wasten, maar dat water was erg vies. Niettemin dronk hij er iets van. Bij deze bak vond hij een pakje sigaretten en een anna. Hij vroeg aan de mensen in de omgeving van wie die zaken waren, maar toen niemand ze opeiste, nam hij de sigaretten en het muntje mee. De sigaretten brak hij in stukjes die hij vervolgens onder het zand stopte. Niet ver daarvandaan zat een man met een gokspelletje. Sathya zette zijn anna in en won er elf bij. Omdat het een arme man was, liet hij het daarbij. Dit zou overigens de enige keer in zijn leven zijn dat hij had gewed! De padvinders zouden ruim een week in Pushpagiri blijven en dus verdeelde Sathya zijn geld zó, dat hij iedere dag iets te eten zou hebben. Nadat hij enkele dosa's (een soort pannenkoeken) gegeten had, ging hij - net als vele anderen - naar de rivieroever om te slapen. Uit veiligheidsoverwegingen knoopte hij zijn resterende geld in een lap, stopte die onder het zand en gebruikte dat bergje zand als kussen. Omdat hij erg moe was van de lange tocht, sliep hij die nacht heel diep. Kennelijk had iemand gezien waar hij zijn geld verborg, want toen hij de volgende morgen wakker werd, was het verdwenen. Hij maakte zich echter helemaal geen zorgen en begon enthousiast met de taken die de hopman hem opdroeg. Deze wist immers niet, dat Sathya niets te eten had en dus ontzag hij hem niet bij het verdelen van het werk. Ramesh merkte evenwel dat zijn vriendje geen geld had en bracht hem iedere dag iets te eten zonder dat de anderen het merkten. Na afloop van de jaarmarkt gingen de andere jongens terug met de bus en Sathya liep weer terug naar Kamalapur. Maar eerst leende hij een anna van Ramesh om kumkum en prasad te kunnen kopen als souvenir voor Seshama's vrouw. Hiermee kon hij haar zijn respect tonen.
Toen hij thuiskwam, bleek zijn broer erg boos te zijn. Sathya had zijn plicht verzuimd aangezien hij ruim een week lang geen water voor het gezin had gehaald. Seshama gaf hem een flink aantal tikken op zijn handen met een houten liniaal, zoals hij wel vaker deed wanneer hij van mening was dat zijn broertje verkeerd had gehandeld.
Enkele dagen later werd het gezin van Seshama in diepe rouw gedompeld door de dood van hun oudste zoon. Seshama stuurde zijn ouders een telegram en daarop kwam zijn vader direct naar Kamalapur om zijn zoon en diens gezin bij te staan. Toen Venkapa zag dat Sathya's handen in het verband zaten, vroeg hij wat er was gebeurd, maar Sathya slaagde erin om de zaak te bagatelliseren. Hij wilde geen lelijke dingen zeggen over anderen. Later die dag hoorde Venkapa van de buren dat Sathya vaak werd geslagen en daarom probeerde hij hem over te halen om met hem mee terug te gaan naar Puttaparthi. Dat weigerde Sathya omdat dat aanleiding zou geven tot praatjes en hij zag het als zijn plicht de eer van de familie hoog te houden.
Slechts hoogst zelden ging Sathya dan ook in tegen de woorden van een van zijn familieleden. In het volgende geval deed hij dat wèl.
Er was een schommelstoel in huis en op een avond zat Sathya daar juist even in toen de zwager van zijn broer binnenkwam. Deze werd onmiddellijk erg boos en schreeuwde: 'Wie heeft jou toestemming gegeven om in die kostbare stoel te gaan zitten schommelen als een maharaja! Ga eruit en maak dat je wegkomt.'
Sathya antwoordde rustig: 'De dag zal komen dat ik een maharaja zal zijn, zittend op een zilveren stoel. Je zult die dag beleven.' Deze woorden maakten hem weliswaar nog bozer, maar hij was toch zo verstandig er verder het zwijgen toe te doen.
Zeven jaar later kreeg Sai Baba een zilveren stoel cadeau van de rani (koningin) van Chincholi, aangezien zij het niet langer kon aanzien dat hij op een houten stoel moest zitten. Ofschoon niemand de reden daarvan begreep, gaf Baba geen toestemming om de stoel uit te pakken. Dat moment kwam pas op de dag van zijn verjaardag. Op die dag kwam namelijk de zwager van zijn broer naar Puttaparthi en aan hem vroeg Baba om de stoel uit te pakken en op de verhoging in de tempel neer te zetten. Toen de zilveren stoel tevoorschijn kwam, liepen de tranen hem over de wangen en hij vroeg Baba om vergeving voor zijn woorden van weleer.

Toen Seshama zijn opleiding tot leraar had voltooid, werd hij al snel benoemd tot leraar Telugu aan de middelbare school van Uravakonda, gelegen op meer dan honderd kilometer van Puttaparthi. Hij besloot met zijn vrouw en kinderen daarheen te verhuizen en zijn broertje mee te nemen. Zij zouden daar beiden naar de middelbare school gaan: Seshama als leraar en Sathya als leerling.
Iedere morgen kwamen alle leraren en leerlingen vóór de lessen begonnen bijeen om te bidden en al spoedig werd Sathya gevraagd om deze bijeenkomsten te leiden. Door middel van zijn woorden en gebeden probeerde hij zowel leraren als leerlingen te inspireren om zich die dag volledig te wijden aan hun taken.
Via familie en kennissen in andere dorpen hadden veel inwoners van Uravakonda reeds vernomen dat Sathya in staat was verloren voorwerpen terug te vinden. En net als in de plaatsen waar hij eerder had gewoond, kwamen er hier al spoedig mensen naar hem toe die iets waardevols kwijt waren. Wanneer zijn schoolkameraadjes iets kwijt waren, hielp hij hen op weg door een hint in de goede richting te geven. Had iemand iets van hen gestolen, dan noemde hij bijvoorbeeld alleen de initialen van de dader. Zij moesten dan verder maar zelf zien hoe zij het betreffende voorwerp terugkregen.
Op een keer was een van de leraren een kostbare pen kwijt en hij vroeg Sathya herhaalde malen nadrukkelijk: 'Raju, jij weet beslist wie mijn kostbare pen heeft meegenomen zonder mijn toestemming. Vertel mij wie het is!' Tenslotte gaf Sathya toe en zei: 'De bediende 'x' heeft hem gestolen.'
'Nee, dat is onmogelijk. Die is juist buitengewoon betrouwbaar en eerlijk.' Omdat Sathya volhield dat hij de dader was, doorzocht de leraar de kamer van de betreffende bediende toen deze weg was. Dit leverde niets op en enigszins verontwaardigd sprak hij zijn leerling hierover aan.
'U heeft niets in zijn kamer gevonden,' antwoordde deze, 'omdat hij de pen naar zijn zoon heeft gestuurd. Ik zal het u bewijzen.' Nu stuurde de bediende geregeld een brief naar zijn zoon, die in Anantapur studeerde en die liet hij schrijven door een briefschrijver uit het dorp. Hij was namelijk zelf analfabeet. Sathya liet nu een brief schrijven zogenaamd uit naam van deze bediende en in die brief vroeg 'de vader' ook of de pen die hij hem, zijn zoon, gestuurd had, beviel. En hij adviseerde hem om zuinig te zijn op deze pen aangezien hij erg duur was geweest en gemakkelijk gestolen zou kunnen worden. Voor antwoord sloot Sathya een reeds geadresseerde kaart bij.
Vier dagen later ontving de leraar het antwoord. De zoon liet weten dat de pen geweldig schreef en dat hij er erg zuinig op was, gezien de hoge prijs en het feit dat het een geschenk was van een liefhebbende vader.
Dit is maar een van de vele voorbeelden waarmee Sathya bewees dat hij over bijzondere krachten beschikte.

Een ander voorbeeld betreft de moslim die zijn paard kwijt was. Het lijkt een beetje op een gebeurtenis die plaatsvond tijdens zijn leven als Shirdi Sai Baba. Deze man had een jutka en met deze paard-en-wagen vervoerde hij mensen en goederen. Hiermee verdiende hij zo'n twee roepie per dag, net voldoende om van te leven. Op een dag was zijn paard verdwenen, weggelopen of gestolen, dat wist hij niet. Hij doorzocht heel Uravakonda en vervolgens kamde hij samen met enkele vrienden de hele omgeving uit. Tevergeefs. Tenslotte vertelde iemand hem over Sathya's gaven en hij ging diep wanhopig naar hem toe. Onmiddellijk adviseerde Sathya hem om naar een bepaalde plek, ruim twee kilometer buiten de stad, te gaan en toen hij dat deed, vond hij daar zijn paard. Het stond rustig te grazen, zich van geen kwaad bewust.
Deze gebeurtenis vergrootte Sathya's bekendheid in de moslimgemeenschap van het dorp en vanaf die tijd kreeg hij geregeld een lift van of naar school van een passerende jutka.

Op een avond kwam een groepje vrouwen uit een nabijgelegen dorp naar Uravakonda om een film te zien. Zij zaten dicht opeen gepakt in een ossenkar en een van de vrouwen maakte van de opkomende duisternis gebruik om een gouden haarspeld uit het haar van de vrouw naast haar te halen. Toen zij uit de kar stapte, merkte de betreffende vrouw dat haar speld verdwenen was en riep vertwijfeld: 'Mijn gouden speld is weg!'
'Misschien is hij onderweg losgeraakt en op straat gevallen,' meende de een.
'Weet je zeker dat je hem hebt ingedaan?' vroeg een ander.
Niemand wist de oplossing, waarop de voerman zei: 'Er woont hier een wonderjongen. Die zouden wij kunnen raadplegen. Hij is de broer van de leraar Telugu.' Zij begaven zich naar het huis van Seshama en zodra zij binnenkwamen, zei Sathya: 'Janakamma! Geef het sieraad terug!' Geschrokken deed Janakamma direct wat hij haar zei en vervolgens bleef zij met gebogen hoofd wachten op wat er nu zou gebeuren.
'Ga nu!' zei Sathya tegen de anderen in het algemeen en tegen de bestolen vrouw in het bijzonder. 'En neem haar ook mee naar de film. Berouw is voldoende straf. Vergeet deze misstap. Het was jouw fout om deze zwakke vrouw in verleiding te brengen. Ik weet zeker dat zij zoiets niet nog eens zal doen, want zij is door mij gezegend. '

Een van Seshama's buren in Uravakonda was Sri Thammiraju, die net als Seshama les gaf aan de middelbare school. Hij was erg op Sathya gesteld en hij sprak veel met hem over spirituele zaken. Op deze manier had Sathya de gelegenheid Thammiraju's twijfels op dit gebied weg te nemen. Zijn collega's vernamen dit van hem en op een keer kwamen zij met een flink aantal naar Sathya toe met het verzoek hun vragen eveneens te beantwoorden. Sathya vroeg hun hun vragen allemaal tegelijk te stellen en dat deden zij. Het was een lawaai van jewelste, waarin geen enkele vraag te verstaan was. Vervolgens gaf hij iedere leraar apart naar volle tevredenheid antwoord op zijn speciale vragen.
Thammiraju's echtgenote Kamesvaramma was zeer devotioneel en zij was zich er toen reeds van bewust dat Sathya goddelijk was. Zij was een zeer eenvoudige vrouw die vrijwel nooit buiten haar eigen dorp kwam. Juist die eenvoud gaf haar de kans zijn ware aard te herkennen. Haar geest werd niet afgeleid door allerlei wereldse zaken, hoewel de dood van haar dochter haar een tijdlang sterk terneerdrukte. Sathya kwam geregeld bij haar en soms nam hij de kinderen van zijn broer mee. Kamesvaramma kon namelijk prachtig vertellen en de kinderen luisterden graag naar haar verhalen over Rama, Krishna en andere goden.
Toen Sathya op een keer naar Puttaparthi was, stuurde hij een grote hommel naar haar toe met tussen zijn poten een rol papier. Hij vl00g door een raam naar binnen en liet de rol voor haar op de grond vallen. Toen zij hem uitrolde, zag zij dat het een foto was van Sai Baba van Shirdi. Vanaf dat moment vereerde zij deze foto iedere donderdag. Toen zij een paar dagen later bezig was haar sari te drogen op het balkon van haar huis, liet een aapje een linnen tas voor haar voeten vallen en ging er toen weer snel vandoor. Zij opende de tas en vond daarin een laddu (snoepgoed in de vorm van een balletje) als prasad en een brief van Sathya, waarin deze schreef: 'Onlangs heb ik je via een hommel mijn portret gestuurd. Ik ben blij dat je het oprecht vereert. Vandaag stuur ik je hierbij prasad. ' Eens heeft hij haar op de muur van het huis afbeeldingen getoond van de tien algemeen bekende Avatars (goddelijke belichamingen). Toen Narasimha, de Avatar die half mens en half leeuw is, brulde, schrok zij zo, dat zij op datzelfde moment stokdoof werd! Doofheid is voor de meeste mensen een handicap, maar Sathya schonk haar deze doofheid als een gunst. Haar echtgenoot schreeuwde namelijk altijd tegen haar en vanaf dat moment hoefde zij zich niets meer van dat geschreeuw aan te trekken zonder dat zij haar man daarmee beledigde. Bovendien kon zij haar geest nu nog veel gemakkelijker op God richten. Een handicap als genade. Het klinkt vreemd, maar dat is het dus niet altijd. Zo zou er eens een dove naar Sai Baba toekomen met het verzoek hem te genezen. Baba liet hem weten: 'Je oren zijn je goeroe. Zij hebben jou bij mij gebracht. Wees nu dankbaar dat tenminste een bron van gehechtheid door de Voorzienigheid buiten bedrijf is gesteld. '
En ergens in de zeventiger jaren zou een blinde Baba vragen om hem te genezen. Ook in zijn geval heeft Baba dat niet gedaan, want hij wist dat deze man zichzelf zonder meer te gronde zou richten wanneer hij hem zijn gezichtsvermogen zou teruggegeven. Sai Baba is liefde, en uit liefde heeft hij deze mensen niet genezen!

Gedurende zijn verblijf in Kamalapur en Uravakonda kwam Sathya alleen in de vakanties naar huis, dat wil zeggen naar Puttaparthi. Zijn ouders hoorden wel verhalen over de wonderen en genezingen die hij daar verrichtte. Dit gaf zijn moeder kracht, maar deed zijn vader verdriet.
Tijdens zijn bezoeken aan Puttaparthi gaf zijn moeder hem soms een versterkend oliebad. Zij smeerde Sathya dan helemaal in met olie en masseerde zijn spieren, waarna zij hem met heet water en zeep weer afspoelde. Het viel haar daarbij op, dat hij altijd over zijn hele lichaam striemen had, waaruit bleek dat hij geregeld met een rietje geslagen werd. Zij kende de hardhandige opvoedingsmethode van Seshama, maar omdat Sathya er niet over wilde praten, zweeg zij er ook over. Op een keer ontdekte zij op zijn schouders een strook van donker eelt. Het viel haar op, dat hij niet klaagde over pijn wanneer zij erop drukte, maar toch wilde zij graag weten hoe hij aan die eeltlagen kwam. Aanvankelijk wilde hij het haar niet zeggen, maar toen zij aandrong, zei hij: 'Misschien komt het doordat ik vaak een juk draag met daaraan twee potten water. Weet u, er is in Uravakonda maar één bron met drinkbaar water. Het water in alle andere bronnen is brak. En juist die ene goede bron is bijna een kilometer ver van het huis van Seshama vandaan. Ik ga meestal 's morgens driemaal en 's avonds driemaal naar die bron.' 'Maar Sathya,' zei zijn moeder, 'zoveel water heeft Seshama's familie toch iedere dag niet nodig?' 'Nee, moeder,' antwoordde hij, 'maar er zijn nog twee buren die allebei al oud zijn en niet meer zelf helemaal naar die bron kunnen lopen. Dus haal ik ook voor hen water.' Bezorgd zei zijn moeder: 'Je moet daar niet blijven. Zij maken misbruik van je goedheid en je verlangen om te helpen. Waarom moeten zij van jou afhankelijk zijn voor water?' 'lk zie het als mijn plicht, amma (moeder). Hoelang zouden de kinderen het overleven als zij slechts brak water te drinken kregen? lk draag het levenswater met plezier over die afstand. lk ben gekomen om dienstbaar te zijn. ' Hier kon zijn moeder weinig tegenin brengen en dus zweeg zij verder.

In de vakanties speelde Sathya nog altijd in de toneelstukken die in Puttaparthi en de omliggende dorpen werden opgevoerd en een enkele keer speelde hij zelfs in een stuk dat werd opgevoerd in een grote stad. Zo was er het stuk dat werd opgevoerd in Kothacheruvu ter gelegenheid van een belangrijke feestdag. Sathya speelde de held. Op een gegeven moment dreigde deze gestraft te worden voor een misdaad die hij niet had begaan. Het publiek zat vol spanning te kijken en hier en daar werd er iets geroepen. Easwaramma leefde zich echter zo in het stuk in, dat zij opsprong, het toneel opstormde en tot grote hilariteit van het overige publiek riep: 'Hij is onschuldig! Hij heeft het niet gedaan!'
De reeds eerder genoemde Thammiraju, de leraar die zich onder meer bezighield met toneel en die wel wist dat Sathya toneelspeelde en liederen schreef, vroeg hem op een keer of hij een toneelstukje zou willen schrijven voor een schoolfeest. Sathya was toen net dertien jaar en zat pas korte tijd op de middelbare school in Uravakonda.
Hij voldeed graag aan dit verzoek en schreef het stuk Voegt men de daad bij het woord? Tijdens de opvoering ervan speelde hij zelf de rol van Krishna. Later heeft hij nog vele andere stukken geschreven, maar dit is het eerste door hem geschreven toneelstuk.

Voegt men de daad bij het woord?

Scène I

(Een keurig geklede dame, Krishna's moeder, leest voor uit een boek en legt de tekst vervolgens uit aan een groep vrouwen.)

Moeder: Kijk, het is de plicht van alle huisvrouwen om alleen aalmoezen te geven aan hen die dat verdienen en aan degenen die niet in staat zijn zelf in hun levensonderhoud te voorzien, en niet aan hen die rijk zijn en niets uitvoeren.

(De toespraak is afgelopen en de vrouwen gaan weg. De moeder blijft achter met haar zoon, Krishna, die scherp heeft opgelet. Er komt een blinde bedelaar binnen, die de moeder om aandacht en hulp vraagt. De reactie van de moeder is verre van menslievend.)

Moeder: Eruit! Verlaat mijn huis, zwerver, en ga ergens anders bedelen.

(Er komt een welvarend uitziende Brahmin (priester) binnen met een koperen bedelnap voor graan en een rijk versierde tambura (een snaarinstrument). De moeder begroet de priester hartelijk. )

Moeder: Welkom, heer; welkom, eerbiedwaardige priester. Hoe gaat het op deze prachtige ochtend met uw gezondheid? Aanvaard alstublieft mijn nederige gastvrijheid. Neem alstublieft wat rijst en wat geld.

(De moeder valt aan de voeten van de priester.)

Moeder: Wilt u mij alstublieft zegenen? Zegen mij, eerbiedwaardige priester, zegen mij.

(Krishna kijkt minachtend naar zijn moeder en de priester. De priester vertrekt.)

Krishna: Moeder, ik begrijp het niet. Vijf minuten geleden zei u dat de zwakken en armen aalmoezen moeten krijgen, en de sterken en rijken juist niet. Maar nu stuurt u een bedelaar weg en u beloont een priester, voor wie goed wordt gezorgd.

Moeder: Ik voel mij gekwetst door jouw onbeschaamdheid. Denk je nu werkelijk dat mensen kunnen en moeten handelen in overeenstemming met wat zij zeggen? Ga naar je vader toe.

(De moeder trekt Krishna een kamertje in waar zijn vader, een boekhouder, druk bezig is met zijn dossiers. De vader geeft zijn zoon advies.)

Vader: Krishna, je vorming is belangrijk. Je moet hard studeren en alle lessen volgen om over te gaan.

(De toespraak van de vader wordt onderbroken door het opengaan van de deur. Er komt een schooljongen binnen, die naar Krishna's vader kijkt. )

Jongen: Alstublieft, mijnheer, ik kan mijn schoolgeld niet betalen. Ik heb maar één roepie nodig. Als ik niet betaal, zal ik van de leerlingenlijst worden geschrapt en dan zal ik de aantekening van aanwezigheid niet krijgen die ik nodig heb om over te gaan.

(De vader laat de schooljongen een lege portemonnee zien.)

Vader: Zie je wel? Ik heb geen geld. Ik kan je niets geven.

(De jongen vertrekt en er komen enkele boekhouders van de firma van de vader binnen. Een van hen steekt hem een intekenlijst toe.)

Boekhouder: Mijnheer, mijnheer. Hier is de intekenlijst voor een welkomstdiner. Het is voor de functionaris die binnen enkele dagen de zorg voor het kantoor op zich zal nemen. Wilt u ook wat geld geven?

Vader: Maar natuurlijk. Hier heb je twintig roepie. We moeten het aangenaam maken voor de nieuweling. Alles moet naar tevredenheid worden geregeld.

(De vader haalt twintig roepie uit een la. De boekhouders vertrekken. Krishna kijkt afkeurend.)

Krishna: Vader, u hebt gelogen tegen de schooljongen en u hebt gelogen tegen mij. U zei tegen hem dat u geen geld had terwijl u meer dan genoeg had. U zei tegen mij dat het belangrijk was om alle lessen bij te wonen. Als dat zo is, waarom gaf u de jongen dan niet alleen die ene roepie die hij nodig had?

Vader: Houd je mond, jongen. Wat weet jij er nu van? Je zou er verstandig aan doen om geen oordeel over mij uit te spreken. Je bent nog jong en begrijpt het niet. Moet men de daad bij het woord voegen? Ga nu zonder dralen naar school.

Scène II

(Het toneel verplaatst zich naar school. Krishna komt binnen en ziet daar de leraar die opgewonden tegen zijn leerlingen praat over het bezoek van de onderwijsinspecteur de volgende dag.)

Leraar: Leerlingen, morgen komt de onderwijsinspecteur bij ons op bezoek. Jullie moeten pienter en schoon zijn en jullie moeten je keurig gedragen. Ik duld van niemand van jullie gekheid. Doe je uiterste best en lach vriendelijk wanneer je hem tegenkomt. Dan is er nog iets en dat is zeer belangrijk. Hij zal jullie misschien vele vragen stellen, maar er is er één waarover ik mij vooral zorgen maak. Stel dat hij vraagt: 'Hoeveel lessen hebben jullie al gemaakt?' Noem dan niet het werkelijke aantal, 23. Zeg 32, want ik zal jullie les 33 geven, die gaat over de koning die nooit loog. Laten wij dan nu deze les oefenen zodat jullie morgen in staat zullen zijn mij dezelfde, juiste antwoorden te geven. Laat geen van jullie het lef hebben om zelfs maar te fluisteren dat deze les reeds geleerd is.

Krishna: Mijnheer, u vertelt ons over een koning die nooit loog en toch raadt u ons aan te liegen tegen de inspecteur. Waarom slaat u geen acht op uw eigen leringen? Waarom neemt u geen notitie van het voorbeeld van de waarheidsgetrouwe koning?

Leraar: Jongen, jongen, jij moet nog veel leren. Wil je zeggen dat de raadgever de raad moet opvolgen Je zult wel wijzer worden naarmate je ouder wordt.

(Krishna gaat stilletjes weg, in zichzelf mompelend.)

Krishna: Huichelarij, overal huichelarij.

Scène III

(Het huis van Krishna. Het is tijd om naar school te gaan, maar Krishna is in zijn kamer. Zijn moeder roept hem.)

Moeder: Krishna! Je komt te laat op school. Je moet nu vertrekken.

(Krishna kijkt zijn moeder uitdagend aan en weigert om naar school te gaan. Hij gooit zijn boeken neer.)

Krishna: Ik ga niet. Ik ga niet studeren. School is tijdverspilling. Overal, zelfs op school, zijn huichelaars.

(De moeder en vader zijn ontzet. De vader roept tegen een jongen die langsloopt:)

Vader: Haal de leraar, jongen, snel! Haast je!

(De leraar komt gehaast aanlopen.)

Krishna: Jullie zijn allen schuldig aan huichelarij. Jullie zeggen en onderwijzen dingen, jullie schrijven en leggen dingen uit, maar wanneer de tijd gekomen is om in overeenstemming ermee te handelen, doen jullie het tegenovergestelde. Als dit het gevolg is van studeren, dan weiger ik om onderwezen te worden.

(De drie volwassenen kijken elkaar aan en knikken bevestigend. )

Vader: Jij hebt onze ogen geopend, Krishna. Vanaf heden zullen wij de waarheid spreken en zullen wij de daad bij het woord voegen.

EINDE

5. Ik ben Sai Baba

Een belangrijke dag in Sathya's leven brak aan: 8 maart 1940. 's Avonds om ongeveer zeven uur liep hij met een aantal vriendjes door Uravakonda toen hij pl0tseling met een luide gil opsprong, terwijl hij de grote teen van zijn rechtervoet vastgreep. Omdat er in Uravakonda veel zwarte schorpioenen zaten, dachten zijn vriendjes dat hij door een van die beesten gestoken was, ook al was er nergens een te zien. Zij keken eerst nog wat rond, maar toen Sathya kennelijk bewusteloos raakte, tilden zij hem op en droegen hem naar huis.

Seshama en zijn vrouw waren zeer bezorgd toen zij hoorden wat er was gebeurd, want een dergelijke steek is doorgaans dodelijk. Sathya kwam echter al spoedig weer bij en leek volkomen in orde. Die nacht sliep hij goed en ook de volgende dag leek hij geen pijn te hebben. Iedereen haalde reeds opgelucht adem totdat hij 's avonds precies om zeven uur wederom bewusteloos raakte. Zijn broer veronderstelde dat het 24 uur had geduurd voor het gif van de schorpioen zijn hart had bereikt. Hij aarzelde niet langer en haalde er verscheidene deskundigen bij zoals een arts, een priester en een astroloog. Zij deden allen hun uiterste best, maar de jongen bleef bewusteloos en zijn lichaam werd stijf. Iemand veronderstelde dat een boze geest bezit van hem had genomen en dat het goed zou zijn Muthyalamma, de moedergodin van het dorp, gunstig te stemmen. En dus gingen enkele vrienden en buren naar de tempel om puja te doen. Zij legden bloemen neer, brandden wierook en braken een kokosnoot. Om de aanwezigen te bewijzen dat hij niet bewusteloos was, zei Sathya op het moment dat de noot in de tempel gebroken werd: 'De kokosnoot is in drie stukken gebroken.' Toen de tempelgangers even later met de offergaven weer thuis kwamen, bleken zij drie stukken kokosnoot bij zich te hebben in plaats van de gebruikelijke twee. Toen er na meer dan een dag nog steeds geen enkele verbetering was, vreesde de familie het ergste en Seshama besloot een boodschapper met een brief naar zijn vader te sturen. De boodschapper was nog maar nauwelijks vertrokken toen Sathya weer bij kennis kwam. Ondanks aandringen van zijn broer weigerde hij eten en drinken. Slechts zijn lichaam was in het huis van Seshama; zijn geest was elders. Seshama stuurde onmiddellijk een tweede brief naar zijn vader, waarin hij vertelde dat deze zich niet al teveel zorgen hoefde te maken, ook al was de conditie van Sathya nog slecht.

Toen Pedda Venkapa de beide brieven kort na elkaar ontving en aan zijn echtgenote de inhoud ervan vertelde, besloten zij direct te vertrekken naar Uravakonda, ook al hadden zij niet voldoende reisgeld en moesten zij dat lenen van een kennis. Onderweg bad Easwaramma de hele tijd voor Sathya's welzijn. Door allerlei omstandigheden en vaak onverklaarbare vertragingen duurde hun reis veel langer dan normaal en Seshama begon zich steeds meer zorgen te maken. Hij zocht en vond iemand die bereid was om naar Puttaparthi te gaan om te informeren waarom zijn ouders niet naar Uravakonda kwamen. Terwijl hij de man aan het uitleggen was hoe hij bij het huis van zijn ouders moest komen, onderbrak Sathya hem met de woorden: 'Je hoeft niemand meer naar hen toe te sturen. Zij zullen over een half uur hier zijn.' Precies dertig minuten laten arriveerden zij.
Vanaf dat moment zaten zijn vader, zijn moeder en zijn broer vrijwel onafgebroken rond Sathya's bed in de hoop dat hij iets tegen hen zou zeggen of iets zou willen eten of drinken. Sathya sprak echter met onzichtbare wezens, zong bhajans, beschreef bedevaartsoorden die niemand kende, citeerde lange passages in het Sanskriet en verklaarde ingewikkelde religieuze leerstellingen.
Dit alles was weer een stap verder op de weg naar zijn definitieve bekendmaking. Toen Sathya met een gil opsprong en naar de grote teen van zijn rechtervoet greep, was dat een teken dat hij in trance ging om iemand te helpen die in nood verkeerde en God om hulp riep. Ook in de eerste jaren hierna heeft hij vaak van deze methode, het in trance gaan, gebruik gemaakt, ofschoon hij helemaal niet uit zijn lichaam hoefde te treden om iemand te kunnen helpen. Er was absoluut geen sprake van een schorpioenensteek en de priester had iets kunnen vermoeden. Hij wist namelijk dat yogi's hun astrale lichaam via de grote teen van de rechtervoet uitzenden wanneer zij iemand te hulp willen komen. Het enige probleem was dat hij in Sathya geen yogi of iets dergelijks kon zien.
Op een dag beval Sathya zijn vader opeens: 'Ga de buurman, de pundit (schriftgeleerde) Narayana Sastry, voor mij halen. Hij leest de Bhagavatam helemaal verkeerd. Hij legt de tekst verkeerd uit. Breng hem onmiddellijk hier.'
De buurman weigerde om te komen en zei tegen Sathya's vader: 'Wat weet dat joch van deze Sanskriet tekst en van de juistheid of onjuistheid van de betekenis die ik zopas aan deze mensen heb uitgelegd? Hoe heeft hij het trouwens kunnen horen; hij ligt in het huis hiemaast in bed! Zeg hem maar dat hij zich met zijn eigen zaken moet bemoeien.'
Nadat zijn vader hem het antwoord van de pundit had medegedeeld, stuurde Sathya hem weer naar het huis ernaast om nogmaals te benadrukken dat hij de schriftgeleerde wilde spreken. In het daarop volgende gesprek met de pundit zei Venkapa: 'Komt u alstublieft, dan kunt u de jongen een lesje in nederigheid leren. Daarmee zou u mij een groot plezier doen. Hij is de laatste tijd erg onhandelbaar geworden.' De pundit verontschuldigde zich bij zijn bezoekers en ging nu met Sathya's vader mee. Toen hij aan het bed verscheen, vroeg Sathya hem de uitleg die hij eerder had gegeven, voor hem te herhalen. Tijdens deze uitleg onderbrak de jongen hem geregeld om aan te geven waar hij zich vergiste. Aanvankelijk ergerde de geleerde zich hieraan, maar dat veranderde al snel in verbazing en daarna in bewondering toen hij hoorde wat Sathya te zeggen had. Tenslotte viel hij neer aan diens voeten en vroeg hem vergiffenis voor het feit dat hij niet direct was gekomen toen Sathya dat vroeg.
Omdat niemand iets bleek te kunnen doen om Sathya's toestand te verbeteren, stond zijn moeder er tenslotte op, dat hij zou worden teruggebracht naar Puttaparthi. Daar zou zij voor hem zorgen en niemand anders.

Terug in Puttaparthi bleef Sathya teruggetrokken in zichzelf. Zijn vroegere vriendjes, zijn broertje Janakiram, zijn grootvader Kondama, niemand kon tot hem doordringen. Behalve zijn grootvader maakte iedereen zich zorgen over hem. Kondama citeerde voor Venkapa en Easwaramma teksten uit de heilige geschriften om aan te tonen dat zij zich niet zo druk behoefden te maken over hun zoon. Zo stond er in de Yoga Vasishta dat Rama op ongeveer dezelfde leeftijd als Sathya nu een soortgelijke ervaring had. Grootvader citeerde: 'Zijn lichaam vermagerde, zijn geest fladderde van de ene gedachte naar de andere. Hij zat zo stil dat het leek alsof hij een muurschildering was. (...) "Wat is rijkdom? Wat is onheil? Wat is thuis? Wat is verlangen? Alle zijn slechts onwerkelijk." Aldus sprekend, zat hij stil en alleen.' Voor de grootvader zelf was dit voldoende, maar voor alle anderen was dat niet het geval.
De dorpelingen, die geregeld naar Sathya kwamen kijken, spraken heel verschillend over diens toestand. Sommigen noemden zijn vader gevoelloos, anderen zeiden dat zijn opvoeding de oorzaak was van zijn toestand en weer anderen voorspelden dat het alleen nog maar erger met hem zou worden. Jaloezie en haat liggen altijd op de loer! Sommigen zouden maar wat graag zien dat het gezin zou worden opgescheept met een gehandicapte zonderling.
Sathya bleef onbewogen bij dit alles. Zo nu en dan citeerde hij de heilige geschriften of drukte de aanwezigen op het hart zich los te maken van alle verlangens en zich tot God te wenden.

Na enige tijd stuurde Seshama zijn ouders een brief waarin hij hun vroeg wanneer zijn broertje terug zou komen. Hij had reeds te veel lessen gemist; de tijd drong dus. Sathya's ouders vonden zijn toestand echter nog niet goed genoeg voor zijn terugkeer naar Uravakonda. Zij lieten eerst zijn horoscoop trekken door een bejaarde pundit uit Kadiri. Hieruit werd geconcludeerd dat Sathya bezeten was door een geest en op grond daarvan besloot de familie dat zij hem naar een beroemde, of beter gezegd beruchte, duiveluitdrijver zouden brengen in Brahmanapalli, een dorp gelegen in de buurt van Kadiri. Alleen grootvader Kondama maakte bezwaar. Volgens hem kon Pedda Venkapa beter nog wat wachten voor hij zo'n drastische stap zou nemen. Aan Easwaramma werd niets gevraagd. Zij kon slechts bidden om hulp.
Toen de duiveluitdrijver hoorde dat Sathya naar hem zou worden gebracht, bazuinde hij rond dat hij de enige was die de jongen zou kunnen genezen. Geen enkele geest, of het nu ging om een hindoe- of een moslimgeest, om een dierlijke of een duivelse geest, kon de kracht van zijn mantra's (heilige woorden) weerstaan, zo pochte hij.
Zijn ouders en zijn beide zusters Venkamma en Parvathamma begeleidden Sathya naar Brahmanapalli. Zijn vader verwachtte veel van de behandeling. Hij verzekerde de angstige vrouwen: 'Deze man zal een puja (eredienst) opdragen voor de godinnen Chandi en Chamundi en hij zal misschien een kip offeren. Dan zal hij het bloed in de vorm van een stip op het voorhoofd van de jongen aanbrengen - en dat zal het eind zijn van deze pijnlijke geschiedenis.'
Toen hij sprak over het offeren van een kip, ging hij zo hard praten dat zijn zoon niet in staat was hem te overschreeuwen. Niet dat het enig verschil zou hebben gemaakt. Er viel op dat moment niet met hem te praten.
De duiveluitdrijver zag er verschrikkelijk uit. Zijn lange haar was een warboel, zijn ogen gloeiden als van een bezetene en hij sprak met een raspend stemgeluid. Hij offerde eerst een kip en vervolgens een lam en dwong Sathya om in een cirkel van bloed te gaan zitten. Daarna begon hij met het schreeuwen van mantra's en daarbij sloeg hij met een grote ijzeren tang met een enorme kracht op de grond. Sathya's familieleden stonden te trillen, maar de jongen zelf bleef volkomen onbewogen. Zijn kalmte gaf hun ook weer wat moed en zij besloten te blijven tot de man zou verklaren dat Sathya was verlost van de boze geest.
Vervolgens begon de duiveluitdrijver Sathya te geselen om zo de geest te verdrijven. Zijn moeder kromp in elkaar en schreeuwde: 'Stop! Stop!'
'Nee!' riep de tovenaar. 'Ik stop niet halverwege de behandeling. Jullie mogen de jongen hebben, maar de geest in hem is voor mij. Neem wat van jullie is, maar pas nadat jullie mij hebben gegeven wat van mij is!'
Hij schoor daarna Sathya's hoofd kaal en kerfde met een scherp mes drie kruisen in zijn hoofdhuid. Het bloed stroomde eruit. In deze wonden goot hij sap van citroenen, knoflook en andere zure vruchten. Tot verbazing van zijn familieleden en tot woede van de duiveluitdrijver ontsnapte Sathya geen enkele kreet van pijn en huilde hij zelfs niet. Daarom besloot de duiveluitdrijver gedurende enkele dagen iedere ochtend 108 potten ijskoud water over de wonden te gieten. Toen de geest na deze behandeling nog steeds geen aanstalten maakte om het lichaam te verlaten, besloot hij zijn sterkste wapen in de strijd te werpen, de kalikam. Dit was een mengsel van allerlei bijtende stoffen en hij smeerde dat mengsel op Sathya's ogen. Als gevolg hiervan zwol diens gezicht zó op, dat hij onherkenbaar werd terwijl zijn ogen zich vernauwden tot bloederige, tranende spleten.
'Nu is de overwinning nabij!' schreeuwde de duiveluitdrijver. 'Nu zal de geest hem verlaten!' Maar nu werd het ook echt teveel voor Easwaramma. Zij had nog liever dat haar zoon door een geest werd bezeten, dan dat hij zulke ondragelijke pijn moest lijden. Per slot van rekening deed de geest hem niet werkelijk kwaad, hetgeen van de duiveluitdrijver niet gezegd kon worden. Zij wierp zich aan de voeten van haar echtgenoot en smeekte hem er een einde aan te maken. Aangezien ook hij zo langzamerhand zijn bedenkingen had, beval hij de tovenaar op te houden, hetgeen deze uiteindelijk met tegenzin deed. Na een royale betaling en vele dankbetuigingen van zijn ouders liet hij Sathya gaan op voorwaarde dat Venkapa en Easwaramma binnen zes maanden weer met hun zoon bij hem zouden komen, want anders kon hij geen enkele garantie geven dat de geest hem definitief zou hebben verlaten. En Venkamma mocht onder geen beding meer meekomen. Die had zijn behandeling voortdurend tegengewerkt door onder meer zalf op Sathya's ogen te smeren als de tovenaar even weg was.

Waarom heeft Sai Baba al die martelingen eigenlijk ondergaan? Het was zijn bedoeling dat de mensen zouden weten dat hij volkomen onberoerd bleef, wat er ook met zijn lichaam gebeurde. Hij voelde geen pijn, want hij kent geen enkele vereenzelviging met het lichaam. Hij is het lichaam niet. En evenmin zijn wij het lichaam. Wij zijn het atma, de ziel. Het lichaam is slechts een voertuig, ons door God geschonken om Hem te dienen door het dienen van onze medeschepselen. De wereld is ons oefenterrein. Wij moeten leven in de wereld, maar wij moeten de wereld niet in ons laten leven! In de wereld is slechts sprake van kortstondige vreugde, afgewisseld door verdriet; slechts God is eeuwige vreugde.

Sathya's ouders namen hun zoon mee terug naar Puttaparthi. Langzaam genas hij van zijn verwondingen, maar zijn gedrag bleef voor de meesten een raadsel. Daarom trachtte zijn moeder hem uit te leggen dat hij moest proberen zijn gedrag te veranderen.
'Iedereen is bezorgd over jouw ziekte, Sathya,' zei zij. 'De man uit Brahmanapalli zei dat je koorts had, maar dat is onzin. Ik weet dat je geen koorts hebt. Maar wanneer je begint te praten als een pundit, zeggen de mensen dat je bezeten bent en wanneer je aanmerkingen maakt op het gedrag van je oom en neefjes, dan zeggen die dat jij het niet kan zijn die die dingen zegt. Wanneer je bijvoorbeeld Venkamma vraagt om 's avonds naar de lucht te kijken om de devata's (goden) langs te zien gaan, dan zeggen zij dat je gek bent. O, Sathya! Probeer gewoon te doen! Ga terug naar je broer en ga weer naar school. Gedraag je niet als een goeroe, een Brahmajnani (een kenner van God). De mensen noemen je zo alleen maar om je belachelijk te maken.'
Hoewel hij mededogen voelde met zijn lieve moeder, die zoveel voor hem deed, kon Sathya op dat moment weinig voor haar doen. Het moment naderde waarop hij zijn ware aard bekend zou maken en hij moest de mensen daarop voorbereiden.
Ofschoon hij geleidelijk van zijn verwondingen was genezen, wilde er geen haar meer groeien op de plaatsen van de kruisen op zijn hoofd. Er vormde zich daar alleen litteken-weefsel met als gevolg een onevenwichtige haargroei. Alleen door zijn haar zorgvuldig te kammen kon hij de kale plekken goed bedekken. Wanneer het waait, kunnen de devotees ook nu soms nog deze kruisen op zijn hoofd zien en degenen die het verhaal kennen, realiseren zich dan dat het een herinnering is aan die gebeurtenis uit zijn jeugd.

Sathya's ouders kregen veel goede raad en zijn moeder luisterde hoopvol naar ieder voorstel. Eén van die voorstellen betrof een dokter in Gorantla. Deze zou zeer deskundig zijn en haar zoon zeker kunnen genezen van zijn waanvoorstellingen. Dus vertrokken zij op een dag met de ossenkar naar Gorantla. Maar toen kreeg Sathya er genoeg van. Halverwege sprak hij: 'Ik wit nergens heen. Laten wij teruggaan.' Onmiddellijk stopten de ossen. De medereizigers - familieleden en enige andere dorpsgenoten - probeerden de dieren weer aan het lopen te krijgen, maar duwen, trekken en het omdraaien van de staarten mocht niet baten. En toen de mensen na meer dan een uur de strijd opgaven, keerden de ossen zich om en gingen terug naar huis.
Kort daarop bood weer iemand zijn hulp aan en Sathya's ouders kregen weer hoop, want het ging niet om de eerste de beste. De man die zijn hulp aanbood, was een bekende advocaat uit Penukonda. Ofschoon hij nu in deze grote stad woonde, was hij geboren in Puttaparthi, waar hij ook zijn jeugd had doorgebracht. Deze Krishnamachari had gehoord over Sathya via familie van hem die nog in het dorp woonde en hij wilde nu zelf wel eens komen kijken. Hij kwam, hij zag... en hij oordeelde. Venkapa en Sathya waren samen met hem in de kamer en Easwaramma en haar beide dochters stonden buiten met hun oor tegen de wand te luisteren. Deze geleerde man, wiens naam voorzien was van allerlei titels, zei vol overtuiging tegen Venkapa: 'Een boze geest is in deze jongen gevaren en het is een buitengewoon krachtige geest. Menselijke duiveluitdrijvers kunnen niets doen en zelfs gewone goden zullen falen. Alleen god Narasimha heeft de kracht om deze geest af te schrikken en hem te dwingen Sathya los te laten. Breng de jongen naar de grote Narasimha-tempel in Ghatikachalam, want daar zijn reeds meer dan honderd van dergelijke gevallen door zijn genade genezen.'
Venkapa was direct enthousiast over dit voorstel en hij wilde reeds aantekeningen gaan maken over de te volgen route toen Sathya zijn hand tegenhield en zei: 'Krishnamachari! Dat is nu toch wel een vreemd advies van u. Wie denkt u dat er in die tempel in Ghatikachalam is? Ik! En u wilt dat deze mensen mij naar mij brengen?'
Easwaramma aan de andere kant van de wand voelde een golf van vreugde door zich heengaan, maar dat was slechts voor even. Het leven hernam zijn gewone gang. Sathya's gedrag bleef onvoorspelbaar. Zijn moeder maakte zich weer zorgen en zijn vader wist geen weg met zijn frustraties.

Op 23 mei 1940 kwam het moment waarop hij zich voor het eerst bekend zou maken. De aanleiding was een woede uitbarsting van zijn vader. Op die dag werd de spanning van het mysterie hem teveel. Reeds jarenlang zag hij lijdzaam toe hoe zijn zoon voor zijn vriendjes geschenken, zoals griffels en potloden, snoep en foto's, tevoorschijn haalde uit een lege tas of uit de lucht, hoe hij liederen componeerde en zong en hoe hij aan belangstellenden de heilige geschriften verklaarde. En nu had hij iemand die zijn best voor hem deed, een belangrijke advocaat uit Penukonda, een onbeschoft antwoord gegeven. Dit kon zo niet langer doorgaan. Sathya was toch gewoon zijn zoon... of was hij toch iets meer? Twijfel verscheurde hem al heel lang en nu volgde de uitbarsting. Die dag verzamelde Sathya zijn huisgenoten om zich heen op de veranda van het hutje van zijn grootvader en materialiseerde voor hen brokken kandijsuiker en bloemslingers. Toen de buren dit zagen, kwamen zij ook toegesneld. Hij gaf hun ook kandijsuiker en bloemen en alle aanwezigen gaf hij bovendien een bal rijst gekookt in melk. Zijn vader was op dat moment aan het werk en iemand ging hem roepen. Dit mocht hij niet missen.
'Hoe durft die kwajongen te beweren dat hij Narasimha is? Wat een brutaliteit! Dat neem ik niet langer!' schreeuwde hij reeds uit de verte. 'En wat is hij nu weer aan het doen, daar op de veranda van zijn grootvader, omringd door een hele menigte?'
Gewapend met een stok drong hij zich tussen de menigte door. Een van de aanwezigen hield hem tegen en zei: 'Met een beweging van zijn hand haalt Sathya kandijsuiker tevoorschijn en bloemslingers. Kijk! Dit heb ik van hem gekregen. Iedereen heeft wel iets gekregen.' De man keek de opgewonden vader aan en vervolgde: 'Vóór u naar hem toegaat, moet u wel eerst uw handen, voeten en gezicht wassen.'
Venkapa werd nu nog bozer en schreeuwde: 'Suiker! Bloemen! De bedrieger! Het zijn allemaal trucjes. Dit moet afgelopen zijn!' Hij drong verder naar voren tot hij Sathya had bereikt, hief zijn stok op en schreeuwde: 'Wie ben je? Ik wil het nu weten! Ben je een geest, een gek, een bedrieger... of... ben je een god?' Het hoge woord was eruit. Allen die Sathya omringden, hielden hun adem in. Wat zou hij antwoorden? Zijn moeder, die een eindje verder stond, had haar ogen gesloten om niet te hoeven zien hoe haar echtgenoot de jongen zou slaan - iets wat hij nog nooit gedaan had.
Rustig keek Sathya hem aan en antwoordde: 'Ik ben Sai Baba.' Zijn vader liet de stok vallen en sloeg zijn handen voor zijn mond. Na enkele ogenblikken vroeg hij nog steeds boos en wantrouwend, wat hij bedoelde met 'Sai Baba' en zich tot alle aanwezigen richtend, vervolgde Sathya: 'Ik behoor tot de Apastamba sutra (de leringen van Apastamba) en de Bharadvaja gotra (de groep religieuze verwanten met Bharadvaja als patroonheilige). Ik ben Sai Baba. Ik ben gekomen omdat jullie Venkavadhuta en andere heiligen baden om mijn komst. Ik zal jullie zegenen en al jullie zorgen wegnemen. Aanbid mij op iedere donderdag. Houd jullie geest en huis rein.'
Dit was interessant! Alle gezinsleden en ook de meeste dorpelingen kenden het verhaal van de grote wijze Venkavadhuta, maar vooral grootvader Kondama was geschokt door deze mededeling. Had hij zijn beide zonen niet Venkapa genoemd naar zijn goeroe en had hij enige tijd voor Sathya's geboorte zijn goeroe niet enkele malen in een droom gezien?
Een avadhuta is iemand die alle gehechtheid aan het vergankelijke heeft opgegeven en die de eenwording met God heeft bereikt. Kondama had Venka avadhuta persoonlijk gekend, voorzover je kunt spreken van 'kennen'. Hij had, net als vele andere dorpelingen, in zijn jeugd vol belangstelling geluisterd naar diens wijze woorden. Niemand wist waar hij vandaan kwam of waar hij naartoe ging. Vele jaren achtereen verscheen hij opeens in het dorp en verdween hij na enige tijd weer even plotseling. Op een middag zat Kondama met de avadhuta onder een banyan-boom (vijgenboom) toen deze tegen hem zei: 'Bhudevi (de godin van de aarde) huilt. Daarom komt Narayana. Jij zult hem kunnen zien. Hij zal van je houden.'
Nooit had Kondama kunnen bevroeden dat hij Narayana werkelijk in levenden lijve zou zien in zijn huis en op zijn schoot zou houden. Hij wist dat zijn goeroe verlangde naar de komst van God op aarde om de mensheid te redden, maar nu pas drong de volle betekenis van de woorden van Venka tot hem door: Sathya, zijn kleinzoon, was Narayana, God...

Maar nu was er nog een nieuw probleem: wie was die Sai Baba waarover Sathya sprak? Niemand in het dorp kende die naam, maar omdat 'baba' een islamitisch woord is, vreesde zijn vader alweer dat hij bezeten was door de geest van een moslim-fakir. Zijn moeder daarentegen herinnerde zich een visioen dat zij enige tijd geleden had gehad, waarin Sathya aan haar was verschenen als een oude man met een baard. Zou dat misschien die Sai Baba zijn?
Spoedig raakte bekend dat het subhoofd van de burgerlijke stand in Penukonda een volgeling was van ene Sai Baba en dat er iedere donderdag - de dag die gewijd is aan de verering van de goeroe - enkele honderden mensen naar zijn huis kwamen om daar een puja bij te wonen ter ere van deze heilige. Venkapa besloot zijn zoon mee te nemen naar deze man. Wanneer Sathya de mensen voor de gek hield, zou deze man dit gauw genoeg ontdekken.
Aanvankelijk wist de man niet goed wat hij de jongen moest vragen of zeggen, dus nam Sathya het initiatief en vroeg hem: 'Zie je niet dat ik Sai Baba ben? Je aanbidt mij al jaren en ik sta hier nu voor je. Hier, neem deze udhi (heilige as)' en met een beweging van zijn hand materialiseerde hij een handvol warme as voor hem. In zijn vorige belichaming als Sai Baba van Shirdi liet hij altijd een vuur branden in de kleine moskee waarin hij woonde. De udhi van dit vuur gebruikte hij om zieken te genezen en om vertrekkende devotees te zegenen. De man schrok hiervan zo, dat hij terugdeinsde en daarom strooide Sathya de as uit voor de foto van zijn vorige lichaam. Toen de man zich enigszins hersteld had, verzekerde hij Venkapa dat zijn zoon aan waanvoorstellingen leed en dat hij hem moest laten opnemen in een inrichting. Sathya adviseerde de man om oprechter en serieuzer te zijn in zijn aanbidding en hij eindigde met de woorden: 'Jij bent slechts een zoeker, een dienaar. Ik ben degene die je zoekt, de Meester.' Daarna verliet hij het huis.

Weer thuis veranderde Sathya zijn gedrag. Hij was niet langer in zichzelf gekeerd of somber - zo had hij er althans voor de anderen uitgezien - en hij was gemakkelijker te benaderen. Hij liet toe dat zijn moeder en Subbamma hem verzorgden en te eten gaven en dat was voor hen een hele opluchting. Hij trok nu geregeld de heuvels in en zat dan vaak uren zwijgend op een rots of hij zat aan de oever van de rivier.
Op de donderdagen verzamelde zich geleidelijk een vast groepje devotees om hem heen om te luisteren naar zijn woorden en om gezamenlijk bhajans te zingen.
Op een keer kwam er iemand uit Penukonda, die gehoord had dat Sathya gezegd had dat hij Sai Baba van Shirdi was. Deze man had veel bewondering voor Shirdi Baba en beschouwde Sathya's mededeling als heiligschennis. Tijdens de bijeenkomst stond hij plotseling op en riep uit: 'Wij weten wie jij bent. Je bent slechts een kind, de zoon van Venkapa en Easwaramma. Maar als jij dezelfde Sai Baba bent als degene die wordt aanbeden door het subhoofd van de burgerlijke stand, geef ons dan nu daarvan een of ander bewijs!'
Sathya's moeder, die in huis bezig was, hoorde dit en kwam naar buiten.
'Ik zal je het bewijs geven,' zei Sathya kalm en hij vroeg om hem de bos jasmijnbloemen die in huis stond te brengen. De man vroeg Easwaramma om de bloemen te halen en zenuwachtig voldeed zij aan zijn verzoek. Vervolgens wierp Sathya de bloemen met een vlugge beweging op de grond en zei: 'Alsjeblieft! Dat ben ik ...'


Iedereen keek naar de bloemen die in het Telugu de naam Sai Baba vormden. Alle rondingen en lussen van de fraaie letters waren volmaakt weergegeven. Verbazing alom en de man in kwestie deed er verder het zwijgen toe.

Op een dag kwam er, rond het middaguur, een man in uniform gehaast het dorp inlopen en vroeg waar hij de wonderdoener kon vinden die vibhuti (heilige as) kon materialiseren. Na enig zoeken ontdekte men Sathya, gezeten op de veranda van een huis waar hij zijn vriendjes verhalen uit de Mahabharata, het verhaal van Krishna, vertelde. Toen de man kwam aanrennen, maakten zijn kameraadjes zich uit de voeten, maar Sathya bleef rustig wachten.
De man bleek de chauffeur te zijn van een functionaris van het district Anantapur, een jonge Engelsman. Deze was op jacht geweest in het woud en bij hun terugkeer naar huis had hun jeep, die langs de oever van de grotendeels droogstaande rivier reed, ter hoogte van Puttaparthi onverwacht panne gekregen. Hij weigerde om weer te starten en de chauffeur had zijn geïrriteerde baas verteld dat hij had gehoord van een jonge wonderdoener in het nabij gelegen dorp, die as materialiseerde om zieken te genezen. Die as zou zeker ook de motor weer doen starten. Zo was de chauffeur dus bij Sathya beland en deze liep direct met hem mee naar de rivieroever, op flinke afstand gevolgd door enkele jongens. Daar aangekomen zei hij op vermanende toon tegen de functionaris: 'Zal ik u eens vertellen waar u die tijgerin heeft geschoten, waarvan het lichaam in uw jeep ligt?'
En hij beschreef tot in detail het betreffende gebied, alsof hij erbij was geweest. De Engelsman was stomverbaasd en Sathya vervolgde: 'Wat jammer dat u dit gedaan heeft! Deze tijgerin heeft u toch geen kwaad gedaan? Weet u dat zij drie welpjes heeft? Die zijn pas tien dagen oud. Zij zoeken nu angstig naar hun moeder in de omgeving waar u haar doodschoot. Wat een onrecht hebt u begaan! Om u dit te vertellen, heb ik uw jeep laten stoppen. U zou er onmiddellijk weer naartoe moeten gaan en ervoor moeten zorgen dat de welpjes in de dierentuin worden opgenomen en u zou moeten voorzien in hun onderhoud. Als u hierin toestemt, zal ik de jeep laten starten.'
De Engelsman was diep getroffen door Sathya's woorden en diens mededogen met de dieren en hij was direct bereid te doen wat hij vroeg.'
Bovendien,' ging Sathya verder, 'moet u geen dieren meer doden voor uw plezier en uit trots. Gebruik liever een fototoestel. Dan bent u pas echt een held.'
Vervolgens vroeg hij de chauffeur de jeep te starten en terwijl hij deze vriendelijk op de motorkap sloeg, zei hij: 'Rijden maar, amma (moeder), rijden maar. ' En de jeep startte.
De Engelsman vond de welpjes en bracht ze naar de dierentuin, maar hij deed nog iets. Hij liet het tijgervel prepareren en schonk dat toen aan Sathya.
Toen in 1950 de nieuwe tempel werd geopend, kwam dit tijgervel op het verhoogde platform te liggen onder de stoel waarop Sai Baba zat. Sommige mensen die dit zagen of die hiervan een foto onder ogen kregen, waren verbaasd en verontrust. Hoe kon Sai Baba, die zoveel van dieren hield, een tijgervel bezitten? Deze vraag is met dit verhaal beantwoord.
Toen zijn vader dit verhaal over de tijgerin hoorde, was hij diep geschokt. Hoe durfde de jongen een blanke, een Engelsman, een belangrijk functionaris, die bovendien gewapend was, zó toe te spreken? Hij kreeg al visioenen van politieagenten en de gevangenis en hij voelde zich voor de zoveelste keer ten opzichte van zijn zoon hulpeloos en gefrustreerd. Iedere afwijking van het normale werd in die tijd gezien als de invloed van duivels of boze geesten en hij weigerde dan ook te geloven in de echtheid van Sathya's wonderen. Wat dat betreft leek zijn oudste zoon Seshama op hem.

Vanwege de vakantie kwam Seshama naar Puttaparthi. Toen zijn ouders hem vertelden dat zijn broertje veel meegaander was geworden en dat hij dacht dat hij Sai Baba van Shirdi was, knikte Seshama bedachtzaam. Dat kon er voorlopig mee door. Die Sai Baba van Shirdi was immers slechts een tamelijk onbekende heilige uit een verafgelegen dorp. Dat kon niet zoveel kwaad. Als Sathya na de vakantie nu weer met hem zou meegaan naar Uravakonda, dan zou hij er wel in slagen hem dat laatste waanidee ook uit zijn hoofd te praten - desnoods met behulp van het rietje. Maar dat laatste zei hij er wijselijk niet bij.
En zo ging Sathya in juni weer terug naar Uravakonda, nu naar de vierde klas van de middelbare school.

6. Alles is illusie

Iedere donderdagavond sprak Sathya nu de verzamelde menigte toe en hij verrichtte dan ook enkele wonderen om de aandacht gevangen te houden en zijn band met Shirdi Baba te bevestigen.
Zo haalde hij foto's, tekeningen en beeldjes van de oude man tevoorschijn, maar ook dadels en bloemen die door pelgrims als offergaven op het altaar bij het graf in Shirdi waren neergelegd.
En hij haalde met een handbeweging vibhuti tevoorschijn om mens en te genezen van allerlei kwalen en kwaaltjes.
Wat is nu eigenlijk de diepere betekenis van deze heilige as? In India wordt as - vibhuti in het Sanskriet - reeds duizenden jaren gebruikt als symbool van de cyclus van leven en dood. Alles wat ooit geschapen is, vergaat uiteindelijk tot as of stof. Daarnaast is het ook een symbool van dat wat eeuwig is, het atma, de ziel. Het is immers dat wat overblijft wanneer al het vergankelijke is verbrand. En tenslotte is het ook nog een symbool van onthechting. De mens moet alle verlangens opgeven, alle hartstochten en gehechtheden verbranden en zich zuiver maken in gedachte, woord en daad.

Toen Seshama op een van die donderdagavonden weer eens cynisch commentaar leverde op zijn broertje, zei deze tegen de menigte dat zijn eigen broer niet in hem geloofde. Seshama voelde zich voor gek gezet en liep boos weg. Ofschoon het aanvankelijk zijn bedoeling was Sathya te straffen met het rietje, besloot hij toch tot een andere oplossing. Slaag had tot nu toe namelijk geen enkel resultaat gehad. Die dag was er uit Bellary voor Sathya een officiële uitnodiging voor een bezoek gekomen en zijn broer besloot dat het goed zou zijn voor Sathya's geestelijke gezondheid hem toe te staan tijdens de Dasaravakantie daarheen te gaan. In overleg met de burgemeester van Bellary en Hospet wilde Seshama dat bezoek combineren met een picknick aan de oever van de Tungabhadra-rivier en een bezoek aan de ruïnes van tempels en paleizen van de vroegere stad Vijayanagar. Deze ruïnes liggen in een brede straal rond het dorpje Hampi, dat een tiental kilometers van Bellary en Hospet is gelegen.
Tijdens het bezoek aan de ruïnes was de groep die Sathya begeleidde en die uit minstens vijftig personen bestond, zeer onder de indruk van het vroegere paleis van de koninginnen, de olifantenstallen, de Vitthalanathaswami tempel en het enorme beeld van Ganapati. Voor Sathya was dat alles slechts een droom. Een grote wijze, die voor een van de tempels zat, zei in het voorbijgaan tegen enkele van de begeleiders terwijl hij op Sathya wees: 'Neem van mij aan dat deze jongen goddelijk is.'
Even later ging de groep de tempel van Virupaksha binnen. Deze tempel was beroemd vanwege de schitterende architectuur en het prachtige beeldhouwwerk. In opdracht van zijn broer bleef Sathya buiten staan om op hun eigendommen te passen. Toen de priester de arati (lichtceremonie) uitvoerde voor de lingam, de ellipsvormige steen die een symbool is van de schepping, zagen alle aanwezigen bij het licht van de vlam tot hun verbazing Sathya staan op de plaats van de lingam. Zijn broer voelde woede in zich opstijgen en rende naar buiten om te zien hoe Sathya de tempel uit zou komen. Hij was er namelijk van overtuigd dat zijn broertje toch stiekem de tempel was binnengegaan. Maar die zat nog heel rustig onder de boom waar Seshama hem had achtergelaten toen hij zelf de tempel binnenging. Omdat hij de zaak nog steeds niet vertrouwde, ging Seshama zelf weer naar binnen om te zien of Sathya daar nog was. Zijn vrouw bleef buiten bij zijn broertje staan. Sathya bleek zowel in de tempel als onder de boom te zijn! Seshama voelde verwarring en vreugde, maar hij sprak daar niet met Sathya over.
Toen zij enkele uren later in Hospet arriveerden, waren de inwoners opgewonden en vol verwachting, want het nieuws dat Sathya was verschenen als Virupaksha, was al bij iedereen bekend. De volgende dag materialiseerde hij veel voorwerpen, hij genas een tbc-patiënt en allen zongen tot diep in de nacht bhajans.
Twee dagen voor het einde van de vakantie gingen zij per bus terug naar Uravakonda.

Op maandag 20 oktober 1940, de eerste schooldag na de terugkeer uit Bellary en Hospet, achtte hij het moment gekomen om zijn rol als Sathya Narayana Raju definitief op te geven en zijn ware taak op zich te nemen. Hij ging 's morgens gewoon naar school en beklom daar de verhoging om de gebeden te leiden. Maar na de gebeden sprak hij deze keer: 'Vanaf nu behoor ik niet meer aan jullie. Ik behoor aan hen die mij nodig hebben en die mij aanroepen.' En nog voor de aanwezigen zich hadden gerealiseerd wat hij bedoelde, liep hij het trapje af en keerde hij terug naar het huis van zijn broer en schoonzuster. Op de drempel staande wierp hij zijn tas met boeken op de grond en riep: 'Ik ben jullie Sathya niet langer. Ik ben Sai. ' Zijn schoonzuster kwam hierop aanlopen en zij zag om zijn hoofd een stralenkrans. Sathya zei tegen haar: 'Ik ga. lk behoor jullie niet toe. Maya (illusie) is verdwenen. Mijn devotees roepen mij. Mijn taak wacht mij. lk kan niet langer blijven. '
Terwijl hij dit zei en vervolgens wegliep, kwamen er van verscheidene kanten dorpelingen aanlopen. Ook de buurman, de geleerde pundit Narayana Sastry, was zijn huis uitgekomen. Hij liep met Sathya mee en probeerde hem tegen te houden, al durfde hij hem niet echt beet te pakken. Daarvoor had hij teveel ontzag voor hem. Hij was immers degene die enige tijd geleden door Sathya was gecorrigeerd toen hij aan een groepje belangstellenden de Bhagavatam uitlegde. Terwijl hij met de jongen meeliep, zag hij plotseling een stralenkrans om diens hoofd verschijnen en toen stopte hij en keek Sathya met open mond na terwijl deze verder liep. Ook zijn broer, die het bericht van de gebeurtenissen inmiddels op school had vernomen, kwam achter hem aanrennen om hem tegen te houden. Terwijl hij verder liep, zei Sathya tegen Seshama: 'Geef al je pogingen om mij te "genezen" op. Ik ben Sai. Ik beschouw mijzelf niet verwant aan jou.'
Sathya ging naar het huis van de plaatselijke belastinginspecteur, Sri Anjaneyulu. Hij kwam geregeld bij deze man thuis en deze was Sathya zeer toegewijd. Hij zou hem zeker van dienst willen zijn. De tuin van zijn huis was groot en niet omgeven door een hek en daardoor zeer geschikt voor Sathya's doel. Met zijn toestemming ging Sathya op een rotsblok onder een banyanboom in zijn tuin zitten terwijl vrijwel de voltallige bevolking van Uravakonda toestroomde.
Hij begon met het zingen van een nieuwe, eerst kort geleden door hem geschreven bhajan waarin hij de mensen uitnodigde om zich over te geven aan de voeten van de goeroe. Zij moesten begrijpen dat Sathya speciaal naar de aarde was gekomen om hen te leiden naar God en de juiste weg naar God is de volledige overgave aan de goeroe. Het zingen van devotionele liederen is zeer geschikt om de weg vrij te maken naar overgave, op voorwaarde dat het voortkomt uit een diep verlangen naar God. Deze bhajan, die was geschreven in het Sanskriet, luidt als volgt:

Manasa bhajare guru charanam
Dustara bhava sagara taranam
Guru maharaj guru jai jai
Sai natha sadguru jai jai
Om namah Shivaya Om namah Shivaya Om namah Shivaya Shivaya namah Om
Arunachala Shiva Arunachala Shiva Arunachala Shiva Aruna Shiva Om
Omkaram Baba Omkaram Baba Omkaram Baba Om namo Baba
(
4).

In de jaren erna heeft Sai Baba nog honderden bhajans in het Sanskriet, Telugu, Kannada en Tamil geschreven en daarin komen zeer vele namen van God voor. Zijn huidige naam is slechts één van zijn namen en daarom niet belangrijker of onbelangrijker dan al die andere. Op dit moment was het evenwel van belang om deze naam aan de aanwezigen bekend te maken. In de bhajans die hij later schreef, gebruikte hij aanvankelijk zijn huidige naam niet, maar dat was niet naar de zin van de devotees. Zij wilden zijn huidige naam zingen. Omdat er in die tijd nog niemand was die dergelijke teksten kon schrijven en ze op muziek kon zetten, gaf Baba toe aan hun verlangen en maakte hij dergelijke bhajans over zichzelf. In later jaren kwamen er steeds meer devotees die konden componeren en schrijven en daarom is hij toen zelf gestopt met het maken van bhajans.

Vóór het rotsblok waarop Baba zat, lag nog een grote steen. Een fotograaf die een mooie foto wilde maken, vroeg hem of die steen daar weg mocht omdat deze de compositie van zijn opname zou verstoren. Baba weigerde dat en zei tegen hem: 'Als je wilt weten wie ik ben, maak dan een foto van mij.' Dat deed hij en toen hij het rolletje de volgende dag ontwikkelde, ontdekte hij iets merkwaardigs. Hij haastte zich naar de plaats van de opname om daar te ontdekken dat die steen die in de weg had gelegen, nog steeds dezelfde steen was. Maar op zijn foto was deze veranderd in een beeldje van Sai Baba van Shirdi.

Al deze verhalen gingen als een lopend vuurtje van dorp naar dorp en zo bereikten zij ook Puttaparthi. Tegen die tijd was er van de oorspronkelijke verhalen niet veel meer over. Sommigen zeiden dat Sathya vertrokken was naar Shirdi, anderen dat hij spoorloos verdwenen was en weer anderen beweerden zelfs dat hij dood was. Toen al deze geruchten en roddels zijn ouders bereikten, barstte zijn moeder in tranen uit. Zijn vader pakte echter wat spullen in een tas, sprak zijn echtgenote ferm toe en vervolgens vertrokken zij samen naar Uravakonda om zelf te ontdekken wat er nu werkelijk was gebeurd.
Op het busstation in Anantapur werden zij door iemand die daar op de bus naar Bukkapatnam stond te wachten, herkend en deze overhandigde Venkapa een brief van Seshama. Gehaast scheurde hij de brief open en las de inhoud. Al lezend klaarde zijn gezicht op. Hij wendde zich tot Easwaramma en zei: 'De jongen leeft! Hij is niet ziek en hij is nog steeds in Uravakonda.'
Toen gaf hij een kort verslag van hetgeen zijn oudste zoon had geschreven over wat er werkelijk gebeurd was. En hij eindigde met het voorlezen van de laatste zin van Seshama's brief: 'Ik heb Sathya verteld dat ik u heb geschreven en dat u moet beslissen over zijn toekomst.'

Toen zijn ouders bij het huis van Seshama aankwamen, stond daar een hele menigte. Iedereen probeerde binnen te komen om Sathya te zien of hem een bloemslinger om zijn hals te hangen. Zijn ouders moesten zich door de menigte dringen tot het moment waarop de mensen hen herkenden. Toen werd er ruim baan voor hen gemaakt en de mensen riepen: 'Mata pita ki jai!' (glorie zij u, moeder en vader), vrijwel onmiddellijk gevolgd door: 'Sai Baba ki jai!' (glorie zij u, Sai Baba).
Sathya zat op een stoel omgeven door brandende kamfer en wierook en met een grote berg bloemslingers naast zich. Seshama liep wanhopig heen en weer, bezoekers aansporend het huis te verlaten om zo plaats te maken voor anderen. Toen hij zijn ouders zag, zuchtte hij opgelucht. Hij betwijfelde of zijn broertje nog wel zoveel gezond verstand bezat dat hij hen zou herkennen en daarom vroeg hij hem: 'Weet je wie deze mensen zijn?' Het antwoord, dat hen zou schokken, luidde: 'Zij zijn maya.' Hij mocht de waarheid niet langer uit de weg gaan. De schepping is illusie, de droom van God. Alles wat vergankelijk is, is maya. Slechts God is eeuwig. De mensen denken dat zij het lichaam zijn, maar het lichaam is slechts het voertuig van de ziel. Als gevolg van hun denkwijze zoeken zij vreugde in de wereld door middel van hun zintuigen, maar de wereld kan geen werkelijke vreugde schenken. Eeuwige, onvergankelijke vreugde kan slechts God schenken. Men moet zich daarom losmaken van alle verlangens naar aardse zaken en de geest richten op God. Sai Baba is God, maar alle anderen zijn ook God. Het enige verschil is, dat hij het weet en de anderen nog niet. Met weten wordt hier niet verstandelijk weten bedoeld, maar innerlijk ervaren. Baba ervaart de gehele schepping als één.
Met het woord 'maya' maakte hij zich los van alle familiebanden. Zijn ouders en alle anderen moesten begrijpen en aanvaarden dat hij niet gebonden was door de banden van het bloed. Er was slechts één band tussen hem en de mensen en dat was de band van het atma.
Zijn vader toonde begrip, maar zijn moeder kon het nog niet accepteren. Gevoelsmatig was hij nog steeds haar kleine Sathya, die zij moest helpen en beschermen, die zij op haar schoot nam en wiens haar zij borstelde. Afwisselend werd zij boos en huilde zij. Zij smeekte: 'Sathya, zeg iets tegen je moeder!' Maar deze kon niet meer terug en vroeg haar dus: 'Wie behoort wie toe?' En hij vervolgde: 'Alles is maya, alles is maya.' Juist toen hij had besloten om weer naar de tuin van de belastinginspecteur te gaan, kwamen er mensen naar hem toe die hem vertelden dat zijn moeder in de keuken bezig was een maaltijd voor hem te bereiden. Toen Sathya haar zei dat hij zou wachten tot zij gereed was, deed dit haar zichtbaar goed. Nu kon zij weer iets doen voor haar kind. Vol enthousiasme begon zij nog veel meer gerechten te bereiden. Toen zij klaar was, ging Sathya op een mat op de grond zitten en zij gaf hem een bord vol sangti, pulusu, kura, chutney en andere heerlijkheden. Hij begon niet direct te eten, maar veegde alle voedsel bij elkaar en kneedde er enkele ballen van terwijl hij zei: 'Maya, maya.' Vervolgens gaf hij zijn moeder de eerste bal voedsel en stak zijn rechterhand uit. Zij wist dat dit een vedisch ritueel was en zij wist dat zij hem toestemming gaf om het spirituele pad te gaan volgen, wanneer zij het voedsel in zijn hand zou leggen. Enigszins aarzelend legde zij de bal erin en Sathya at ervan terwijl hij mompelde: 'Maya is verdwenen; maya is weg.' De twee andere ballen at hij eveneens op zonder enige emotie te tonen. Dit was symbolisch de laatste maaltijd die Easwaramma voor haar zoon had bereid. Nu begon ook zij te aanvaarden dat de familiebanden niet meer bestonden. Vanaf dat moment was hij nog slechts gehecht aan allen die hem aanriepen, onder welke naam dan ook. Hij is Rama, hij is Krishna, hij is Boeddha, Nanaka, Mahavira, Zoroaster en Jezus. Hij luistert naar alle namen en hij helpt ieder die oprecht hulp vraagt. God is één en één alleen.

Die avond zat hij weer op het rotsblok in de tuin van Anjaneyulu, waar hij zijn devotees urenlang voorging bij het zingen van bhajans. Zijn moeder bleef de hele avond in zijn buurt, piekerend over de toekomst.
In gedachten zag zij hem al blootsvoets door de heuvels en de wouden trekken, etend wat de mensen hem gaven en slapend in grotten. Zij zag hem door het Himalaya-gebergte trekken, levend van wortels en bladeren, zoals zoveel andere sadhu's (mensen die door de bevolking als heiligen worden beschouwd) deden. En zij zag hem op oudere leeftijd, mager, naakt en eenzaam, maar met in zijn ogen het vuur van de geestelijke verlichting. En zij besloot dat dat niet de weg was die zij wenste voor haar zoon. Zij zou hem vragen met haar terug te keren naar Puttaparthi.
Venkapa zag hier niet zoveel in. Het leek hem het beste, de zaken maar even op hun beloop te laten. Maar Seshama was enthousiast en beloofde haar zo goed mogelijk te helpen. Toen de meeste mensen vertrokken waren, kwamen zijn moeder en broer naar hem toe.
'Sathya,' zei zijn moeder, 'wij zijn in maya, wij zijn maya, maar jij bent vrij van maya. Wij zullen ons daar niet mee bemoeien. Wij zullen niet proberen je op andere gedachten te brengen. Jij kunt zijn wat je ook maar wilt. Maar, Sathya, niet in het Himalaya-gebergte, niet in grotten en in de heuvels, ver weg van ons. Beloof me dat je in Puttaparthi zult blijven. Laat je devotees daar komen. Wij zullen hen hartelijk verwelkomen en hen vriendelijk behandelen.' Hij antwoordde: 'Ik heb Puttaparthi gekozen als mijn verblijfplaats. Deze gunst is niet aan u verleend, maar aan het dorp, aan de wereld. Ik zal hier donderdag vertrekken en naar Puttaparthi gaan.' Zijn moeder was sprakeloos van vreugde. Er viel een pak van haar hart. Zij zou voor hem kunnen blijven zorgen, voorzover het eten en drinken betrof althans. Haar zoon zou niet behoeven te bedelen. En zijzelf, de andere familieleden en Subbamma zouden getuige kunnen zijn van zijn toekomstige glorie, hun leven lang. Het nieuws van zijn aanstaande vertrek ging als een lopend vuurtje door de stad. Drommen mensen kwamen naar de tuin van Anjaneyulu om hem nog eenmaal te zien of te spreken. Hij zong bhajans met de aanwezigen en gaf vibhuti aan de leraren van zijn school.

Op donderdag trok in alle vroegte een lange processie van Uravakonda in de richting van Puttaparthi. Sai Baba zat op een versierde wagen, getrokken door fraai opgetuigde ossen. Zijn broers Seshama en Janakiram liepen voorop, gevolgd door een muziekkorps. Zijn ouders, zussen en schoonzus liepen mee in de menigte. Bij het verlaten van de buitenwijken van de stad vroeg Seshama de mensen vriendelijk om terug te keren naar huis, maar aan die oproep gaven slechts weinigen gehoor. De meesten gingen met karren en bussen helemaal mee naar Puttaparthi. Onderweg kwamen zij langs of in de buurt van Dharmavaram, Penukonda, Gorantla, Mudigubba en Bukkapatnam en ook uit deze steden en dorpen sloten zich talloze nieuwsgierigen aan bij de stoet.

Wie er niet mee gingen, waren Sathya's klasgenootjes die links en rechts van hem in de schoolbank zaten. Tijdens zijn zogenaamde ziekte waren zij geregeld naar het huis van Seshama gekomen om te vragen hoe het met hun medeleerling ging. Zij maakten zich zeer bezorgd, want zij waren sterk aan hem gehecht. Toen zij nu zagen dat hij het dorp voorgoed verliet, was dat voor hen te veel. De een raakte buiten zinnen, sprong in een put en verdronk. 'Ik kan niet leven zonder Raju,' waren zijn laatste woorden. De ander riep voortdurend: 'Raju, Raju!' en weigerde te eten en te drinken. Hij stierf na korte tijd.

Toen de stoet was aangekomen in Puttaparthi ging het richting huize Karnam. Subbamma - inmiddels weduwe - zou hen zeker welkom heten in haar ruime huis.
Later die dag materialiseerde Baba in het bijzijn van velen een vrucht die niemand van de aanwezigen kende. Een van zijn tantes vroeg: 'Wat is dat voor een soort vrucht?' 'Deze vrucht komt uit Shirdi,' antwoordde hij en hij vervolgde: 'Zullen we hem in partjes snijden en vanavond na het bhajan zingen uitdelen?' 'Maar Sathya, dan krijgt iedereen maar een heel klein stukje. Om er echt van te kunnen genieten, zou iedereen toch minstens een hele vrucht moeten krijgen.' Hier kon Baba het mee eens zijn en daarom vroeg hij haar: 'Breng mij eens een grote mand met een deksel.' Toen zij de lege mand voor hem neerzette, tikte hij op het deksel en opende hem. Iedereen zag dat de mand nu vol vruchten zat. Die avond bleken er bij het zingen zo'n honderd devotees aanwezig te zijn en zijn tante vreesde alweer dat zij geen hele vrucht zou krijgen. De mand was dan wel vol, maar er konden er zeker niet meer in zitten dan dertig of veertig. Maar na het zingen gaf Baba zonder problemen een hele vrucht aan ieder van de aanwezigen. Zijn tante genoot van de heerlijke, zoete vrucht, evenals alle anderen.

Die avond bleef Sai Baba niet bij Subbamma, maar ging hij weer met zijn ouders mee naar hun eigen huis. Dit betekende zoveel voor zijn moeder dat hij dat niet wilde weigeren. Ook Subbamma begreep dit. Toch zou dit niet lang kunnen duren. Hun huis was klein en overvol. Bovendien had zijn moeder in die tijd haar handen vol aan haar zoontje Janakiram. Deze had last van bronchitis en zijn moeder vreesde voor tbc.
'Moeder,' zei Baba al spoedig, 'zou het niet beter zijn wanneer ik elders ging wonen? Subba en Venkamma hebben gezegd dat ik bij hen kan komen.'
'Maar dat is toch helemaal niet nodig, Sathya. Het gaat zó toch goed?'
'Maar moeder, u heeft al uw tijd nodig voor het gezinsleven en speciaal voor de verzorging van Janakiram. U probeert mij te betrekken bij alle familie-aangelegenheden en dat is niet wat ik wil. Ik behoor u en ons gezin niet alleen toe. Ik behoor toe aan allen die mij nodig hebben.'
Zij praatten nog enige tijd verder, maar tenslotte zei zij berustend: 'Goed, jongen. Ik zal je missen, maar ik begrijp het. Je zuster Venkamma en haar echtgenoot zullen je graag opnemen in hun huis. En voor je vader zal het ook beter zijn. Hij is natuurlijk veel in de winkel en hij is veel op reis naar de omliggende dorpen en steden, maar als hij thuis is, heeft hij behoefte aan rust. En die krijgt hij nu nauwelijks met al die bezoekers de hele dag door.'
Zijn verblijf bij Venkamma was van korte duur. Het bleek toch een probleem te zijn wanneer allemaal vreemden voortdurend in en uit liepen en zijn zuster en haar echtgenoot wilden dat hij zich meer aan hun regels zou houden. Subbamma, die dit vernam, bood hem aan bij haar te komen wonen.
En zo trok Sai Baba in 1941 in bij Subbamma om tot 1944 bij haar te blijven.
In die periode heeft zij - meestal bijgestaan door Kamalamma, de tweede vrouw van de inmiddels overleden Karnam - duizenden devotees te eten gegeven zonder één klacht. Zij maakte altijd heel veel eten klaar, maar soms arriveerde er onverwacht een zo grote groep mensen dat er toch niet voldoende bleek te zijn. Wanneer zij dat tegen Baba zei, ging deze naar de keuken, sloeg twee kokosnoten tegen elkaar kapot en sprenkelde de kokosmelk over de vrijwel lege pannen. Vervolgens kon Subbamma weer verdergaan met het uitdelen van voedsel, want de pannen waren dan weer tot de rand gevuld.

Baba was meestal beschikbaar voor de bezoekers, maar zo nu en dan trok hij zich terug in de heuvels die het dorp omringden. Zodra Subbamma en de anderen ontdekten dat hij was verdwenen, startten zij een grootscheepse zoekactie. Meestal vonden zij hem al snel, gezeten op een rots en uitkijkend over de vallei. Hij ging dan weer gewillig met hen mee terug.
Maar ook als zij hem niet zochten, kwam hij na korte tijd weer terug. Het was dus eigenlijk helemaal niet nodig om hem te gaan zoeken, maar zij konden dat gewoon niet laten. Soms maakte Baba er daarom een spelletje van.
Op zekere avond was hij samen met zo'n twintig devotees onderweg naar Dharmavaram voor een kort bezoek. De meesten zaten op de ossenkarren, maar Baba zelf liep gedurende enige tijd achter de wagens samen met een groepje jongeren. Toen er even niemand op hem lette, verdween hij uit de groep en rende naar voren. Toen de eerste ossenwagen bij hem aankwam, was Baba verdwenen, maar stond er een zestienjarig meisje langs de kant van de weg, haar gezicht grotendeels verborgen achter een omslagdoek. Zij smeekte de inzittenden om een lift. Haar voeten deden pijn van het lopen en zij moest naar Dharmavaram, waar haar echtgenoot in het ziekenhuis was opgenomen. Zij zuchtte en weende en de vrouwen kregen medelijden met haar en hielpen haar in de wagen. Na enkele kilometers werd het bericht naar voren doorgegeven dat Baba verdwenen was en alle wagens stopten. Iedereen stapte uit en ging zoeken. Tenslotte vonden zij hem vlakbij de voorste wagen en enkele van de oudere mannen berispten hem omdat hij kennelijk verstoppertje aan het spelen was op een wel heel ongelegen moment. De reis werd voortgezet, maar toen kwamen de vrouwen uit de voorste wagen tot de ontdekking dat het meisje verdwenen was. Was zij misschien, bezorgd om het lot van haar echtgenoot, alleen verder gegaan toen de wagens stopten om Baba te zoeken? Enkele jongemannen renden de weg af om haar te zoeken, maar zij kwamen onverrichterzake terug. Toen kwam iemand op het idee om Sai Baba te vragen waar zij gebleven was en toen kon hij niet langer geheim houden dat hij het meisje was geweest!

Ook het huis van Subbamma werd op den duur te klein voor de voortdurende stroom bezoekers, die kwamen voor hulp bij ziekte en voor geestelijk onderricht.
Een sannyasin (iemand die zich volledig onthecht heeft van wereldse zaken) uit de dichtbevolkte stad Kothacheruvu, zo'n acht kilometer van Puttaparthi gelegen, kwam dit ter ore en hij sprak er Venkapa en Kondama over aan. Hij woonde in een huisje op een heuvel, dat uitkeek over een groot kunstmatig meer dat ontstaan was door een afdamming van de Chitravati. Hij was bereid de jonge Baba bij zich op te nemen als zijn pupil en opvolger. Zijn huis lag gunstig ten opzichte van vele doorgaande wegen en dus zouden de mensen hem gemakkelijk kunnen bereiken. Venkapa leek het wel wat, maar Easwaramma was fel tegen. Hier was weer iemand die haar kind bij haar wilde weghalen. Zij had er dan wel mee ingestemd dat hij niet meer in haar huis woonde, maar zij wilde beslist dat hij in Puttaparthi zou blijven. Nu wilde Subbamma dat ook graag en aangezien Sai Baba zelf ook niet van plan was het dorp te verlaten, ging Kothacheruvu niet door.
Teneinde anderen verder vóór te zijn, bood Subbamma Baba een stuk land aan de oever van de Chitravati aan, vlak naast de Gopalaswami-tempel. Zij deed daar verder toch niets mee en daarop zou een grote hal kunnen worden neergezet om de stroom bezoekers onder te brengen. Net als zij nu deed in haar eigen huis was zij bereid daar eten te koken voor de bezoekers die van ver kwamen. Ofschoon zij inmiddels al een dagje ouder werd, heeft zij dit nog enige tijd met groot enthousiasme gedaan.

De bezoekers, die hem aanvankelijk vaak Bala Sai noemden, noemden hem nu meestal Sathya Sai Baba. Bala betekent 'jong' en de naam Bala Sai had dus betrekking op zijn leeftijd. De andere naam ging men vooral gebruiken om hem te onderscheiden van zijn vorige belichaming, die bekend is geworden onder de naam Shirdi Sai Baba. Sathya, zijn vroegere roepnaam, betekent 'waarheid', sai betekent 'goddelijke moeder' en baba betekent 'vader'. De naam duidt dus aan dat hij de goddelijke moeder en vader is en zoals hij zelf zegt: 'Zoals de moeder zal ik teder en zacht zijn en je geluk schenken en zoals de vader straf en kritiseer ik je wanneer dat nodig is, en door middel van deze methoden voer ik je naar een hoog niveau.' Wanneer je Baba wilt volgen, zul je je volledig moeten inzetten. Met minder is hij niet tevreden. Hij verwacht niet, dat je volmaakt bént, maar hij verwacht wel, dat je ernaar streeft om volmaakt te wórden.
Zijn kleding bestond nu meestal uit een dhoti, die hij echter niet in de vorm van een broek knoopte, maar tot op zijn voeten liet vallen, en een shirt. Dat shirt werd na enige tijd vervangen door een kafni, een lang gewaad dat tot de grond reikt en dat in zijn geval toen meestal rood was en tegenwoordig meestal oranje van kleur is. Deze kafni lijkt op de kafni die hij in zijn vorige belichaming als Shirdi Sai Baba droeg. De opvallende kleur was op verzoek van de devotees. Zo konden zij hem reeds van verre zien aankomen en zo konden zij hem ook eenvoudig ontdekken in een grote menigte. Zijn krullende haar droeg hij aanvankelijk tamelijk kort, maar in de loop der jaren liet hij het steeds meer groeien. Een tijdlang droeg hij het met een scheiding. Zijn latere afrokapsel zonder scheiding leverde vooral in het begin nogal eens commentaar op. Werd dat te erg, dan zei hij zoiets als: 'Ik houd er zo'n uitbundig kapsel op na, opdat bepaalde ongewenste elementen mij zullen houden voor een rowdy' - tegenwoordig zouden wij zeggen 'hippie' - en daarom op afstand zullen blijven!'

 

7. De Oude Mandir

Eerst werd er een mandir (tempel) gebouwd, voorzien van een pannendak. Deze bood plaats aan ongeveer dertig mensen. En enige tijd daarna werd er een hal neergezet. In de grote, overdekte ruimte van deze hal zouden de bezoekers kunnen eten en slapen. Deze ruimte was aanvankelijk aan alle vier de zijden open, hetgeen het grootste gedeelte van het jaar een voordeel was, gezien de hitte. Achter deze hal was nog een binnenplaats met een bron voor drinkwater, een dynamo voor stroom en twee vuurplaatsen waar men kon koken. Verder werden er enige opslagruimtes voor voedsel gebouwd terwijl er ook een kamer en een badkamertje voor Sai Baba kwamen. Aanvankelijk was Baba in een lemen met riet gedekte hut gaan wonen, maar enige tijd nadat de mandir voltooid was, trok hij in deze nieuwe stenen kamer. In de toekomst zou dit geheel bekend worden onder de naam Patha Mandiram, de Oude Mandir. Baba gaf darshan vanuit een kleine ruimte die open was aan de zijde van de weg. Deze weg zat iedere dag vol met lange rijen pelgrims, rijen die op donderdag vaak wel vijftig meter lang waren.

Baba vertelde de bezoekers hoe zij moesten leven, beantwoordde vragen, vertelde over Shirdi Baba, materialiseerde vibhuti en deed vele andere wonderen.
'Ik ben Rama. Ik ben Krishna. Ik word in vele Landen aanbeden. De mensen bidden tot mij in vele talen, zei hij tegen een groepje bezoekers uit Kamalapur.
'Krishna?' vroeg een van de aanwezigen, een trouwe devotee van deze goddelijke belichaming.
'Ja, ook Krishna, antwoordde Baba. 'Wil je de fluit horen?' Krishna is bekend als fluitspeler. In zijn jeugd was hij koeienhoeder op de weiden van Brindavan. Daar speelde hij op de fluit voor de gopi's (herderinnen), die zijn devotees waren. De holle fluit is het symbool van het hart dat gezuiverd is van alle verlangens en dat daardoor een geschikt instrument is geworden voor het spel van de Heer.
De man in kwestie keek Baba vol verbazing aan en deze zei: 'Leg je wang tegen mijn borst.' Toen hij dat deed, hoorde hij in plaats van Baba's adem de goddelijke klanken van Krishna's fluit.
Toen deze bezoekers dit verhaal vol enthousiasme aan Easwaramma vertelden, was zij zeer onder de indruk en zij ging onmiddellijk met hen mee terug naar de tempel in de hoop de klanken van de fluit ook te mogen horen. Allen gingen om Sai Baba heen zitten op de kale vloer van de centrale hal. Na enige aarzeling vroeg zijn moeder hem plotseling: 'Bezat Shirdi Sai Baba Krishna's fluit?'
Baba antwoordde: 'Ik bezit hem nu en ik bezat hem toen. Ik was toen Krishna en ik ben het nu.' Zijn moeder loosde een zware zucht. En hij vervolgde: 'Luister! De vorm van Shirdi Baba zal komen om op te gaan in deze vorm.' Na een stilte van enkele seconden hoorden allen het geluid van houten sandalen. De voetstappen kwamen de treden van de tempel op, liepen over de veranda en gingen toen de centrale hal binnen waar zij zaten. Een beetje boos zei Easwaramma: 'Wie komt er binnen met sandalen aan?' Maar er was niemand te zien en de voetstappen gingen gewoon verder. Bij Baba aangekomen verdween het geluid en hij zei: 'Dat was ik toen, in de tijd dat ik op de fluit speelde in de ruïne van de moskee.'
'Daarom heb je jezelf Sai Baba genoemd. Dat bedoel je. Ik kan het nog nauwelijks geloven,' mompelde zijn moeder zachtjes voor zich heen, bang dat haar zoon het zou horen. Dit was een hele belangrijke ontdekking voor haar, waar zij nog lang over nadacht.

Baba's zuster Venkamma raakte bijzonder geïnteresseerd in het leven en de leer van Shirdi Baba en zij vroeg de pelgrims die in Shirdi waren geweest voortdurend om meer informatie. Zij vroeg haar broer ook om een portret van het lichaam dat hij toen had en hij beloofde haar een mooie afbeelding. 'Aanstaande donderdag zal ik hem je geven,' voegde hij eraan toe. Op woensdag vertrok Baba naar Uravakonda en Venkamma dacht dat hij het vergeten was. Zij maakte daar geen punt van; zodra hij terug was, zou zij die foto wel krijgen. Sai Baba was echter van plan om zijn belofte gestand te doen. Op donderdag werd Venkamma vroeg in de ochtend wakker door geritsel achter een zak rijst die tegen de muur stond van de kamer waarin zij sliep. Zij dacht dat er misschien een rat zat of een slang en stond op om te kijken. In plaats van een rat of een slang trof zij achter de zak met rijst een opgerold vel papier aan. Het zat geklemd tussen de zak en de muur. Toen zij het vel uitrolde, zag zij een afbeelding in kleur van een oude man met een baard, gezeten op een rotsblok. Toen zij Baba enkele dagen later zag in het huis van zijn ouders, vroeg ze: 'Swami, weet u wie dat is op deze afbeelding?'
'Dat is Sai Baba van Shirdi. Het is het portret waarnaar je mij onlangs hebt gevraagd,' antwoordde hij.
Zijn moeder bekeek de afbeelding met grote belangstelling en Venkamma vertelde weer nieuwe verhalen over Shirdi Baba, die ze die ochtend van enkele bezoekers had gehoord. Easwaramma was erg blij toen zij hoorde dat Shirdi Baba het dorp Shirdi nooit had verlaten. Vanaf het moment dat hij er was gaan wonen, was hij er gebleven, tot zijn dood. En ze vroeg onmiddellijk aan haar zoon: 'Als jij die Sai Baba bent, waarom blijf je dan niet altijd hier? Je ging toen niet naar verafgelegen plaatsen. Hij verliet Shirdi geen enkele dag.'
Baba antwoordde: 'Juist daarom moest ik weer terugkomen, om dat te herstellen. Ik moet nu alle mensen zegenen die mij aanroepen, waar zij zich ook bevinden.' Toen Baba enige tijd later alleen was met zijn moeder, zei hij: 'Moeder, ga eens met mij mee, dan zal ik u iets laten zien.'
Zij volgde hem naar een kamer zonder ramen en hij wees haar naar een hoek. Daar verscheen, oplichtend in het duister, het beeld van de moskee in Shirdi. De reeds bejaarde Sai Baba zat ervoor op een matje. Haar ogen vulden zich met tranen, maar dat belette haar niet om op te merken dat de kafni van de heilige wel erg oud en gescheurd was en zij was blij dat haar Sathya zich beter kleedde. Zij had dus niet voor niets altijd zoveel zorg besteed aan de kleding van de kinderen.
Ook aan zijn vader heeft Baba een dergelijk visioen getoond en dat visioen was voor hem de directe aanleiding om zijn zoon te aanvaarden als de reïncarnatie van Shirdi Baba. Vanaf dat moment was ook hij ervan overtuigd dat Baba goddelijk was! Dat ging als volgt. Op een avond kwamen er enkele mensen uit Penukonda naar Puttaparthi en onder hen was ook Sri Krishnamachari, de advocaat over wie reeds eerder gesproken is. Zij brachten een bezoek aan Subbamma en ook Pedda Venkapa was op dat moment bij haar. Natuurlijk kwamen Baba's wonderen op een gegeven moment ter sprake en een van de aanwezigen vroeg aan Venkapa: 'Hoe zit dat nu eigenlijk met die Sathya van jou. Heeft hij werkelijk bepaalde krachten?'
'Voor mij is het ook allemaal een mysterie. Net als jullie tast ik in het duister met betrekking tot zijn ware aard,' antwoordde Venkapa zuchtend.
'Bedrieger!' riep Krishnamachari, die zich nog altijd beledigd voelde door wat Baba enige tijd eerder tegen hem had gezegd. 'Je houdt de eenvoudige dorpsbewoners voor de gek met die mooie verhaaltjes over je zoon.'
Venkapa was diep geschokt door deze woorden en zonder iets te zeggen verliet hij het huis van Subbamma en ging naar zijn eigen hut. Daar vertelde hij zijn zoon wat er was voorgevallen en hij daagde hem uit om deze twijfelaars - van wie hij er overigens zelf een was - een bewijs te geven van zijn goddelijkheid, zodat men hem voortaan niet meer zo zou aanvallen als die advocaat had gedaan. Baba droeg zijn vader op alle twijfelaars onmiddellijk naar hem toe te brengen en zo verscheen Venkapa even later met alle leden van het gezelschap.
Baba vroeg aan Subbamma, die ook was meegekomen, of zij het graf van Shirdi Baba wilde zien en toen zij daarop bevestigend antwoordde, nam hij haar mee naar binnen. 'Kijk,' zei hij, wijzend naar een hoek van de kamer. En daar verscheen de graftombe, bedekt met wit marmer. Er stonden overal bloemen en wierookstokjes en zij kon deze zelfs ruiken. In de hoek naast de tombe zat een devotee een mantra te herhalen. Toen verschoof het beeld en zij zag de Anjaneya-tempel in Shirdi en in de verte de margosa-boom. Zij kreeg het gevoel alsof zij buiten stond en over Shirdi uitkeek. Het hele landschap kilometers in de omtrek kon zij overzien.
Toen Baba haar weer naar buiten bracht, wist zij de aarzelende Krishnamachari zover te krijgen dat hij ook met hem mee naar binnen ging. Na hem volgden een voor een alle andere leden van het gezelschap en Baba toonde hun allen hetzelfde visioen. Tot slot nam hij zijn vader mee naar binnen. En toen deze weer naar buiten kwam, was hij een ander mens! Al zijn twijfels waren verdwenen! Krishnamachari verontschuldigde zich tegenover hem voor zijn opmerkingen. Ook hij was nu overtuigd van het feit dat Venkapa's zoon Sai Baba was.

Omdat Baba steeds meer tijd moest gaan besteden aan zijn toenemende schare devotees, moesten zelfs zijn ouders, wanneer zij hem wilden zien, net als de andere devotees naar de tempel komen en op hun beurt wachten. Nu viel dat in de praktijk wel mee, want het ging er allemaal tamelijk informeel aan toe. Sai Baba hanteerde geen speciale bezoektijden; iedereen kon op ieder moment van de dag naar hem toekomen. Om duidelijk te maken dat er beslist geen familieband meer was tussen hem en zijn ouders, noemde Baba hen niet langer amma en appa, maar griham ammayi (moeder van het huis) en griham abbayi (vader van het huis). Op hun beurt noemden zij hun zoon nu meestal Swami (Heer), net als de andere devotees. Venkamma bleek erg graag bhajans te zingen en zij sloeg geen bijeenkomst over.
Grootvader Kondama, die inmiddels de honderd was gepasseerd maar nog steeds heel gezond was, miste geen enkele darshan. Ook Easwaramma kwam iedere dag wel een of meer keren langs, maar dat was voornamelijk om te controleren of er wel goed voor haar zoon werd gezorgd. Subbamma was inmiddels overleden en er werd nu gekookt door een vaste groep devotees. Deze woonden permanent bij Baba en zij hadden achter de tempel enkele hutten gebouwd die als keuken dienst deden. Easwaramma glipte daar dan binnen en vroeg: 'Hoe gaat het met Swami? Heeft hij vandaag al iets gegeten?' of zij smeekte: 'Zorg goed voor hem. Je kunt zijn ribben tellen, zo mager is hij. Hij luistert niet naar wat wij zeggen. Hij staat erop zijn eigen gang te gaan, terwijl hij ons wel vertelt hoe wij ons moeten gedragen!' Ook Pedda Venkapa kwam nu geregeld kijken of hij ergens mee kon helpen. Geleidelijk begon hij steeds meer spullen, zoals rijst, meel en olie, mee te brengen van de markt die iedere maandag in Bukkapatnam werd gehouden en na enige tijd nam hij ook de zorg op zich voor het winkeltje in de ashram (verblijfplaats van een spiritueel leraar en zijn devotees). Dat was hem wel toevertrouwd, want hij had zelf sinds vele jaren een winkeltje in kruidenierswaren.

In de vorige alinea werd reeds melding gemaakt van het feit dat Subbamma inmiddels was overleden. Op een gegeven moment had Sai Baba haar in vertrouwen verteld dat zij nog maar een jaar te leven had. Zij had hem toen gezegd dat zij maar ééen wens had: zij zou Baba's darshan willen krijgen gedurende haar laatste ogenblikken op aarde. En dat had hij haar beloofd.
Toen haar gezondheid steeds verder achteruitging, nam haar familie haar mee naar Bukkapatnam. Daar bleef zij enige maanden, maar toen werd haar verlangen naar Baba zó groot dat zij ondanks haar zwakke gezondheid terugkeerde naar Puttaparthi. Reeds korte tijd na haar terugkeer moest zij vrijwel voortdurend het bed houden. Maar op het moment dat haar toestand snel verergerde, was Baba er niet! Hij was juist naar Bangalore vertrokken om daar enkele devotees te bezoeken en vandaar ging hij helemaal naar Tirupati. In haar koortsdromen sprak zij uitsluitend over Sai Baba en haar familie was daar helemaal niet blij mee. Toen zij weer bij bewustzijn kwam, vertelden zij haar dat Baba ver weg was en dat zij haar aandacht en liefde beter kon richten op haar familie in plaats van op die jonge wonderdoener. Zij namen haar zelfs weer mee terug naar Bukkapatnam, maar Subbamma bleef uitsluitend over Baba praten. Toen kwam het moment dat zij in coma raakte en stierf. Althans dat concludeerden enkele familieleden. Anderen zeiden dat zij nog leefde en dat men geduld moest hebben. In onderling overleg besloten zij te wachten met de begrafenis tot het lichaam blauw zou worden of zou gaan ontbinden. Ondertussen verliet Sai Baba Tirupati en keerde terug naar Puttaparthi. Direct na aankomst ging hij door naar Bukkapatnam. Hij had Subbamma immers zijn darshan beloofd. Er waren inmiddels al drie dagen verlopen sedert het moment waarop de familie voor het eerst had gemeend dat Subbamma was overleden. Subbamma wachtte echter op Baba! Deze ging naast haar zitten en riep zachtjes: 'Subbamma, Subbamma.' Tot ieders verbazing opende Subbamma haar ogen. Haar hand strekte zich naar hem uit, pakte zijn hand en begon die liefdevol te strelen. Baba bracht zijn andere hand naar haar mond en zij opende haar lippen. Uit zijn vingers liep het water van de heilige Ganges in haar mond en toen stierf zij.

Iedere dag kwamen er nu tientallen nieuwe bezoekers naar het dorp. Onder hen waren steeds vaker pundits (schriftgeleerden) die de jonge Sai ondervroegen over allerlei kwesties uit de veda's en de shastra's. Vaak was hun belangstelling voor zijn antwoorden niet oprecht, maar probeerden zij hem te betrappen op fouten teneinde hem op die manier te ontmaskeren als een bedrieger. Ook voor hen gold evenel wat Baba tegen anderen zei en nog steeds zegt: 'Kom, zie, ervaar, onderzoek en geloof dan.' Ook bevonden zich onder de bezoekers velen met belangrijke functies, zoals Hanumantha Rao, hoofdinspecdteur van het gevangeniswezen van Madras, Navaneetam Daidu, hoofd belastingdienst van Mysore, en Ranajodh Singh, hoofdcommissaris van Mysore. Zij kwamen naar Baba toe voor advies in zakelijke en persoonlijke problemen. Wat de overige bezoekers betrof, ging het om mensen die lichamelijk of geestelijk ziek waren, om mensen die uitsluitend uit nieuwsgierigheid kwamen, om personen die hoopten dat hij iets zou doen aan hun armoede en om personen die oprecht zochten naar geestelijke verlichting. Tot die laatste categorie behoorden velen die vroeger bij Sai Baba van Shirdi waren geweest en die nu ontdekt hadden dat deze opnieuw op aarde was gekomen. Een aantal van hen bouwde in de loop van de tijd een hut in de buurt van de tempel en bleef daar permanent wonen. Een van de eerste devotees van Shirdi Sai die bij Sathya Sai kwam, was Sarada Devi. Haar ouders waren devotees van zijn vorige belichaming en Shirdi Baba gaf hun dochtertje, dat in 1888 werd geboren, de naam Sarada. Omdat zij als baby roze was en blauwe ogen had, noemde hij haar liefkozend Goree, hetgeen 'roze baby' betekent. Zij had een zwaar leven, maar bleef Shirdi Baba altijd trouw. Tijdens haar laatste bezoek aan hem in 1917 gaf zij te kennen dat zij graag bij hem wilde blijven. Omdat hij spoedig daarna dit leven zou verlaten, kon dat niet. Hij deed haar toen een belofte. Hij zei tegen haar: 'Ik zal worden herboren in Andhra en dan zul je voorgoed bij mij blijven.'
In 1940 hoorde zij van Sai Baba's huidige bestaan en kort daarop kwam zij naar Uravakonda. Omdat zij twijfelde of hij wel de reïncarnatie zou zijn van haar geliefde Shirdi Baba, sprak Baba haar na het bhajan zingen aan.
'Je bent dus gekomen, mijn kind.'
Hij sprak in het Hindi net als hij dat tegen haar deed in Shirdi. Ze staarde hem aan, maar kon geen woord uitbrengen.
Toen zei hij: 'Ik krijg nog steeds zestien roepie van je.' Ofschoon haar twijfel op dat moment reeds verdween, vroeg zij Baba toch nog hoe die schuld dan was ontstaan.
'Van het geld dat je had ingezameld om naar Shirdi te sturen voor de viering van het Dasara-feest, leende je Balaram veertig roepie. Hij gaf slechts vierentwintig roepie terug en dus stuurde je zestien roepie te weinig naar Shirdi.' En fluisterend voegde hij eraan toe: 'Ik vraag je dit alleen maar om je ervan te overtuigen dat ik Shirdi Sai Baba ben... Je hebt mijn voeten nog niet aangeraakt... Je bent direct gaan zitten toen je binnenkwam.' En terwijl de tranen over haar gezicht stroomden, raakte zij zijn voeten aan.
Sedert die tijd bezocht zij Baba geregeld en in 1958 kwam zij definitief in de ashram wonen. Was zij enerzijds een van de eerste devotees van Shirdi Sai Baba die bij Sathya Sai Baba kwam, anderzijds zou zij ook de laatste zijn die hem verliet. Pas op eerste kerstdag van het jaar 1986 zou zij op zeer hoge leeftijd overlijden.

In die tijd werd Baba geregeld gevraagd om in een dorp of stad een beeld van zijn vorige belichaming te komen inzegenen. Veel dorpen en steden wilden een marmeren beeld van Shirdi Sai in hun plaatselijke tempel.
Een van de tempels die hij in die jaren inzegende, bevond zich vlakbij het station in Guindy, een buitenwijk van Madras. Eerst verscheen Baba in een droom aan Lokanatha Mudaliar om hem te genezen van een ernstige ziekte en de volgende dag bezocht hij hem ook persoonlijk. Enige tijd daarna besloot Mudaliar om een tempel voor Baba te bouwen op zijn land in Guindy. In een droom vertelde Baba hem dat hij geen afbeelding van zijn huidige vorm in deze tempel moest plaatsen, maar een beeld van zijn vorige lichaam. Bovendien stuurde Baba hem een brief om deze droom te bevestigen. Nadat de tempel gereed was - het was inmiddels 1949 - kwam Sai Baba zelf naar Madras om het beeld in te zegenen. Vóór de plechtigheid wilde Mudaliar graag Baba's voeten wassen en vereren en dat stond deze toe. Vervolgens vroeg hij: 'Swami, ik zou graag een afdruk van uw voeten willen hebben op deze lap zijde.' Baba ging hiermee akkoord en Mudaliar smeerde sandelpasta gemengd met poeder van de turmeric-plant op Baba's voetzolen.
'Swami, wilt u nu op deze doek gaan staan?'
'Maar waarom wil je mijn voeten?' vroeg Baba. 'Vandaag heb ik hier het beeld van de oude Baba ingezegend. Ik zal je de voeten geven van de oude Baba zelf!' en met deze woorden stapte hij op de doek. Toen hij er weer afstapte, stond er in de lap zijde de afdruk van een paar voeten die veel groter waren dan die van Sathya Sai. Shirdi Sai was een lange man, terwijl Sathya Sai juist erg klein is. Deze doek, die wederom een bewijs is voor het feit dat hij ook Shirdi Sai was, wordt nog steeds als een kostbare relikwie in de tempel bewaard. Mudaliar is nooit meer teruggekeerd naar zijn eigen huis. Hij bouwde een huisje in de buurt van de tempel en is daar blijven wonen tot zijn dood.

De reis naar Puttaparthi was voor velen een probleem, maar al spoedig gingen er nu bussen rijden. Zo kwam er een bus van Penukonda naar Bukkapatnam en een van Dharmavaram naar Bukkapatnam. Velen kwamen per trein aan in Penukonda. Van het treinstation was het enkele kilometers naar het busstation en de meesten legden die afstand af per ossenkar. Wachtend op de bus werden zij soms uitgescholden en belachelijk gemaakt door mensen die daar rondhingen. Door allerlei praatjes over Baba rond te strooien, probeerden zij de mensen ertoe te bewegen terug te keren naar huis. En er waren zelfs buschauffeurs die weigerden kaartjes te verkopen aan mensen die naar Sai Baba toe wilden. Was men na veel moeite toch in Bukkapatnam aangekomen, dan ging de reis daarvandaan verder per ossenkar. Dat wil zeggen: de bagage lag op de kar en de mensen liepen erachter. De kar hotste namelijk zó erg dat het niet mogelijk was om erin te gaan zitten. Dat hield niemand uit. En dus liep iedereen de laatste vijf kilometer. Met wat geluk stond de Chitravati droog, maar was dat niet het geval dan moest men door het water waden, elkaars hand vasthoudend om niet door de stroom meegesleurd te worden.
Maar al hun moeite werd beloond, want op de andere oever stond Baba meestal te wachten om de bezoekers welkom te heten. Hij bracht de uitgeputte, hongerige en dorstige bezoekers naar de tempel, waar zij voedsel en drinken kregen zoveel als zij wensten.

Een van de buschauffeurs die weleens in Puttaparthi kwam, was Pujari Lakshmayya. Hij was zelf de eigenaar van de bus waarin hij reed en hij woonde in Anantapur. Wanneer hij bezoekers met zijn bus naar Bukkapatnam had gebracht, ging hij soms zelf ook verder mee naar Puttaparthi, louter uit nieuwsgierigheid.
Op een dag kwam hij naar Baba toe samen met vier andere jongemannen. Evenals Pujari geloofden de andere vier niet, dat Baba echt wonderen kon doen en zij hadden besloten hem te testen. Die avond nodigde Baba hen uit aan tafel en na de maaltijd stelde een van de jongemannen voor om gezamenlijk naar de rivier te lopen. Baba stemde daar direct mee in en buiten gekomen zei hij: 'Wij kunnen het beste langs die kant lopen, dat is de kortste weg. We komen dan wel over de begraafplaats, maar ik neem aan dat jullie niet bang zijn voor geesten...'. De vijf verbleekten, maar geen van hen zei iets. Moedig volgden zij Baba dwars over de begraafplaats. Even daar voorbij zei Baba: 'Zullen wij hier gaan zitten in het zand? Dan kunnen wij wat praten. '
Met een schuine blik op de vlakbij gelegen graven gingen zij zitten, duidelijk niet van plan elkaar en Baba te bekennen dat zij wel degelijk bang waren voor geesten.
'Is er iets wat jullie mij zouden willen vragen?' opende Sai Baba het gesprek.
Reddy, de moedigste van het stel, zei met een triomfantelijke glimlach: 'U kunt toch wonderen doen? Ik zou wel een mango lusten!'
Vooraf hadden zij afgesproken hem om een mango te vragen, wel wetend dat die in de winter - het was januari - niet groeiden in Zuid-India.
Baba aanvaardde de uitdaging en zei: 'Dat is goed. Jullie mogen de mango zelf opgraven uit het zand.'
'Maar waar moeten wij dan graven?' vroeg Reddy.
'Hier, daar, waar je maar wilt!' antwoordde Baba in het rond wijzend.
Reddy koos een plek enkele meters bij het groepje vandaan en begon te graven met zijn vingers. Plotseling sprong hij in doodsangst achteruit toen hij iets zachts voelde en ervan overtuigd was dat het de stoffelijke resten waren van een pas begraven lichaam.
Baba glimlachte en zei tegen Pujari: 'Misschien wil jij verder graven?' Moedig stak deze zijn hand in het zand en groef een prachtige mango op.
Reddy probeerde zijn gezicht te redden met de woorden: 'Maar één mango is toch niet voldoende voor vijf mensen?'
Zonder antwoord te geven plukte Baba een fruitmesje uit de lucht en begon de mango in plakken te snijden. Allen kregen een flinke schijf, en nog een, en nog een... net zo lang tot zij geen van allen nog iets op konden. De rest van de mango legde hij neer in het zand. Die was nog lang niet op...

Eén mango of één appel of nog een andere vrucht uitdelen aan velen deed Sai Baba in die jaren wel vaker. Zo was hij eens met een groep van zo'n 25 devotees in Horsley Hills, in de bergen in het zuiden. Zij liepen wat rond en op een gegeven moment raapte Baba een platte, onregelmatig gevormde steen op en gaf die aan Srinivasa Reddy met de woorden: 'Gooi deze eens omhoog.' Reddy deed dat en iedereen volgde de steen met zijn ogen. Ofschoon hij bang was dat hij zijn handen zou bezeren bij het opvangen van de steen, deed hij dat toch. Alleen was het niet langer een steen, maar een appel.
Iedereen was verrukt. Vervolgens gingen zij langs de kant van de weg zitten en Baba zei: 'Willen jullie allemaal een partje?' Tegelijkertijd pakte hij een mes en begon de appel in partjes te snijden. Deze deelde hij uit tot iedereen een stuk had.

In die tijd ging Baba bijna dagelijks in de namiddag met een groep vaste bewoners en bezoekers naar de oever of de droge bedding van de rivier. De mannen liepen aan zijn ene kant en de vrouwen aan zijn andere. Wanneer zij de heuvel passeerden, knipte Baba soms met zijn vingers en vroeg de anderen dit ook te doen. Op het moment dat zij dat deden, verdween Baba en verscheen hij onmiddellijk bovenop de heuvel. Of hij stelde voor om te doen wie er het eerste bovenop de heuvel was. Op het moment dat de anderen vertrokken, riep Baba vanaf de top van de heuvel: 'Ik heb gewonnen!' Op een keer zei hij dat hij hun het derde oog zou laten zien. Dit derde oog is het innerlijke oog van wijsheid en Shiva heeft dit derde oog op zijn voorhoofd. Baba verplaatste zich naar de top van de heuvel en liet het derde oog licht uitstralen. Dit licht was zo helder en intens dat het de meesten verblindde en enkelen vielen zelfs flauw. Het goddelijk licht kan door niets worden geëvenaard; het is helderder dan het licht van de zon. De hele omgeving straalde ondanks de reeds invallende duisternis. Alle aanwezigen voelden een enorme vreugde. Na enkele minuten liet Baba het licht verdwijnen en verscheen hij weer tussen de devotees onderaan de heuvel. Degenen die waren flauwgevallen, kwamen weer snel bij kennis nadat hij wat vibhuti (heilige as) op hun voorhoofd had gesmeerd.
Op de top van de betreffende heuvel stond een tamarinde, die Baba kalpavriksha (wensboom) had genoemd. In die begintijd klom hij vaak met een aantal devotees naar de top van de heuvel en dan zei hij bijvoorbeeld: 'Pluk allemaal een blaadje en houd dat in je gesloten hand.' Wanneer iedereen dat gedaan had, vervolgde hij: 'Vraag in gedachten om wat je maar wilt!' Wanneer zij daarna hun hand openden, was het boomblad verdwenen en lag het gewenste erin. Soms waren er twijfelaars die Baba, vóór zij hun hand openden, vroegen wat zij gewenst hadden en hij antwoordde dan direct met: 'Pepermuntjes', 'Een stuk chocola', 'Een mango' of 'Een beeldje van Ganesha', net wat zij in gedachten hadden.
Een andere keer plukte hij voor iedereen een vrucht uit de boom en ook dan mochten zij zelf zeggen welke vrucht zij wilden. Gewone appels, granaatappels, druiven, vijgen, het maakte niet uit, alle soorten vruchten hingen erin, ongeacht het seizoen. En ongelovigen liet hij zelf hun vrucht plukken zodat zij konden zien dat Baba de gewenste appel, sinaasappel of mango niet uit zijn mouw tevoorschijn haalde.
Toen zij op een keer bovenop de heuvel waren, kwamen er plotseling dreigende wolken aan. Het zou niet lang duren voor het flink zou gaan regenen en onweren en Baba wist dat er dan een gevaarlijke situatie zou ontstaan. Dus zei hij tegen de devotees: 'Ga allemaal onmiddellijk naar beneden!' Nu waren er in de groep ook een zestal oudere mensen en die konden niet zo snel langs het steile, kronkelende pad naar beneden. Het zou minstens een half uur duren voor zij allemaal beneden waren en dat was te lang. Dus pakte Baba hen een voor een onder hun oksels, tilde hen op en zette hen binnen enkele seconden neer aan de voet van de heuvel. Vervolgens liepen zij snel in de richting van de ashram. Zij waren nog geen tweehonderd meter ver toen een enorm rotsblok op de heuveltop werd getroffen door een bliksemstraal. Het rotsblok brak in tweeën en de ene helft rolde donderend naar beneden.

Het doel van de tochtjes was uiteindelijk het zand van de Chitravati. Wanneer zij daar waren gaan zitten, vertelde Baba de aanwezigen over de goddelijke liefde en over de juiste manier van leven en hij illustreerde dat overvloedig met verhalen uit de Ramayana en andere heilige boeken. En zij zongen gezamenlijk bhajans, vaak urenlang. Maar ook renden zij langs de oever, spatten elkaar nat en maakten grapjes. Soms bonden de devotees touwen aan de takken van een boom en maakten daarvan een soort schommel, waarop Baba moest gaan zitten. Toen hij op een keer op die schommel zat, riep hij opeens tegen de op de grond gezeten devotees: 'Kijk!' Allen keken op en zagen toen de jonge Krishna, gezeten op een prachtige, met bloemen versierde jhula (schommel). De aanwezigen huilden van vreugde en enkelen vielen flauw. Dat is ook de reden dat Baba devotees slechts een enkele keer een dergelijk visioen schenkt. De meesten raken er helemaal buiten zichzelf van; zij kunnen het niet verwerken.
Meestal verrichtte hij nog enige andere wonderen. Zo vermaande hij op een keer enkele devotees voor het feit dat zij zich druk maakten over allerlei kleine probleempjes. Hij wees hen erop dat zij in zo'n geval japa moesten doen, dat wil zeggen de naam van God voortdurend herhalen met gebruik van een japamala, een bidsnoer. Dat brengt de geest tot rust. Je kunt hiervoor elke naam van God gebruiken, afhankelijk van je eigen voorkeur. God luistert naar alle namen. Plotseling wendde Baba zich tot een vrouwelijke devotee en zei: 'Doe jij geen japa?'
Nog terwijl zij bezig was antwoord te geven, vervolgde hij: 'O, je bent je japamala kwijt, is het niet?' Hij stak zijn hand in het zand, haalde een japamala tevoorschijn en sprak: 'Hier. Neem deze maar. ' Zij stond op en kwam eerbiedig naar voren. Sai Baba hield de japamala omhoog en zei met een glimlach: 'Wacht even. Vertel mij eerst eens welk bidsnoer dit is?'
Zij richtte haar blik op zijn handen en haar adem stokte. 'Dat is het mijne, Swami! Of beter gezegd, dat van mijn moeder.'
En zij vertelde de aanwezigen dat zij deze japamala van haar stervende moeder had gekregen. Zij straalde van blijdschap.
'Wanneer ben je deze japamala kwijtgeraakt?' vroeg Baba haar.
Tot aller verbazing antwoorddde zij: 'Dat was vier jaar geleden, Swami. Na een bezoek aan Bangalore heb ik hem nooit meer kunnen vinden.'
Hij overhandigde haar de kostbare japamala en raadde haar aan om hem iedere dag te gebruiken.
Wanneer de aanwezigen honger kregen, groef Baba soms in het zand en haalde gloeiendhete chapati's of dosa's - een soort pannenkoeken - tevoorschijn.
Meestal bereidden de vrouwen vooraf voedsel dat vervolgens in pannen werd meegenomen op een ossenwagen. Maar een enkele keer zei Baba: 'Het is vandaag een bijzondere dag. Jullie hoeven niets vooraf klaar te maken. Ik zal zorgen voor de maaltijd. Zet alle lege pannen maar op de ossenwagen.' Wanneer zij dan met soms wel vijftig of zestig man de hele avond hadden doorgebracht bij de rivier, was iedereen flink moe en hongerig. Dan liet Baba de lege pannen brengen en netjes op een rij zetten met de deksels erop. Hij plukte een takje van een boom, liep langs de pannen, raakte iedere pan met het takje aan en zei daarbij: 'Rasam, sambar, rijst, chapati,' en zo noemde hij nog enkele andere gerechten. Wanneer men de deksels van de pannen lichtte, kwam ieder een heerlijke geur tegemoet. Baba liet een aantal jongens lotusbladeren halen uit een nabijgelegen meer om dienst te doen als borden. Vervolgens vroeg hij allen op een rij te gaan zitten en deelde persoonlijk het voedsel uit.
'Daarom,' zei hij tegen de aanwezigen, 'zei ik jullie om geen voedsel klaar te maken. Ik was van plan om jullie iets goddelijks te geven, prasad (gezegend voedsel).'
In de moessontijd kon het soms plotseling flink gaan regenen. Zodra de eerste wolken verschenen, renden allen meestal snel terug naar de ashram in de hoop het nog droog te halen. Op een keer was er in het gezelsehap een man die aan tbc leed en die in verband daarmee erg bang was voor kou en regen. En natuurlijk begon het juist op die avond te regenen. Om te voorkomen dat deze man nog zieker zou worden dan hij al was, beval Baba de regen om de aanwezigen niet nat te maken. De devotees zaten in een grote kring om Baba heen en zij zagen de regen overal om hen heen vallen, maar zij bleven kurkdroog, net alsof zij onder een grote paraplu zaten.
In het begin van de vijftiger jaren werd de menigte rond Sai Baba steeds groter en daarom stopte hij met deze bijna dagelijkse tochtjes naar de rivieroever. Ook zijn dagelijkse huisbezoeken aan de devotees werden steeds minder en hielden op een gegeven moment helemaal op.

Devotees vonden de materialisaties die Baba deed, vaak heel spectaculair en soms zagen zij daardoor voorbij aan de 'echte' wonderen.
Zo was Baba op een dag in de ashram in gesprek met een groepje jongemannen van een college in Bangalore en op een gegeven moment vroeg een van hen: 'Swami, wij zouden heel graag met u naar de wensboom op de top van de heuvel gaan. Zou u dat willen doen?'
Zij hoopten uiteraard dat Baba, aangekomen bij de boom, allerlei vruchten voor hen zou plukken. Kasturi - de toekomstige schrijver van Sai Baba's biografie - die juist kwam aanlopen en hoorde wat er gevraagd werd, voegde zijn stem bij die van de anderen. Baba zweeg enige tijd en zei toen scherp: 'Heb ik daarvoor die speciale boom nodig? Iedere boom is geschikt.'
Nu hoopten zij dat hij hun vruchten zou geven van een andere boom. Maar Baba vervolgde: 'Waarom denken jullie eigenlijk dat ik een boom nodig heb? Zand is ook goed.'
Nu verwachtten zij dat hij iets uit het zand van de rivier tevoorschijn zou halen en daarom zei hij: 'Heb ik het zand uit een rivierbedding nodig? Is niet alle zand even geschikt?' Aangezien er in die tijd hard gewerkt werd aan de bouw van de nieuwe tempel, lagen er overal grote bergen zand en daarom zei Kasturi snel, wijzend op een grote hoop zand: 'We zullen op deze berg zand gaan zitten, Swami!' 'Denken jullie dat het scheppen van iets uit zand het enige wonder is? Is zand zo essentieel?' De groep deed er het zwijgen toe en Baba vervolgde: 'Moet ik iets scheppen opdat jullie een wonder kunnen zien? Is jullie bestaan zelf geen wonder van mij?'
Hij stond op en liep weg, de groep achterlatend met het besef dat Sai Baba de Ene is die alles heeft geschapen.

Zoals hiervóór reeds is vermeld, kunnen veel devotees het niet verwerken wanneer Baba hun een visioen schenkt. Daarom doet hij dat slechts in bijzondere gevallen, ook al vragen velen hem erom. Degene die een visioen krijgt, moet er op spiritueel niveau aan toe zijn. Soms kan de gelukzaligheid die het gevolg ervan is, zelfs leiden tot de dood van de betreffende persoon.
Dat laatste was het geval met Sri Krishnamurthy, een gemeente-ambtenaar van Mysore.
Op verzoek van een devotee was Sai Baba enige tijd in diens huis in Bangalore te gast en deze Krishnamurthy was vrijwel altijd aanwezig bij alle bijeenkomsten. Hij volgde Baba overal. Op een ochtend kwam hij plotseling naar Baba toe en zei zeer opgewonden: 'Ik weet dat u God bent. Toon mij uw werkelijke vorm!' Aanvankelijk negeerde Baba hem, maar dat accepteerde hij niet. Hij ging hem achterna en vroeg hem steeds hetzelfde. Tenslotte materialiseerde Baba een foto van Shirdi Baba en overhandigde hem die met de woorden: 'Kijk naar deze foto als je mediteert.' Vervolgens verliet Baba het huis en ging op bezoek bij enkele andere devotees. Toen hij enkele uren later terugkeerde, hoorde hij hoe Krishnamurthy een kreet van vreugde slaakte en toen Baba de kamer binnenkwam, bleek hij te zijn flauwgevallen. Toen hij even later weer bijkwam, beefde hij over zijn hele lichaam en haalde hij zwaar adem. Hij kneep zijn ogen stevig dicht, maar ondanks het feit dat hij Baba niet kon zien, volgde hij hem overal waar hij ging. Ondertussen vroeg hij aldoor, soms klaaglijk, soms dwingend: 'Geef mij uw voeten! Laat mij uw voeten aanraken!' Baba duwde hem zachtjes weg en toen hij bleef proberen zijn voeten aan te raken, verborg hij ze onder zijn stoel.
Enkele van de aanwezigen vroegen hem om zijn ogen open te doen, maar dat weigerde hij, zeggend: 'Ik wil niets anders zien dan Baba's voeten en ik wil ze aanraken.'
Krishnamurthy bleef dagenlang in deze toestand van opperste vreugde. Baba legde de anderen uit dat hij in deze toestand zijn voeten niet mocht aanraken omdat hij dan zou sterven. Tenslotte kon Baba hem overreden om naar huis te gaan met de belofte dat hij hem daar darshan zou geven. Zelf ging Baba voor enkele dagen naar het huis van een andere devotee.
Maar Krishnamurthy kon zich niet bedwingen. Hij liet een jutka (paard-en-wagen) komen en liet zich naar het huis brengen waar Baba zich bevond. Daar stapte hij uit - met zijn ogen nog steeds dicht - en begon rond het huis te lopen terwijl hij steeds snuffelde alsof hij Baba kon ruiken. Vervolgens begon hij op het raam te bonzen van de kamer waarin Baba zich bevond! Vanuit de kamer sprak deze tegen hem: 'Goede man, wees niet zo koppig. De vreugde van jouw ervaring is zo groot dat je lichaam niet sterk genoeg is om mijn voeten te zien en aan te raken. Ga alsjeblieft weg, bangaru (mijn beste).'
Toen de man zijn huis had verlaten, waren enkele familieleden hem gevolgd en ondanks zijn protest namen zij hem nu weer mee terug naar huis.
Daar bleef hij voortdurend verzonken in God en omdat hij alle eten en drinken weigerde, brachten zij hem na enkele dagen naar het ziekenhuis. Diezelfde dag goot Baba wat water over zijn voeten en met de woorden: 'Breng dit naar hem toe. Laat zijn verlangen vervuld worden,' liet hij dat naar het ziekenhuis brengen. Toen Krishnamurthy dit water opdronk, werd zijn lichaam plotseling weer sterk en zijn geest werd rustig. Zijn familie nam hem mee naar huis en daar aangekomen vroeg hij allen om gezamenlijk bhajans te zingen. Tot slot werd de arati, de lichtceremonie, gedaan, maar toen de vlam in zijn richting werd gezwaaid, bleef hij onbeweeglijk op bed liggen. Zijn verlangen was vervuld. Hij had Baba's lotusvoeten bereikt.

Ook in het volgende verhaal is er sprake van het bereiken van de eenwording met God. Het speelde zich slechts enkele jaren na de voorgaande gebeurtenis af.
In dit leven was er voor de kleine Manjula nog slechts een geringe hoeveelheid karma (gevolgen van handelingen in vorige levens) (
5) uit te werken en dat had zij inmiddels gedaan, dus waarom zou zij nog langer op aarde moeten blijven?
Voor de meeste mensen geldt dat zij zich in dit leven moeten bezighouden met karma-yoga, de weg van handelen. Wanneer zij slechts goede handelingen verrichten zonder verlangen naar de resultaten, verdiept hun devotie zich. Zij worden er zich steeds meer van bewust dat het niet gaat om aardse resultaten zoals geld, macht, roem en dergelijke, maar om het dienen van God door het dienen van hun medeschepselen. Zaken als geld en macht zijn zo kortstondig; slechts liefde is eeuwig. Wanneer zij op hun levensweg steeds meer devotie ontwikkelen, komt op een gegeven moment de doorbraak naar wijsheid. Zij zien of beter gezegd ervaren dan, dat alles in wezen één is, dat slechts God bestaat. Het is alleen zo, dat de meeste mensen oneindig veel levens nodig hebben om alleen al de weg van karma op de juiste manier te volgen. De meesten denken het geluk te kunnen vinden in eten, drinken, seks, uitgaan enzovoort, maar dat geeft slechts een kortstondige bevrediging. Alleen liefde, zuivere goddelijke liefde, kan eeuwige vreugde geven.
Het meisje dat op die bewuste dag de eenwording met God bereikte, had in haar korte leven velen het goede voorbeeld gegeven en de manier waarop zij enkele dagen eerder had gevraagd om te mogen opgaan in Baba's lotusvoeten, was voor alle aanwezigen een schitterend voorbeeld dat zij hun leven lang niet meer zouden vergeten en waaruit zij veel kracht zouden putten.
Het meisje en haar moeder waren reeds vele jaren Sai-devotees, maar het was er voor hen nog niet van gekomen om naar Puttaparthi te gaan. En dat terwijl zij toch tamelijk dichtbij woonden, namelijk in Bangalore. Maar in de zomervakantie van 1948 kwam het er toch van. Manjula, het achtjarige meisje, en haar moeder arriveerden in de ashram. In de dagen erna was het meisje vaak bij Baba in de mandir (tempel) en hij sprak veel met haar.
Op zondagavond zei Baba tegen de aanwezige devotees dat hij naar de oever van de Chitravati wilde om daar wat te praten en te zingen.
Toen Baba dat zei, rende Manjula snel weg om zijn chappals (sandalen) te halen. Toen zij ze voor hem neerzette, streelde hij haar haren en zei: 'Zeg me wat je wilt hebben, dan zal ik het je geven.' Tot ieders verbazing en verbijstering antwoordde ze: 'Ik heb maar één verlangen, Swami. Deze sandalen zitten soms aan uw voeten, maar ik wil voor altijd in uw voeten verblijven.'
Baba deed of hij in gepeins verzonk. Dus ging ze verder: 'U zei dat u mij zou geven wat ik ook maar zou vragen. Neem mij alstublieft op in uw voeten.'
Baba toonde ontroering, maar vervolgens deed hij alsof hij probeerde Manjula te bewegen om haar verzoek in te trekken.
'Ammayi (moedertje),' zei hij, 'je bent nog maar een kind. Je moet nog zoveel meer van het leven zien, nog zoveel leren, trouwen... '
'O nee!' antwoordde ze. 'Dat wil ik allemaal niet, Swami. Niets van wat u noemt, geeft blijvende vreugde. Ik zie duidelijk dat allen die gevangen zijn in het web van het huwelijk, een huis, zonen en dochters, lijden. Ik wil niet één van hen zijn. Ik verlang alleen naar deze liefhebbende voeten. U moet mij deze genade nu schenken.' En vervolgens begon ze hevig te huilen.
Sai Baba streelde haar vol liefde en probeerde verder: 'Ammayi, je hebt geen vader meer. Jij bent het enige wat je moeder nog heeft. Hoe zal je moeder de schok kunnen verdragen als jij ook nog weggaat, liefje?'
Onmiddellijk antwoordde ze: 'Ook als ik trouw, moet mijn moeder mij tijdens haar leven afstaan, namelijk aan mijn schoonfamilie. Dan zou zij ook huilen. Juist dan zou zij moeten huilen omdat haar kind ook gebonden zou worden, juist zoals zijzelf gebonden is. Waarom zou zij huilen wanneer ik uw voeten bereik? Zij zou mij blij uitgeleide moeten doen omdat ik naar een veel betere plaats ga. Swami, waarom spreekt u nu op deze wijze tegen mij terwijl u iedereen anders altijd aanraadt niet toe te geven aan verlangens en zwakheden. Ik luister niet meer naar U.' 'Goed, heel goed!' zei Baba.
Daarna gingen ze alsnog in stille optocht naar de rivieroever. De volgende dag gingen Manjula en haar moeder terug naar Bangalore. Op de daarop volgende donderdag - de dag die gewijd is aan de goeroe - zei ze tegen haar moeder dat ze op deze eerste dag na de vakantie niet naar school zou gaan. Haar moeder begreep niet waarom ze dat zei, maar ging er op dat moment niet verder op in. Vervolgens vroeg Manjula een roepie om een kokosnoot, bloemen en fruit te kopen voor een rituele offerande aan een foto van Sai Baba. Na de puja ging ze op bed liggen, zeggend: 'Ik ben ziek,' terwijl ze er heel opgewekt uitzag. Vóór haar moeder goed over het roepen van een dokter kon nadenken, stierf ze, zonder lijden, zonder klacht.
Zo voltooide dit meisje haar leven en kwam er voor haar een einde aan de cyclus van geboorte en dood.
Met Baba's hulp droeg haar moeder het verlies van haar enig kind, zo snel na de dood van haar echtgenoot, met grote gelijkmoedigheid. Zij bleef Baba's devotee.

Op een dag werd het dorp, op uitnodiging van degenen die niet in Baba's goddelijkheid geloofden, bezocht door Digambara Swami, een geheel naakte man van een jaar of zestig. Hij zat in een draagstoel, want hij kon niet meer lopen. Deze Digambara Swami werd door zijn bewonderaars beschouwd als een grote wijze en tientallen inwoners van Puttaparthi - zowel voor- als tegenstanders van Baba - kwamen naar het huis van Subbamma, waar hij door zijn dragers was neergezet. Hij zei niets, want hij had een gelofte van stilzwijgen afgelegd, maar zijn volgelingen wilden dat Baba zijn benen zou aanraken en zijn zegen zou vragen. Baba's tegenstanders begonnen leuzen te roepen en daagden hem uit met de woorden: 'Durft die bedrieger deze ware wijze onder ogen te komen?'
Sai Baba kwam naar buiten met een brede glimlach om zijn mond en met een handdoek in zijn handen. Allen keken vol verwachting toe. Hoe zou Baba reageren? Allereerst wierp deze de oude man de handdoek toe opdat hij zijn naaktheid kon bedekken. Vervolgens sprak hij: 'Indien jij alle banden met de samenleving hebt verbroken, zoals je naaktheid suggereert, waarom ga je dan niet naar een hol in het woud, ver weg van de menselijke samenleving? Waar ben je bang voor? Anderzijds, wanneer je sterk verlangt naar volgelingen, naar bekendheid en naar het voedsel dat in steden en dorpen te krijgen is, waarom sta je jezelf dan toe ten onrechte te worden aangezien voor een man zonder gehechtheid?'
Iedereen hield zijn adem in. Baba klopte de oude man op zijn rug en vervolgde: 'Ik ken je probleem. Je bent bang dat je geen voedsel en onderdak kunt krijgen wanneer je je terugtrekt uit het gezelschap van de mensen. Nu, ik verzeker je dat iedereen die de naam van de Heer op zijn lippen neemt, voedsel zal krijgen, waar hij ook moge zijn. Daar zal ik voor zorgen. Ook al ben je hoog in het Himalaya-gebergte of diep in het Dandakaranya-woud, dan nog zal ik je geregeld voedsel geven! Maar als je dat geloof en die moed niet bezit, kun je ook hier op Hem mediteren. Maar dan moet je niet naakt rondlopen en je last niet op de schouders van deze mensen leggen die jou van de ene naar de andere plaats moeten dragen. Ik zal jouw lasten dragen. Ik ben gekomen om jou te leiden en je naar het doel te brengen!'
Daarop namen de volgelingen van de oude swami, zonder iets te zeggen, de draagstoel op hun schouders en vertrokken.

Kort daarop kwam er een forsgebouwde, baardige sadhu op bezoek die siddhi-krachten bezat, dus wonderen kon verrichten. Hij was helemaal uit Kashmir gekomen om Baba uit te dagen en vrijwel direct na zijn aankomst zei hij tegen hem: 'Ik kan grotere wonderen doen dan u.'
Terwijl er zich een menigte om hen heen verzamelde, pakte hij een lege pot, hield hem schuin en liet er water uit stromen terwijl hij zei: 'Dit is water van de heilige Ganges.' Verder materialiseerde hij kumkum (rood poeder) en deed nog andere wonderen.
Enkele van de devotees spraken hem aan en vroegen: 'Waarom doet u al deze dingen?'
Hij antwoordde: 'Ik daag Swamiji (geliefde Heer) uit opdat hij zich aan mij onderwerpt in plaats van andersom. Ga dat maar aan Swami vertellen.'
Toen zij Baba dit vertelden, zei deze: 'Heb drie dagen geduld, dan zal ik dit regelen. '
Toen zij drie dagen later bhajans (devotionele liederen) zongen in de tempel, sprong de sadhu plotseling op en liet zich aan Baba's voeten neervallen. Hij begon te huilen als een kind en zei snikkend: 'Ik ben een dwaas. Ik heb nooit begrepen dat u Narayana bent.'
Hij kwam uit Badrinath en was net als de meeste inwoners van die stad een volgeling van Vishnu in zijn aspect als Narayana, de Heer die in alle wezens woont. En dus had Sai Baba zich aan hem getoond als Narayana.
Vanaf dat moment verkondigde hij overal dat Baba God was en hij zei tegen de devotees met wie hij eerder had gesproken: 'Jullie boffen allemaal heel erg. Ik ben naar zovele heuvels en pelgrimsoorden geweest en heb zoveel erediensten gehouden en zoveel ascese gedaan, en pas nu ben ik in staat om de echte God te herkennen.


8. Meer tekenen van Zijn ware aard

Dasara of Navaratri is een belangrijk feest in India. Dit tien dagen - letterlijk: negen (nava) nachten (ratri) - durende feest wordt gevierd in september of oktober, afhankelijk van de maanstand. Het symboliseert de strijd van de ziel om bevrijding te bereiken. De tiende dag, Vijayadashami genaamd, is de dag van de overwinning, de dag waarop de illusie wordt doorzien en het doel bereikt.
Tot dan toe werd dit feest in de tempel gevierd met gebed en meditatie en vanaf de vierde dag werd er iedere dag een yajna, een vuurofferceremonie gehouden, een ritueel dat staat voor het verbranden van alle slechte eigenschappen. En er was ook muziek en toneel. Bovendien bereidde een groep devotees op de laatste dag een grote hoeveelheid voedsel dat werd uitgedeeld onder de armen.
In 1946 waren er een aantal zeer spirituele vrouwelijke devotees aanwezig, die tijdens dit feest hun liefde voor Sai Baba wilden tonen door hem op te tuigen met sieraden en hem vervolgens in een draagstoel door het dorp te dragen. De rani (koningin) van Chincholi, de prinses van Sandur, de prinsessen van Mysore en nog anderen hadden speciaal voor dit doel hun juwelen meegebracht. Aanvankelijk had Baba zijn medewerking geweigerd. Hij stelde geen prijs op dergelijk uiterlijk vertoon. Maar na uren 'onderhandelen' had hij toegegeven aangezien hun verlangen zuiver spiritueel was.
De vrouwen kleedden hem vervolgens in een zijden dhoti (lendendoek), een kleurige kafni (lang gewaad) en schitterend geborduurde sandalen. Zij deden hem ringen aan alle vingers met diamanten, smaragden, saffieren en andere edelstenen erin.
Iedere avond van het feest werd hij zo in een met bloemen overdekte draagstoel - de ene dag in de vorm van een zwaan, een andere dag in de vorm van een pauw, een lotus of een veelkoppige slang - in processie door het dorp gedragen, begeleid door groepen die bhajans zongen. Bij ieder pleintje en iedere straathoek stopte de stoet en speelde een van de muziekkorpsen, die speciaal hiervoor uit Bangalore waren gekomen, een van hun geliefde melodieën. De tocht duurde uren, temeer daar veel inwoners van het dorp, arm of rijk, hindoe of moslim, wilden dat de stoet voor hun deur halt hield opdat zij Baba een bloemslinger konden aanbieden of de arati voor hem konden doen met brandende kamfer. Tijdens deze processie steeg de devotie tot zo'n hoog niveau dat er zich vibhuti en kumkum op Baba's voorhoofd materialiseerde. Vanuit de draagstoel wierp hij soms handenvol bloemen naar de mensen, die snel door hen werden opgeraapt. Sommige bloemen waren dan veranderd in snoepjes en andere in medailles. Om de eenheid van de beide Sai's te tonen, stond er aan de ene kant van die medailles een afbeelding van Shirdi Baba en aan de andere kant een afbeelding van zijn huidige belichaming. Overigens waren er ook inwoners die hun deur sloten wanneer de processie er aankwam en er waren er zelfs die met stenen naar de stoet gooiden. Niemand is er ooit in geslaagd daarbij Sai Baba te raken. Hij liet de steen die te dicht in zijn buurt kwam, gewoon stoppen.
Op de tiende dag werden er door de koninklijke bezoekers traditionele ceremonies uitgevoerd en Baba werd in een kleurrijke processie naar een sami-boom gebracht aan de rand van het dorp. Daar schoot hij een rituele pijl af als symbool voor de strijd tegen de kwade krachten, die de voortgang van de mensheid belemmerden. Daarna ging het in triomf terug naar de tempel.
Op Vijayadashami van het jaar 1918 had Shirdi Baba zijn lichaam verlaten en daarom was er in Shirdi op deze tiende dag altijd veel te doen in de tempel. Honderden devotees kwamen er samen om te bidden en te zingen en daarom ging Sathya Sai al een aantal jaren op deze dag voor korte tijd naar Shirdi om de devotees daar te zegenen. Ook deze keer ging hij, na terugkeer in de tempel in Puttaparthi, in trance en bracht op die manier een bezoek aan Shirdi. Toen hij weer terug was, moest hij de nieuwsgierige devotees alles vertellen over zijn bezoek aan Shirdi.

Deze trances beperkten zich niet tot Vijayadashami. Om de bezoekers te tonen dat hij allen die Gods hulp inriepen ook daadwerkelijk ging helpen, raakte hij geregeld in trance, op ieder willekeurig uur van de dag en de nacht. Hij ging dan op bed liggen of liet zich gewoon op de grond vallen en zijn lichaam werd koud. Wanneer hij meestal na enkele minuten, maar ook wel na enkele uren terugkeerde, vertelde hij vaak waar hij was geweest: in een vallei in Telangana waar iemand werd aangevallen door rovers, in Rajahmundry waar een grote overstroming was, bij een auto-ongeluk op een weg in Kamataka, bij een brand in Madras of bij het sterfbed van een devotee om hem darshan (het zien en/of ervaren van de Heer) te geven gedurende zijn laatste ogenblikken op aarde. Deze trances versterkten het geloof van de devotees in Baba's goddelijkheid. Om de mensen te helpen hoefde hij niet in trance te gaan. Hij hielp ieder ogenblik duizenden mensen, maar meestal gaf hij daar geen ruchtbaarheid aan. Moet een vader ruchtbaarheid geven aan het feit dat hij een van zijn kinderen helpt? Dat is toch een vanzelfsprekende zaak.
Wanneer Baba onverwacht in trance ging, kon het gebeuren dat hij tamelijk hard op de grond terechtkwam of zich anderszins pijn deed. Zo raakte hij eens in trance tijdens een autorit en daarbij kwam hij zo hard met zijn hoofd tegen de stoel voor hem, dat een van zijn tanden losraakte en op de grond viel. Toen hij weer terugkeerde, vertelden de devotees die bij hem in de auto zaten, wat er was gebeurd. Baba glimlachte, raapte de gevallen tand op en gooide hem in zijn mond. Tot verbazing en vreugde van de devotees zocht de tand daar zelf zijn eigen plekje weer op en zette zich daar stevig vast.
Toen Baba op een keer, in het begin van de vijftiger jaren, tijdens Ramanavami, de verjaardag van Rama, in Venkatagiri was, ging hij onverwacht in trance. Toen hij weer bijkwam, stroomde er een golf vibhuti uit zijn mond, gevolgd door een aantal gouden blaadjes met daarop in het Telugu de woorden 'Sri Rama'. Toen de raja (koning) van Venkatagiri deze blaadjes zag, was hij erg gelukkig, want hij was een groot vereerder van Rama.
En toen op 14 april 1950 Ramana Maharshi stierf in Tiruvannamalai, raakte Sai Baba ook in trance. Die avond om ongeveer negen uur ging hij naar zijn kamer waar hij vervolgens neerviel. Twee devotees, die vanwege zijn starende blik reeds vermoedden wat er ging gebeuren, waren hem gevolgd en vingen hem op. Baba liet zijn lichaam uit hun armen opstijgen en mompelde: 'Maharshi heeft mijn lotusvoeten bereikt.' Daarna spleet de zool van zijn rechtervoet open en kwam er bijna twee kilo vibhuti uitstromen. Terwijl hij nog in de lucht zweefde, verzamelden de beide devotees de heerlijk ruikende vibhuti. Toen hij weer bijkwam, gaf Baba opdracht de vibhuti in papiertjes te doen en uit te delen als prasad.
Dat hij niet in trance hoefde te gaan om iemand te helpen, toonde hij op een keer aan een groepje devotees toen hij samen met hen in zijn kamer was in Prasanthi Nilayam - dat is de naam van de ashram die in 1950 werd geopend. Zij waren allemaal druk bezig met het gereedmaken van de dhoti's die gedurende Dasara aan de armen zouden worden uitgedeeld. Plotseling vroeg Baba aan een van de aanwezigen: 'Parthasarathi, jij denkt dat ik nu hier ben, bij jou, terwijl ik met deze schaar dit kledingstuk doormidden knip, is het niet? Weet je dat ik zojuist naar Madras ben geweest om jouw Kusa te zien? Het jongetje kreeg difterie en je broer heeft hem naar het ziekenhuis gebracht. Maak je geen zorgen, mijn beste. Ik heb hem darshan gegeven. Hij zal spoedig in orde zijn. ' Alle aanwezigen waren stomverbaasd bij deze mededeling en Parthasarathi viel aan Baba's voeten, overweldigd door dit bewijs van zijn almacht en genade.

Uit de volgende twee voorbeelden blijkt dat Baba soms ook iemand helpt door een ander lichaam te materialiseren. Hij blijft dan gewoon in Puttaparthi en gaat door met zijn werkzaamheden, maar verschijnt toch op een andere plaats.

Op een dag arriveerden een oude man en vrouw met hun zoon in Puttaparthi. Direct toen Baba hen zag, zei hij tegen hen: 'Wat zijn jullie voor dwazen om op zo'n manier de rails over te steken?' Zij schrokken van zijn woorden en waren tegelijkertijd verbaasd over het feit dat Sai Baba wist wat er was gebeurd. Andere devotees die deze conversatie hoorden, werden nieuwsgierig en spraken hen aan. Toen vertelde de oude man: 'Onderweg naar Puttaparthi moesten wij op een gegeven moment overstappen. Nu hadden wij nogal wat bagage bij ons en daarom namen wij niet de moeite om helemaal om te lopen naar het andere perron. In plaats daarvan staken wij gewoon de rails over. Maar plotseling kwam er een trein en wij konden niet snel genoeg wegkomen. Opeens stond er een jongeman naast ons, die ons nog net op tijd wegtrok voor de aanstormende trein.'

In het tweede voorbeeld gaat het om een devotee van Sai Baba van Shirdi, die er moeite mee had te aanvaarden dat Sathya Sai dezelfde is als Shirdi Sai.

Op een avond fietste een muziekleraar en violist naar huis over een verlaten weg in Delhi. Hij was enkele weken eerder in Puttaparthi geweest en Sai Baba had grote indruk op hem gemaakt, maar hij was er nog niet van overtuigd dat hij Shirdi Baba was of een Avatar (goddelijke belichaming), ook al had hij gezien dat Sathya Sai vaak dezelfde gebaren maakte en dezelfde wonderen deed als Shirdi Sai, en al had hij gehoord dat diens leringen niet anders waren dan die van zijn eigen leermeester. Al fietsend liet hij zijn gedachten hierover gaan toen er opeens achter hem een stem klonk die zei: 'Klaar met werken voor vandaag?' Hij keek om en zag een wat oudere, stevig gebouwde man, die hard trapte om hem in te halen. De man toonde een stralende glimlach en daarom antwoordde hij: 'Ja, ik ben nu onderweg naar huis.' Hij nam aan dat de onbekende hem eens tijdens een concert had horen spelen en hem daarom nu zomaar aansprak. Wel bevreemdde het hem dat de man hem had aangesproken in het Tamil, zijn moedertaal.
'Zou u dan even met mij mee willen gaan naar dat oude graf ginds? Ik zal u niet lang ophouden, ' verzocht de man.
Zij reden naast elkaar naar de ruïne die de man had aangewezen, zetten hun fietsen tegen een muur en gingen in de schaduw zitten, tegenover elkaar op verzoek van de oude man. Deze begon een gesprek en al spoedig vertelde de muziekleraar over zijn problemen in het algemeen en over zijn twijfels inzake Sai Baba in het bijzonder.
'De goeroe die u hebt mogen ontmoeten, is de Heer zelf,' zei de oude man. 'Waarom twijfelt u daaraan? Hij is Shirdi Baba zelf. Kijk!' en hij stond op en strekte zijn handpalmen naar de muziekleraar uit. Tot zijn verbijstering zag deze op de ene palm een duidelijke afbeelding van Shirdi Sai en op de andere het stralende gezicht van Sathya Sai. Vervolgens liep de oude man naar zijn fiets en de muziekleraar volgde hem. Samen reden zij terug naar de weg. Daar aangekomen vermaande de oude man hem om trouw te blijven aan zijn goeroe en daardoor de schat die zomaar op zijn weg was gekomen, niet weer te verliezen, waarna hij wegfietste in de richting waaruit zij oorspronkelijk gekomen waren. Dit verbaasde de muziekleraar wel, maar hij raakte pas flink van zijn stuk toen hij Baba - want híj was die oude man - plotseling in het niets zag verdwijnen!

Een nieuwe glimp van zijn almacht toonde Baba door mensen te gaan opereren. Zo nu en dan riep hij een bezoeker met lichamelijke klachten bij zich en opereerde hem ter plaatse met door hem op dat moment gematerialiseerde instrumenten. Zo verwijderde hij de amandelen van een neefje van Hanumantha Rao, de hoofdinspecteur van het gevangeniswezen van Madras. Tegen dr. Padmanabham uit Bangalore, die hem vertelde dat zijn zeventienjarige broer aan hernia moest worden geopereerd, zei Baba dat hij de jongen maar naar Puttaparthi moest sturen en hij vervolgde: 'Waarom zou je de moeite nemen om hem te laten opnemen in het Victoria ziekenhuis? Ik zal de hernia-operatie doen en dan zal hij na tien minuten weer volmaakt in orde zijn.' Padmanabham stuurde hem inderdaad naar Baba toe en deze opereerde hem dezelfde dag nog. De benodigde instrumenten, zoals messen, scharen en naalden, haalde hij uit het niets tevoorschijn met een draaiende beweging van zijn hand. Met dezelfde soort handbeweging materialiseerde hij vibhuti, die hij gebruikte als verdovings- en ontsmettingsmiddel. Na tien minuten stond de jongen weer op zijn benen, gezond en wel. De wond was reeds genezen; alleen was er nog een litteken te zien.

Op een dag kwam Nagamani Purnaiya, een devotee die reeds enige tijd in de ashram woonde, naar Baba toe en zei: 'Swami, er is hier een man wiens maag ontzettend opgezwollen is. Hij ligt vrijwel de hele tijd op bed en heeft veel pijn. U weet wel wie ik bedoel. Zou u die man niet willen genezen?'
Baba hoorde haar zwijgend aan.
Toen hij na enkele dagen nog niets had ondernomen, kwam zij weer naar hem toe en zei nogmaals: 'Baba, doe alstublieft iets voor die arme man!'
Glimlachend antwoordde hij: 'Denk je dat het hier een ziekenhuis is?'
Kort daarop ging Baba op een avond met de devotees naar de rivieroever en alle vrouwen besloten om iets te eten mee te nemen zodat zij daarvoor niet terug hoefden te gaan naar de ashram. Nagamani Purnaiya liet in de buurt van de mandir een pot water op het vuur staan toen zij vertrokken. Zij hoopte met het warme water Baba's voeten te mogen wassen wanneer zij van de zandige rivieroever terugkwamen.
Gezeten in het zand vertelde Sai Baba de devotees over toewijding en over geloof in God. Zij zongen en ook deed Baba enkele wonderen.
Toen zij weer terug waren bij de mandir, ging Nagamani snel heet water halen om Baba's voeten te wassen, maar deze verdween in de kamer van de zieke man. Even later zag zij Baba gehaast komen aanlopen met iets in zijn handen. Het leek, dacht zij, op een vieze bal van rotte bananenbladeren. Nadat hij het weggegooid had, liep Baba op haar toe en vroeg: 'Mag ik wat warm water van je om mijn handen te wassen?' Ze zag dat zijn rechterhand helemaal rood was en vroeg op opgewekte toon: 'Heeft u geschilderd of iets dergelijks?' 'Het is bloed,' antwoordde hij.
Terwijl zij water over zijn handen goot, zei Baba plagend: 'Je wilde toch zo graag dat het hier een ziekenhuis zou worden? Zojuist heb ik de noodzakelijke operatie verricht bij die man.'
Die nacht deed zij vrijwel geen oog dicht. Zij moest voortdurend denken aan de man die door Baba geopereerd was, zonder verdoving, dacht zij, en die na de operatie natuurlijk ook geen medicijnen had gekregen tegen de pijn.
Om haar gerust te stellen besloot Baba haar de volgende morgen direct naar de patiënt toe te sturen. Dan kon zij zelf zien wat er was gebeurd. Daarom riep hij haar de volgende ochtend al vroeg bij zich en zei tegen haar: 'Wil je een rol watten gaan halen en die naar de vrouw van de patiënt brengen. Misschien kun je haar helpen bij het aanleggen van een schoon verband bij haar man.' Zij haalde de watten, liep vervolgens naar de deur van de kamer waar de zieke verbleef, maar bleef toen aarzelend staan. Ze riep, maar kreeg geen antwoord.
'Opschieten!' riep Baba van op een afstandje.
Toen ging ze de kamer binnen. Tot haar stomme verbazing zat de patiënt rechtop in bed en was bezig een stevig ontbijt te verorberen terwijl hij vóór de operatie absoluut niets kon eten. Inmiddels was Baba ook de kamer binnengekomen. Hij liep op de man in het bed toe, trok zijn hemd omhoog en toonde Nagamani de plek van de operatie. Er zat geen verband op en zij zag een smal litteken van een bijna genezen snee. Zij constateerde ook, dat zijn maag niet langer opgezwollen was. Ze begreep nu wel dat Baba haar alleen maar gevraagd had om een rol watten te brengen om haar de kans te geven de patiënt te bezoeken.
'Dit is geen operatie die door een dokter had kunnen worden gedaan, ' zei Baba. 'Ik heb het gedaan. Hij heeft geen pijn; hij heeft geen rust nodig en geen speciaal dieet.'
De patiënt vertelde haar dat Sai Baba de vorige avond de kamer was binnengekomen en met een handgebaar enkele chirurgische instrumenten uit de lucht had gehaald. Toen had hij wat vibhuti gematerialiseerd en dat op zijn voorhoofd gewreven. Dat had kennelijk als verdovend middel gewerkt, want hij herinnerde zich niets meer van wat er daarna was gebeurd. Toen hij na vijf minuten weer was bijgekomen, had Baba hem verteld dat de operatie voorbij was en dat alles in orde was. De snee had aanvankelijk een beetje pijn gedaan, maar nu voelde hij er niets meer van. Nagamani vroeg aan zijn vrouw of zij wist hoe die snee zo snel had kunnen genezen en zij vertelde dat Baba de randen eenvoudig met zijn vingers tegen elkaar had geduwd en dat de opening onmiddellijk was dichtgegaan. Vervolgens had hij wat vibhuti op de wond gedaan en zijn hand er even opgelegd. Daarna had hij de patient verzekerd dat hij weer helemaal beter zou worden en had hij het vertrek verlaten. De patiënt vertelde haar ook nog dat zij vóór zij naar Puttaparthi kwamen, verscheidene dokters hadden geraadpleegd en dat die allen hadden gezegd dat hij geopereerd moest worden. Zou hij dat niet doen, dan had hij niet lang meer te leven. Hij wilde echter geen operatie en hij had zijn vrouw gevraagd om hem naar Puttaparthi te brengen.

Soms opereerde Baba mensen ook in hun dromen. Zij droomden dan, dat zij door hem geopereerd werden en wanneer zij wakker werden, bleek de pijn verdwenen te zijn. Soms liet Baba in zo'n geval als bewijs een litteken achter op de plaats van de operatie, of de patiënt ontdekte 's morgens dat er bloed op zijn laken zat. Maar Baba verscheen ook in dromen om mensen te troosten, raad te geven, te helpen bij grote en kleine problemen. Ja, hij gebruikte vele manieren om zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Zijn wonderen dienden om zijn leringen bekend te maken, om het geloof erin te versterken, om mensen aan te moedigen en te inspireren. Zo nu en dan adviseerde hij daarom ook iemand in een droom om naar Prasanthi Nilayam te komen en wanneer deze persoon dat niet kon betalen, zorgde Baba ervoor dat hij het geld kreeg. Soms ging het om iemand die helemaal niet in God geloofde of om iemand die dacht dat Baba een bekwaam goochelaar was of een bedrieger. Maar, zegt Sai Baba niet zelf, dat zij die hem ontkennen verblind zijn door onwetendheid of trots en daarom nog meer mededogen en genade nodig hebben dan anderen.

Baba gebruikt al zijn hele leven vibhuti als teken van zijn zegen. In India is dat heel vanzelfsprekend, maar ook in het Westen hechten de meeste devotees erg veel waarde aan vibhuti. Ze willen het allemaal in huis hebben. Tegenwoordig kan iedereen in de ashram zakjes door Baba gezegende vibhuti kopen, maar in het begin was dat nog niet het geval. Wanneer Sai Baba in die tijd iemand adviseerde om vibhuti in te nemen, materialiseerde hij ook meestal een flinke hoeveelheid voor hem. Een enkele keer plukte hij een potje uit de lucht en gaf dat aan een devotee met de woorden: 'De vibhuti hierin zal nooit opraken!' Tegen dr. Benito Reyes uit Californië zei hij: 'Wanneer je in je gebeden ergens alleen maar aan denkt, zal die wens vervuld worden.' Dit bleek een geschenk waarmee hij heel voorzichtig moest omspringen, zoals hij al snel zou merken.
Toen hij op een zondagochtend in september 1974 samen met zijn vrouw aan het wandelen was, dacht hij: 'Er is in zovele huizen vibhuti verschenen. Waarom niet ook bij ons?'
Toen zij weer thuiskwamen, bleek het hele huis vol vibhuti te zitten. De hele wijk liep uit om dit wonder te zien. Alleen de huisbaas maakte zich zorgen. Hij liet deskundigen van de brandweer komen om te onderzoeken of er ergens in het huis brand was. Die as moest immers ergens vandaan komen!

Behalve als verdovings- en ontsmettingsmiddel, zoals hiervóór beschreven, gebruikt Baba vibhuti ook als geneesmiddel. Geloof kan wonderen doen en voor sommigen is geloof in hem voldoende om te genezen, maar de meeste mensen hebben behoefte aan pillen en poeders of aan een operatie en dus helpt Baba hen op de door hen gewenste manier. Soms speelt hij ook een spel, maar altijd kan de persoon in kwestie uit de manier waarop hij helpt, een les halen.
Toen Swami Amrithananda, een bejaarde schriftgeleerde en volgeling van Ramana Maharshi, enige maanden in de ashram doorbracht, maakte Baba van de gelegenheid gebruik om hem te genezen van zijn chronische astma en hem een teken te geven van zijn goddelijkheid. Gedurende de eerste dagen materialiseerde hij voor hem vibhuti en een goudkleurig poeder dat hij hem liet opeten. Bovendien haalde Baba een koperkleurig poeder tevoorschijn dat hij op zijn borst en rug smeerde. Ook gaf hij Amrithananda wortels om op te kauwen en enkele dagen later haalde hij een handvol bladeren tevoorschijn, perste die uit en liet hem het sap opdrinken. Op een dag materialiseerde Baba voor hem een flinke hoeveelheid bladeren en met een twinkeling in zijn ogen zei hij tegen hem: 'Eet dit allemaal op.'
Amrithananda pakte de hele bundel aan en kwam toen tot zijn schrik tot de ontdekking dat er onder de bladeren allemaal kleine, scherpe doorns zaten.
'Wilt u werkelijk dat ik dat allemaal opeet, met inbegrip van de doorns?' vroeg hij aarzelend.
Baba stak zijn hand uit en zei: 'Geef het eens terug.'
Amrithananda legde de bladeren in Baba's hand en onmiddellijk gaf deze ze hem weer terug. Tot zijn verbazing en opluchting was er nu geen enkele doorn meer te ontdekken en hij at alles opgewekt op.
Een paar dagen later riep Baba hem weer binnen. Met de woorden: 'Dit is een heel goed middel; het komt rechtstreeks uit het Himalaya- gebergte,' haalde hij weer een flinke hoeveelheid bladeren tevoorschijn. Hij stopte de helft ervan in zijn handen en zei: 'Kom op! Kauwen en doorslikken.' De swami propte de bladeren in zijn mond en kwam toen tot de ontdekking dat ze vreselijk bitter waren. Het kostte hem de grootste moeite om alles weg te werken. Duidelijk stond op zijn gezicht te lezen dat hij uit de grond van zijn hart hoopte dat Baba hem niet ook nog zou vragen om de andere helft van de bladeren op te eten. Zonder een spier te vertrekken overhandigde Baba hem de rest van de bladeren met de woorden: 'Eet dit ook op.' Manmoedig stak hij ze in zijn mond. Toen verscheen er een blik van opluchting en vervolgens van vreugde op zijn gezicht, want deze bladeren bleken zoet te zijn, ongelooflijk zoet, zoeter dan suikerriet of honing. Baba lachte om zijn verwarring en Amrithananda realiseerde zich eens temeer dat de wegen van God ondoorgrondelijk zijn.

Teneinde zijn missie meer bekendheid te geven, begon Sai Baba nu ook vibhuti te laten verschijnen op afbeeldingen van hemzelf bij mensen thuis. Sommigen dachten aanvankelijk dat er stof op de foto's zat, maar toen dit steeds weer terugkwam nadat zij het hadden weggeveegd, kwamen zij naar Baba toe en zeiden: 'Swami, er verschijnt steeds stof op uw foto in mijn puja-kamer (gebedsruimte). Weet u hoe dat komt?' 'Nee, nee,' antwoordde hij dan, 'het is geen stof, het is vibhuti. Je kunt het ervan afhalen en het bewaren en het aan zieken geven.' In die begintijd leidde de verschijning van vibhuti op afbeeldingen soms ook tot vergissingen. Op een dag kwam er een man naar Baba toe om hem te vragen hem te helpen zijn spoorloos verdwenen zoon terug te vinden. Korte tijd daarna verscheen er vibhuti op een foto van Baba in zijn huis en ernstig bezorgd schreef hij Baba een brief met de vraag of dat betekende dat zijn zoon dood was. De as had hem herinnerd aan dood en crematie. Baba liet Kasturi onmiddellijk terugschrijven dat dat beslist niet het geval was en dat die as juist een teken van genade was, een bewijs dat Baba altijd bij hem was.
Bij een andere devotee leidde de vibhuti op enkele afbeeldingen tot problemen. Deze was namelijk zó zoet dat er zwermen mieren op afkwamen en daar was de man niet zo blij mee. Hij vroeg Baba de vibhuti weg te nemen, maar in plaats daarvan droeg deze de mieren op weg te blijven.
Tegenwoordig weten alle devotees dat het vibhuti is, die soms op foto's van Sai Baba verschijnt, maar ook op afbeeldingen van Rama, Krishna, Shiva, Jezus en vele andere vormen van God. Bovendien verschijnt er niet alleen vibhuti, maar soms ook kumkum of amrita (nectar) en een enkele keer zelfs boter, rijstkorrels, goud of edelstenen. Dit gebeurt niet alleen in India, maar in duizenden huizen over de hele wereld. Het is zoiets als een affiche om aan te kondigen dat de Avatar gekomen is. De ontvanger mag deze stoffen gebruiken voor zichzelf, zijn gezin en anderen, maar het is niet de bedoeling dat hij er veel publiciteit aan geeft. Dat zou kunnen leiden tot verwaandheid en dat is nadelig voor de spirituele ontwikkeling van die persoon. De meesten die deze vorm van genade ontvangen, koesteren dit geschenk in hun hart.

Ondanks de grote stroom bezoekers en de vele wonderen die Baba nu dagelijks verrichtte, zagen veel bewoners van Puttaparthi en de omliggende dorpen en steden beslist nog geen Avatar in hem. Zij kenden hem vanaf zijn geboorte en zagen hem als een gewone jongen. Zo iemand kon toch niet plotseling een god worden? Sommigen dachten dat Baba een bedrieger was of een goochelaar en zij bespotten hem en zijn ouders; anderen dachten dat hij in contact stond met boze geesten. Er was angst en jaloezie.
Dit leidde ertoe dat iemand uit het dorp probeerde hem te vergiftigen. Deze eerste poging heeft niet tot zijn dood kunnen leiden - evenmin als alle volgende - maar het was nodig dat Baba het vergiftigde voedsel opat, omdat dat de enige manier was waarop de betreffende vrouw tot geloof zou kunnen komen. Zij moest zien dat vergif hem niet kon deren. Baba noemde dit dan ook geen poging om hem te doden, maar een poging om zijn goddelijkheid te testen. Het gebeurde op een feestdag. Samen met twee devotees bezocht Baba de huizen van enkele inwoners van het dorp en in ieder huis at of dronk hij een kleinigheid. Als laatste bezochten zij het huis van een jonge vrauw uit de kaste der Brahmanen. Toen zij Baba had gevraagd om naar haar huis te komen en bij haar te blijven eten, had hij geantwoord: 'Dat is goed, maar geen hele maaltijd; een kleinigheid is voldoende.'
Terwijl zij hem nu twee zelfgemaakte vada's (een gekruid gerecht van gebakken linzen) voorzette, sprak zij: 'Meestal maakt u er een hele show van om een paar kleine hapjes te eten. Maar nu moet u alles opeten.'
'Ik ga deze vada's allebei helemaal opeten, zei hij opgewekt en hij deed wat hij gezegd had. Natuurlijk wist hij dat zij vergiftigd waren en later, onderweg naar het huis van Subbamma, vertelde hij zijn metgezellen wat er aan de hand was. Zij toonden zich geschokt, maar Baba kon slechts lachen om de dwaasheid van het hele geval. Even later gaf hij over en daarbij kwamen de twee vada's, die hij volledig opgekauwd had, in hun geheel naar buiten! De vrouw in kwestie was hem gevolgd om te zien wat er met hem zou gebeuren. Nadat zij had gezien hoe hij de vada's in hun geheel had overgegeven, kreeg zij spijt van haar daad, viel neer aan zijn voeten en sprak bevend: 'Swami, vergeef deze moordenares alstublieft.'
Baba legde zijn hand op haar hoofd en zei: 'Bangaru! Manchidi, manchidi.' (Mijn liefje! Het is in orde, het is in orde.)
Tegenwoordig is zij een trouwe devotee. Enkele malen is Baba in later jaren nog bij haar te gast geweest en wanneer zij hem dan iets te eten wilde geven, zei hij altijd met een blik van verstandhouding: 'Graag alleen gewoon voedsel; geen speciale vada's deze keer.'

In de tijd dat hij in de met riet gedekte hut woonde, dus voor de Oude Mandir gereed was, trachtten enkele mannen op een nacht tevergeefs deze hut in brand te steken. Op een gegeven moment kwam Baba lachend naar buiten en riep tegen hen: 'Jullie hebben vruchteloos geprobeerd de hut in brand te steken, daarbij lucifer na lucifer afstrijkend. Maar alleen het doosje is leeggeraakt; geen enkele lucifer is ontbrand. Dit zijn échte Sai-lucifers! Probeer deze eens.'
Tegelijkertijd strekte hij zijn lege hand naar een van hen uit. In zijn hand verscheen een doosje lucifers dat hij vervolgens naar hem toegooide. De mannen renden weg, maar kort daarop deden zij een nieuwe poging. Zij barricadeerden de deur van buitenaf, goten benzine over de hut en staken de zaak in brand. Het vuur werd snel geblust door een korte maar hevige stortbui vlak boven de hut.
Toen zijn kamers in de Oude Mandir gereed waren, werden deze met enig ceremonieel aan Baba aangeboden door de metselaars en timmerlieden. Er waren een aantal gasten uitgenodigd voor de gelegenheid en deze brachten allemaal een schaal vol lekkernijen mee. Op een gegeven moment gaf Baba opdracht om het lekkers uit te delen, maar één schaal pakte hij zelf. De devotees dachten dat hij de laddu's (snoepgoed in de vorm van een balletje) op deze schaal zelf zou gaan uitdelen en kwamen begerig dichterbij, maar tot hun teleurstelling bracht hij de schaal naar zijn kamer. Wat zij namelijk niet wisten, was dat dit snoepgoed vergiftigd was! Even later vroeg Baba een van de medewerkers om de schaal mee naar buiten te nemen en het snoepgoed daar te begraven.
Het is beslist niet zo, dat Sai Baba deze mensen die hem kwaad probeerden te doen, haat. 'Ik kan niet haten, zelfs al zou ik dat willen. Haat en boosheid maken geen deel van mij uit. (...) Ik kan weleens sissen om te waarschuwen en te berispen, maar ik haat nooit. Ik ben gelukzaligheid en alleen maar gelukzaligheid. (...) Dat is mijn aard.'


9. Mijn geliefde broeder

Langzamerhand werd de tempel te klein voor alle bezoekers. Het was nu 1947 en Sai Baba was twintig jaar oud. Hij vertelde de devotees dat er over enkele jaren een grote ashram zou zijn, die zou worden bezocht door miljoenen mensen. De meesten dachten dat dit grootspraak was, maar enkelen begonnen met het aankopen van grote stukken land die Baba had aangewezen.
Toen zijn moeder hoorde dat hij een nieuwe tempel wilde bouwen op wel bijna een halve kilometer afstand van de huidige, sloeg de angst haar om het hart. Was hij weer bezig om zich van haar te verwijderen? Zij verzamelde alle argumenten tegen dit project die zij kon bedenken en snelde naar de tempel om hem te spreken.
'Swami, wat hoor ik nu? Ze zeggen dat je een nieuwe mandir gaat bouwen op die heuvel daar. Hoe kun je nu naar een plek gaan die zo ver van het dorp af ligt, een gebied dat midden in de jungle ligt en vol met slangen en schorpioenen zit? Hoe kunnen oude en zieke mensen en moeders met kleine kinderen dan bij je komen?' Na nog een hele reeks van dergelijke argumenten vervolgde zij: 'Deze mandir is voldoende voor jou. Je kunt beter een klein gebouw hebben vol mensen, dan een groot gebouw dat half leeg is!' Baba liet haar rustig uitspreken en pas toen zij zei: 'Geef antwoord! Zeg in ieder geval iets!' vroeg hij vriendelijk: 'Waarom maak je je druk om wat de mensen zeggen? Wanneer ik naar die plek ga, zullen er geen jungle en geen slangen zijn. Er zullen iedere dag honderden pelgrims toestromen en die plek zal een Shirdi worden, een Tirupati en een Kashi.' Hierop had zij geen weerwoord, maar tevreden was zij niet en daarom wendde zij zich tot Seshama. Zij vroeg hem zich in te spannen om zijn broer ervan te overtuigen dat hij niet moest verhuizen.
Nu was Seshama er nog steeds niet in geslaagd Baba's ware aard te bevatten. Zijn waarachtige broederliefde was er de oorzaak van dat hij met toenemende ontsteltenis keek naar de lange colonne auto's die iedere dag weer langs de oever van de Chitravati naar het dorp kwam. Nog erger vond hij het dat men de eenvoudige dorpsjongen, die zijn broer volgens hem toch was, geregeld meenam naar de steden achter de horizon, steden vol verlokkingen en valstrikken. Toen zijn moeder hem vroeg om er bij zijn broer op aan te dringen geen grotere tempel te gaan bouwen en er vervolgens ook nog enkele krantenartikelen verschenen waarin allerlei onjuistheden over Baba werden verteld, was voor hem de maat vol. Hij pakte pen en papier en schreef zijn broer een brief waarin hij hem waarschuwde voor de gevolgen van roem en de afgunst van de mensen en waarin hij vertelde over de lessen die hij zelf reeds had geleerd in het leven.

Op 25 mei 1947 schreef Sai Baba Seshama een brief terug, die eigenlijk niet alleen voor hem bestemd was, maar voor alle mensen. In die brief onthulde hij een klein gedeelte van zijn ware aard en sprak hij over zijn taak op aarde.

Aan allen die mij toegewijd zijn.

Mijn geliefde broeder!

Ik heb je brief ontvangen. Ik proef in deze brief jouw voortdurende toewijding en genegenheid, maar ik hoor er ook een ondertoon in van twijfel en bezorgdheid. Neem van mij aan dat het onmogelijk is het hart te peilen en het karakter te doorgronden van jnani's (zij die God zien in alles), yogi's, asceten, heiligen, wijzen en dergelijke. De mensen zijn begiftigd met een verscheidenheid aan kenmerken en denkwijzen; vandaar dat ieder oordeelt vanuit zijn eigen gezichtspunt en spreekt en redeneert in het licht van zijn eigen karakter. Wij zullen echter trouw moeten blijven aan onze eigen weg, onze eigen wijsheid en onze eigen beslissing, zonder beïnvloed te worden door algemene waardering. Zoals het spreekwoord zegt: alleen de boom vol vruchten wordt door voorbijgangers met een regen van stenen bekogeld. De goeden prikkelen altijd de slechten tot laster; de slechten wekken altijd de spot op bij de goeden. Zo is deze wereld. Men zou verbaasd moeten zijn wanneer zulke dingen niet gebeuren.
Men moet de mensen ook eerder beklagen dan veroordelen. Zij begrijpen het niet. Zij hebben het geduld niet om op de juiste wijze te oordelen. Zij worden te zeer in beslag genomen door begeerte, woede en eigendunk om de zaken helder te zien en volledig te begrijpen. Daarom schrijven zij allerlei dingen. Indien zij het begrepen, zouden zij niet op zo'n manier praten of schrijven. Ook wij zouden geen enkele waarde moeten hechten aan en ons niets moeten aantrekken van dergelijke artikelen, zoals jij schijnt te doen. Er komt een dag dat de waarheid beslist zal zegevieren. Onwaarheid kan nooit winnen. Onwaarheid mag de waarheid lijken te overwinnen, maar haar overwinning zal verbleken en de waarheid zal zichzelf vestigen.
Het is niet de gewoonte van de groten om zich op te blazen wanneer de mensen hen vereren en om in elkaar te krimpen wanneer de mensen hen beschimpen. In feite is er geen heilige tekst waarin regels zijn vastgelegd om het leven van de groten te reglementeren door voor te schrijven welke gewoonten en denkwijzen zij moeten aanvaarden. Zij kennen zelf de weg die zij moeten gaan. Hun wijsheid reguleert hun daden en maakt deze heilig. Zelfvertrouwen en heilzame activiteiten, dat zijn hun twee speciale kenmerken. Zij kunnen zich ook bezighouden met het bevorderen van het welzijn van devotees en hen laten delen in de vruchten van hun werken. Waarom zou jij je laten beïnvloeden door twijfels en zorgen zolang deze zaken mij betreffen? Per slot van rekening beroeren de loftuitingen en de afkeuring van het volk het atma (ziel), de realiteit, niet; zij kunnen slechts het lichaam aantasten.
Ik heb een 'taak', namelijk het opvoeden van de gehele mensheid en ervoor zorgen dat allen een leven vol ananda (gelukzaligheid) zullen hebben. De 'gelofte' die ik heb gedaan, houdt in allen die van het rechte pad zijn afgedwaald, weer naar het goede terug te leiden en hen te redden. Ik ben gebonden aan een 'werk' dat mij lief is, namelijk het wegnemen van de noden van de armen en hun te schenken wat zij nodig hebben. Ik heb een 'reden om trots te zijn', want ik red allen die mij oprecht vereren en aanbidden. Ik heb mijn definitie van 'devotie'. Ik verwacht dat degenen die mij toegewijd zijn, vreugde en verdriet, winst en verlies met onveranderlijke standvastigheid zullen verwelkomen. Dit betekent dat ik degenen die zich aan mij vasthouden, nooit zal opgeven. Wanneer ik aldus bezig ben met mijn heilzame taak, hoe kan mijn naam dan ooit worden besmeurd, zoals jij vreest? Ik zou je willen aanraden geen acht te slaan op dergelijke onzinnige praatjes. Mahatma's (grote zielen) hebben hun grootheid niet te danken aan iemand die hen zo noemt; zij worden niet onbelangrijk wanneer iemand hen onbelangrijk noemt. Alleen minderwaardige mensen die zwelgen in opium en ganja
(een met opium vergelijkbaar verdovend middel), maar beweren onovertroffen yogi's te zijn, alleen zij die teksten uit de heilige geschriften citeren om hun gulzigheid en trots te rechtvaardigen, alleen droge geleerden die zich verkneukelen in hun spitsvondigheden en hun bedrevenheid in het argumenteren, worden geraakt door loftuitingen of afkeuring.
Je hebt vast wel levensgeschiedenissen van heiligen en goddelijke personen gelezen. In die boeken heb je zeker gelezen over nog gemenere leugens en weerzinwekkender beschuldigingen die tegen hen geuit zijn. Dit is het lot van Mahatma's, overal, te allen tijde. Waarom trek jij je deze dingen dan zo erg aan? Heb je niet gehoord van honden die janken naar de sterren? Hoelang houden ze dit vol? Authenticiteit zal spoedig zegevieren.
Ik zal mijn missie noch mijn besluit opgeven. Ik weet dat ik ze ten uitvoer zal brengen. Ik aanvaard de eer en oneer, de roem en de afkeuring die het gevolg kunnen zijn, met dezelfde gelijkmoedigheid. Innerlijk ben ik onaangedaan. Ik acteer slechts in de uiterlijke wereld. Ik spreek en trek rond ten dienste van de uiterlijke wereld en om mijn komst aan de mensen te verkondigen; verder heb ik zelfs met deze zaken niets te maken.
Ik ben aan geen enkele plaats gebonden; ik hecht aan geen enkele naam. Ik ken geen 'mijn' of 'dijn'. Ik antwoord, welke naam je ook gebruikt. Ik ga waarheen ik maar gevoerd word. Dit is mijn allereerste gelofte. Ik heb dit tot dusver aan niemand onthuld. Voor mij is de wereld iets verafs, iets terzijde. Mijn doen en laten geschiedt uitsluitend voor het heil der mensheid. Niemand kan mijn glorie bevatten, wie hij ook is, welke methode van onderzoek hij ook gebruikt, hoelang hij zijn pogingen ook voortzet.
Je kunt de volle glorie zelf aanschouwen in de komende jaren. Devotees moeten geduldig en volhardend zijn. Ik ben niet bezorgd noch ben ik ongerust over het feit dat deze zaken bekend zullen worden gemaakt. Ik heb er geen behoefte aan deze woorden neer te schrijven. Ik heb ze geschreven omdat ik voelde dat het je pijn zal doen als ik niet zou antwoorden.

Aldus, je Baba.

Seshama en Easwaramma waren sprakeloos na het lezen van deze brief. Over hun bezwaren tegen Baba's plannen om een grotere tempel te gaan bouwen, spraken zij niet meer.

Baba had medelijden met zijn moeder, die verbijsterd was door alle ontwikkelingen. Wanneer zij zag dat haar zoon allerlei maatschappelijk belangrijke personen raad gaf, dacht zij met schrik aan de beperkte schoolopleiding die hij had genoten. Zij had geen idee van de vermogens die een Avatar bezit. Zij was tot nu toe nauwelijks weg geweest van het platteland en uit Puttaparthi en daarom besloot Baba dat het goed zou zijn wanneer zij eens een klein stukje van de wereld zou zien. Dat zou haar blik verruimen en dan zou zij niet meer zo snel in paniek raken.
Toen hij met een groepje devotees een rondreis in de omgeving zou gaan maken, overreedde hij haar om mee te gaan. Zij gingen eerst met de auto naar Madras, waar Easwaramma voor het eerst van haar leven de zee zag. Bij het zien van die oneindige watervlakte met de golven die zonder onderbreking op het strand sloegen, zwol haar hart op en zij riep uit dat hierin de goddelijke majesteit werd weerspiegeld. Daarna reden zij naar Mysore, waar zij de dierentuin bezochten en waar Easwaramma leeuwen en tijgers, slangen en pauwen en zelfs giraffes en kangoeroes zag. Zij gingen naar Ootacamund in de Nilgiri-heuvels, bekend als de Blauwe Bergen van Tamil Nadu. Onderweg bezochten zij schitterende tempels en heilige rivieren.
Vóór Baba en de devotees terugkeerden naar Puttaparthi bezochten zij tenslotte Bangalore met zijn drukke bazaars en zijn statige lanen omzoomd met eeuwenoude bomen.
Easwaramma genoot van alles wat zij zag, maar vooral genoot zij van de voortdurende aandacht die Baba haar schonk. De volledige overstap van moeder naar devotee was voor haar niet eenvoudig en zou nog lang duren. Zij wist dat hij God was en toch stond zij er nog steeds op geregeld een ritueel uit te voeren om het boze oog van hem af te wenden. Zijn protest mocht niet baten. Zij zwaaide met een kokosnoot om hem heen om het kwaad ernaar toe te trekken. Daarna gooide zij de kokosnoot kapot, daarmee symbolisch het kwaad vernietigend.

Geleidelijk ging Sai Baba vaker op reis. Velen die zijn hulp nodig hadden, waren niet in staat om naar Puttaparthi te komen en dus moest hij wel naar hen toegaan. Hadden de armen, de zieken en de bejaarden niet evenveel recht op goddelijke hulp als de rijken, de gezonden en de jongeren? En iedereen die hij bezocht, vroeg hem om wat langer te blijven opdat zij hun familieleden, vrienden, buren en zelfs hun vijanden konden uitnodigen om kennis te maken met de bron van vreugde die zij hadden ontdekt. Zijn moeder zou hem nu het liefste op iedere reis vergezellen, maar dat was onmogelijk. Vaak was zij thuis nodig. Grootvader Kondama werd erg oud en had soms hulp nodig. Verder was de echtgenoot van Baba's zuster Parvathamma onverwacht overleden en zij was achtergebleven met drie kinderen, een meisje en twee jongens, waarvan er een doofstom was. Ook daar ging zij dus helpen. En dan was er nog Baba's jongste broer Janakiram. Hij had nog steeds problemen met zijn longen en moest daarvoor zo nu en dan in het ziekenhuis worden opgenomen.

Toen Baba op een keer een bezoek bracht aan Bangalore werd hij ziek. Ondanks zijn geruststellende woorden dat het allemaal wel meeviel, lieten zijn gastheer Raja Setty en diens vrouw Sakamma een dokter komen. Toen die niets kon vinden, lieten zij een andere dokter komen, die ook niets kon vinden.
'Het gaat hier om een ziekte die ik zelf op mij heb genomen,' legde Baba uit. 'Ook Rama en Shirdi Baba hebben een periode gehad in hun tienerjaren waarin zij een afkeer hadden van voedsel en vrolijkheid. Deze ziekte is voor mij noodzakelijk.' De aanwezige devotees waren echter zo bezorgd dat Baba tenslotte toch nog maar een tipje van de sluier oplichtte.
'Ik bevind mij momenteel in een proces waarin ik mijn lichaam langzaam omvorm, verander, opdat het sterk genoeg zal zijn om de goddelijke energie die in mij actief wordt, te bevatten. Deze energie is nodig om mijn taak als Avatar in volle omvang te kunnen beginnen. De eerste zestien jaren heb ik mij voornamelijk beziggehouden met lila (goddelijk spel, wonderen). Tot mijn 35ste zal ik veel wonderen blijven doen om de mensen duidelijk te maken wie ik ben. Daarnaast zal ik langzaam maar zeker meer nadruk gaan leggen op de goddelijke leringen en na mijn 45ste zal het vooral gaan om de leringen.'
Dit bleek voldoende uitleg. Weliswaar konden de devotees de volledige betekenis van zijn woorden niet begrijpen, maar zij begrepen wel, dat verder vragen geen zin had en dat zij zich niet over hem bezorgd behoefden te maken.

Een van de reizen die Sai Baba in die tijd maakte, bracht hem naar Kuppam en vandaar naar Karur en Trichinopoly. Overal werd hij met groot enthousiasme ontvangen en overal hield hij toespraken. In Trichinopoly werd de stoet van auto's voorafgegaan door een prachtig opgetuigde olifant en een groep devotees die vedische mantra's (heilige woorden uit de veda's) reciteerden. Terwijl zij door de straten van de stad reden, liep er plotseling een kleine jongen de weg op en ondanks de geringe snelheid reed een van de auto's over hem heen. Voorzichtig droeg iemand het ernstig gewonde kind naar de veranda van een nabijgelegen huis. Al snel stond er een hele menigte om hem heen en even later arriveerde ook de politie. Ondertussen was Baba door de menigte naar voren gelopen. Hij boog zich over de jongen heen en raakte hem aan. Onmiddellijk stopte het bloeden en ging hij rechtop zitten, verwonderd om zich heen kijkend. Om Baba heen klonken zuchten van opluchting en kreten van bewondering. En toen enkele politieagenten zich een weg hadden gebaand naar Baba toe, rende een gezonde jongen rond die tegen iedereen die het maar horen wilde, vertelde dat een aanraking van Sai Baba hem had genezen.
De dag na dit voorval was er een grote bijeenkomst in de buurt van Trichinopoly. Er werden toespraken gehouden en natuurlijk kwam daarbij herhaaldelijk de gebeurtenis van de vorige dag ter sprake. Eén van de aanwezigen in de zaal dacht dat het allemaal wel wat overdreven zou zijn en geloofde beslist niet dat Baba was wie hij zei dat hij was. Tijdens zijn toespraak liet Baba daarom een doofstomme jongen - die 'toevallig' naast de twijfelaar stond - naar het podium komen. Baba zette hem voor de microfoon en vroeg: 'Hoe heet je?' En duizenden toehoorders hoorden luid en duidelijk zijn antwoord: 'Venkatanarayanan.' De twijfelaar werd rood en boog vervolgens beschaamd zijn hoofd. De volgende ochtend was de straat waar Baba logeerde van het begin tot het eind volgepakt met doofstommen! Baba moest het huis verlaten via een zij-ingang.
Het lag niet op zijn weg om hen allen te genezen. Ieder moet zijn karma (gevolgen van handelingen in vorige levens) uitwerken. Karma is de oorzaak van je geboorte. Voor de meeste mensen zou het geen oplossing zijn wanneer God hun karma in één klap van hen zou wegnemen. Zij zouden onmiddellijk dezelfde fouten maken als in vorige levens en dan zouden zij toch weer terug moeten komen op aarde om de les alsnog te leren. Lichamelijk lijden, onvervulde aardse verlangens, zorgen en problemen zijn geen straf van God. Zij zijn de middelen waarmee God de mens naar zich toetrekt. Over dit onderwerp zei Baba eens: 'Denk je dat ik je met pijn zou confronteren als er geen reden voor zou zijn? Open je hart voor pijn zoals je nu doet voor genot, want het is mijn wil, door mij bewerkstelligd voor jouw bestwil. Verwelkom haar als een uitdaging.'

Sai Baba ontmoette de raja van Venkatagiri en diens oudste zoon voor het eerst in 1949. Venkatagiri was tot de onafhankelijkheid van India een koninkrijkje geweest zoals er in het oude India zovele waren. Toen Baba de raja voor het eerst ontmoette, woonde hij met zijn twee zonen in zijn paleis, dat stond op het uitgestrekte landgoed Venkatagiri ten noorden van Madras. De raja zelf en zijn oudste zoon gaven zich vrijwel onmiddellijk aan Baba over.
Tegenwoordig wordt er nogal eens gezegd dat Sai Baba alleen aandacht zou hebben voor de rijken en machtigen. Hierover zei Baba eens: 'Indien de indruk wordt gewekt dat ik een voorliefde heb voor machtigen en rijken, dan is dat volkomen onjuist. Alleen in het belang van de massa schenk ik hun datgene wat extra aandacht lijkt te zijn. Alle dienstverleningsprojecten voor de armen vereisen geld. Daarom trek ik de rijken en machtigen naar mij toe en moedig hen aan of geef hun de opdracht om scholen, bhajanruimtes, ziekenhuizen enzovoort voor de armen te bouwen. Ik heb hen dus niet naar mij toegetrokken uit eigenbelang. Alleen door verdiensten uit het verleden zijn zij in dit leven rijk en machtig en door dezelfde verdiensten uit het verleden zijn zij nu gezegend met goddelijk gezelschap.' Wanneer zij echter naar Baba toekomen voor persoonlijk gewin, dan stuurt hij hen onverbiddelijk weg.
Gopal Krishna Yachendra, de jongste zoon van de raja, ontmoette Baba korte tijd daarna enkele malen in Bangalore en Madras, maar hij bleek geen enkele belangstelling te hebben voor Baba en diens taak op aarde. Nog niet tenminste...
In 1950 aanvaardde Baba een uitnodiging van de raja om Venkatagiri te bezoeken.
Op de dag voorafgaand aan Baba's bezoek zei de raja tegen zijn zoon: 'Gopal Krishna, ik heb Sri Sathya Sai Baba uitgenodigd voor een bezoek. Wil jij morgen naar Puttaparthi gaan om hem vandaar te begeleiden naar Venkatagiri? Zoals je weet is het bij ons traditie dat een belangrijke bezoeker op zijn reis wordt vergezeld door een lid van de familie. Aangezien je broer momenteel niet hier is, vraag ik dit nu aan jou.'
'Nee hoor!' antwoordde Gopal Krishna. 'Ik ga beslist geen 370 kilometer reizen naar Puttaparthi. Ik heb geen enkele belangstelling voor baba's, goden of swami's. Stuur maar iemand anders.'
Die nacht stuurde Baba Gopal Krishna een droom waarin hij hem twee mango's gaf. Baba wist dat hij dol was op deze vruchten en in zijn droom liet hij hem genieten van de heerlijke smaak van deze mango's.
Om half een 's nachts liet Baba hem ontwaken met het onbedwingbare verlangen om naar Puttaparthi te gaan. Hij begreep er niets van, maar hij voelde duidelijk dat hij geen minuut langer kon wachten. Daarom ging hij naar de slaapkamer van zijn vader, maakte hem wakker en zei hem dat hij toch naar Puttaparthi zou gaan. Over de droom sprak hij met geen woord, noch met zijn vader, noch met iemand anders. Hij vertrok in het gezelschap van een familielid, Sri Darmo Rao, en een bediende en dit drietal arriveerde de volgende ochtend omstreeks elf uur bij de Patha Mandiram, de Oude Mandir.
Op hetzelfde moment kwam Baba naar buiten en zei met een ondertoon van scherts: 'Bangaru, je wilde eigenlijk niet naar Puttaparthi komen, maar die twee mango's hebben je op andere gedachten gebracht, is het niet?' Hij was stomverbaasd en wist niet wat hij moest zeggen.
Toen zij die avond naar Venkatagiri vertrokken, zei Gopal Krishna tegen Baba: 'Swami, mijn vader wil u op grootse wijze ontvangen zoals dat hoort. Daarom heeft hij mij gevraagd om hem vanuit elke plaats die wij passeren een telegram te sturen. Wij zullen onderweg dus enkele malen moeten stoppen.' 'O nee!' antwoordde Baba. 'Je vader moet wel telegrammen ontvangen, maar maak jij je daarover maar geen zorgen. Laten wij achter elkaar doorrijden.' En dat deden zij, al stopten zij onderweg eenmaal korte tijd voor de lunch. Omdat Baba niet teveel tijd wilde verspillen, vroeg hij Gopal Krishna hem de lege pannen te brengen. Hij legde zijn hand erop en dat was voldoende voor een heerlijke maaltijd van rijst met kerriesaus.
Toen zij in Venkatagiri aankwamen, was de raja juist gereed met alle voorbereidingen. Gopal Krishna vroeg hem verbaasd: 'Vader, hoe komt het dat u zo precies op tijd gereed bent? Ik heb u geen enkel telegram gezonden. Hoe wist u zo nauwkeurig ons tijdstip van aankomst?'
'Maar wij hebben jouw telegrammen toch ontvangen. Ik heb er steeds een ontvangen uit iedere stad die jullie gepasseerd zijn, precies zoals ik je gevraagd had.'
De raja pakte de telegrammen om te bewijzen dat hij gelijk had. Gopal Krishna zag telegrammen uit Madanapalli, Kadiri, Chittoor, Tirupati en nog andere plaatsen, maar tot zijn verbazing stond er op geen enkel telegram een poststempel en hij vroeg aan zijn vader: 'Hoe kan de postbode die nu bezorgd hebben? Er staat nergens een poststempel!' 'Ik heb ze ook niet uit handen van de postbode ontvangen, maar iedere keer als ik in mijn slaapkamer kwam, lag er weer een telegram op bed. Ik heb aangenomen dat de postbode ze daar heeft neergelegd omdat hij niet wist waar ik was.'
De raja nam vervolgens contact op met het postkantoor, maar daar wist men niets van telegrammen voor hem.
Door deze gebeurtenis en door nog andere wonderen die Baba in de jaren daarna deed, ging Gopal Krishna langzaamaan anders tegen hem aankijken. Soms gaf Baba hem ook een duidelijke les. Zo kon hij nogal eens scherp uitvallen tegen zijn vader en dat beviel Baba niets. Enkele maanden na een dergelijke scherpe woordenwisseling in Venkatagiri bezocht hij Baba in Puttaparthi. Toen Baba alleen met hem was, zei hij: 'Gopal Krishna, waarom zou je hier eigenlijk nog komen? Je verspilt mijn tijd en de jouwe. Kom daarom maar niet meer. ' 'Swami,' zei hij, 'wat heb ik gedaan? Als ik iets verkeerds gedaan heb, vergeef mij dat dan alstublieft.'
Hij begon te huilen en Baba zei: 'Wanneer je geen respect kunt opbrengen voor je vader en je zo onbeschoft tegen hem spreekt als je enige maanden geleden deed in Venkatagiri, dan kom je hier alleen maar mijn tijd en de jouwe verspillen. Wanneer je dergelijke dingen doet, kom dan niet hier. De belangrijkste mensen voor jou zijn je vader en moeder. Zij hebben jou dit lichaam gegeven. Zij zijn degenen die voor jou van belang zijn. Wees dus voorzichtig! Als dit weer gebeurt, verbied ik je om mij nog te bezoeken. Dit is de laatste waarschuwing!'
Tijdens dit gesprek herhaalde Baba ook exact de woorden die Gopal Krishna tegen zijn vader had gesproken en dat overtuigde hem ervan dat Baba alomtegenwoordig is en dat niets voor hem verborgen blijft. Nu begreep hij eindelijk dat Sai Baba God is.
Ook zijn houding ten opzichte van dieren behoefde correctie. Op een keer nam de raja Sai Baba mee het woud in dat onderdeel uitmaakte van zijn bezittingen. Toen er een stuk of vijf herten naar de jeep toekwamen, zei Gopal Krishna: 'Wat jammer dat ik geen geweer heb meegenomen, dan had ik er een paar kunnen schieten.'
Baba zei niets, maar hij keerde zich van Gopal Krishna af en sprak niet meer tegen hem. Twee dagen lang weigerde Baba alle voedsel tot Gopal Krishna naar hem toekwam om te vragen waarom hij zo afwijzend had gereageerd op diens verlangen om herten te schieten.
'Als je een dier doodt,' antwoordde Baba, 'veroorzaak je lijden. God is in ieder schepsel; hoe kun je dan die pijn veroorzaken? Het een sport noemen om een dier in de bossen, zijn eigen woonplaats, op te sporen, is niets minder dan barbaarsheid. '
Gopal Krishna zweeg beschaamd en Baba legde hem uit dat je je een zeer zwaar karma op de hals haalt wanneer je dieren doodt. Dieren zijn niet gekomen om als voedsel te dienen voor mensen. Zij zijn gekomen om hun eigen leven in de wereld uit te werken. Zodra je beseft dat alles God is en dat je lijden veroorzaakt wanneer je een dier doodt, zal je verlangen naar het jagen op dieren en het eten van vlees vanzelf verdwijnen. Deze uitleg was voldoende om hem ervan te weerhouden nog ooit te gaan jagen. Meestal was hun verstandhouding echter heel goed. Zij maakten vaak grapjes en plaagden elkaar. Zo vroeg Baba hem soms om hem op te tillen en de ene keer woog hij dan niet meer dan een blaadje papier en een andere keer slaagde Gopal Krishna er zelfs niet in om Baba's pink op te tillen. Of Baba vroeg hem: 'Wat voor kleur heeft mijn kafni?' en als hij bijvoorbeeld antwoordde: 'Oranje,' veranderde Baba op hetzelfde moment de kleur en zei lachend: 'Hoe kom je daar nu bij? Zie je dan niet dat hij blauw is?'
Gopal Krishna kwam altijd met de auto naar Baba toe en op een dag zei hij dat Baba moest rijden. Deze ging op de bestuurdersplaats zitten en reed een stukje van de Patha Mandiram in de richting van de in aanbouw zijnde nieuwe mandir. Op een gegeven moment liet hij het stuur los en kruiste zijn benen onder zich op de stoel terwijl de auto gewoon verder reed over het bochtige pad. Hij schakelde uit zichzelf in een andere versnelling wanneer dat nodig was, gaf wat meer gas toen zij heuvel-opwaarts gingen enzovoort.
Op een keer in Venkatagiri vroeg Baba hem om voor hem een vel postzegels te kopen aangezien hij enkele brieven wilde schrijven. Toen Gopal Krishna terugkwam, waren de anderen juist bhajans aan het zingen en daarom hield hij de postzegels maar even bij zich. Toen zij later weer bij elkaar zaten, vroeg Baba hem om de postzegels. Gopal Krishna legde het vel voor Baba neer en deze cirkelde er met zijn hand overheen. Op hetzelfde moment toonden alle zegels tot ieders verbazing Baba's portret en naam. De oorspronkelijke afbeelding en tekst en de prijsaanduiding waren verdwenen. Aangezien hij ze nu toch niet meer kon gebruiken voor het frankeren van brieven, deelde Baba ze uit aan de aanwezigen.
Ook heeft Baba hem genezen van een zeer hardnekkige vorm van eczeem. Gopal Krishna had een groot gedeelte van zijn jeugd last gehad van eczeem en daar leed hij erg onder. Soms was het zo erg dat hij zijn hele gezicht in verband wikkelde omdat zijn huid gezwollen en rauw was. Op een dag materialiseerde Baba vibhuti voor hem en smeerde dat op het eczeem. Binnen een paar dagen was alle uitslag verdwenen en deze is ook nooit meer teruggekomen. Met het genezen van mensen bewijst Sai Baba enerzijds zijn goddelijke aard, maar anderzijds is het ook zo, dat iemand moeilijk belangstelling kan opbrengen voor spiritualiteit wanneer hij lichamelijk of geestelijk niet in orde is. Ook het genezen van mensen maakt dus deel uit van zijn taak, maar hij doet dat alleen wanneer hun karma (gevolgen van handelingen in vorige levens) dat toelaat.
Dat was nog de tijd van wonderen en spel. Later is Baba veel ernstiger en filosofischer geworden, is hij veel meer toespraken gaan houden en is hij de devotees gaan aansporen om seva (onbaatzuchtige dienstverlening) te doen. De tijd was daar toen nog niet rijp voor. Natuurlijk leerde hij hun toen ook wel hoe zij moesten leven, maar dat deed hij vaak tijdens een vrolijk gesprek of onder het mom van een grapje.

10. Prasanthi Nilayam

Eind 1948 werd begonnen met de bouw van de nieuwe tempel, de Prashanti Mandiram. Prashanti betekent 'allerhoogste vrede', 'volmaakte vrede'. De naam van de ashram zou Prasanthi Nilayam worden. Dit betekent 'verblijfplaats van de allerhoogste vrede'. De tempel werd een eenvoudig, strak uitgevoerd gebouw van twee verdiepingen met op de begane grond de gebedshal en enkele opslagruimten en op de verdieping een woon/slaapkamer en een badkamer voor Sai Baba alsmede enkele werkruimtes. Baba's kamer was bereikbaar via een wenteltrap, maar het was niet zijn bedoeling dat iedereen daarvan zonder meer gebruik zou gaan maken. Hij kreeg het steeds drukker en dus moest hij zijn tijd strakker gaan indelen. Niemand zou meer ongevraagd zijn kamer mogen binnenlopen. Bovendien wilde hij niet dat mannen en vrouwen samen naar hem toe zouden komen. Het is in India de gewoonte dat mannen en vrouwen gescheiden zitten, zeker in tempels en op andere heilige plaatsen. Zij hebben verschillende energieën en bovendien zouden zij, wanneer zij door elkaar zouden zitten, elkaar afleiden van het gebed door de lichamelijke aantrekkingskracht. Baba bepaalde daarom dat de mannen via de trap bij zijn kamer, dus aan de rechterkant van het gebouw, naar boven mochten komen, terwijl de vrouwen de trap aan de linkerkant van het gebouw moesten gebruiken.
Het terrein waarop de ashram zou komen, lag wat hoger dan het dorp. De rivier wilde namelijk nogal eens buiten haar oevers treden wanneer er zware regens vielen in de Nandi-heuvels. Voorheen kwamen in dat geval de tempel, de keukens en het omringende gebied soms onder water te staan en dat wilde Baba in de nieuwe situatie voorkomen. Wanneer het waterpeil erg hoog dreigde te komen, beval Baba de rivier om terug te keren naar haar bedding. Ook nu doet hij dat soms nog op verzoek van de dorpelingen. Hij gaat dan op het dak van een van de gebouwen van de Nilayam staan, steekt zijn hand omhoog met de handpalm naar voren en zegt bijvoorbeeld: 'Ganga! Dit is genoeg. Keer terug,' en dan daalt het water snel.

Tijdens de bouw was Baba zo nu en dan genoodzaakt een handje te helpen. Zo was er een probleem met de zware, ijzeren balken die bestemd waren voor het dak van de nieuwe tempel. Ze arriveerden per trein in Penukonda; dat was geen probleem. Maar daarvandaan moesten ze nog 26 kilometer over de weg naar Puttaparthi. En halverwege werd die weg gekruist door een riviertje. Bovendien was het laatste stuk, dat van Bukkapatnam naar Puttaparthi, eigenlijk niet meer dan een karrenspoor. Tot slot moesten ze dan nog van Karnatanagapalli over het zand van de Chitravati naar Puttaparthi. De ingenieurs zagen absoluut geen mogelijkheid om dit met behulp van een vrachtwagen voor elkaar te krijgen en toen zij het aan Baba voorlegden, zei deze dat hij erover zou denken.
Kort daarop werd de hoofdingenieur, die in Anantapur woonde, heel vroeg in de morgen gewekt door lawaai vlak voor zijn deur. Hij keek door een kiertje naar buiten en zag daar tot zijn verbazing een reusachtige hijskraan staan. Daarop ging hij naar buiten om te horen wat er aan de hand was. Het bleek een kraan te zijn van de Tungabhadra Dam Works. De motor was afgeslagen en er was geen beweging meer in te krijgen. In alle vroegte reed de ingenieur naar Puttaparthi om Sai Baba over deze kraan te vertellen. Als zij hem aan de gang zouden krijgen, waren de eigenaars waarschijnlijk wel bereid om voor hen de balken op te halen in Penukonda, zo zei hij tegen Baba. Deze beaamde dat en gaf de ingenieur wat vibhuti om over de motor van de kraan te strooien. Dat werkte! De motor sloeg weer aan en met toestemming van de eigenaars reed de chauffeur helemaal naar Penukonda om de balken voor de tempel op te halen. Alle obstakels onderweg werden overwonnen, maar bij de Chitravati gekomen, zeiden de ingenieurs dat de kraan beslist niet door het zand naar de overkant kon. Met zo'n enorm gewicht zou hij zeker vastlopen. Dus ging Sai Baba zelf naast de chauffeur zitten en stuurde de hijskraan naar de overkant. Daar werden de balken vlakbij de in aanbouw zijnde tempel neergelegd. Het was gelukt! De volgende ochtend vertrok Baba naar Bangalore. Daar ontving hij al spoedig bericht van een van de ingenieurs dat er weer een probleem was met de ijzeren balken. Men slaagde er niet in deze enorme constructies met mankracht op te hijsen en de hijskraan was direct na het afleveren van de balken vertrokken. Nadat zijn zaken in Bangalore geregeld waren, keerde Baba zo snel mogelijk terug naar Puttaparthi om dit probleem op te lossen. Na kort overleg met de ingenieurs werd er extra mankracht gehaald en Baba zei tegen enkele van de mannen: 'Bind een touw om de eerste balk.' Toen dat gebeurd was, zei hij: 'Hijsen maar!' en de balk ging omhoog alsof hij niets woog. Vanaf de grond zag Baba hoe de mannen de eerste balk en daarna ook alle andere balken omhoog hesen alsof het veertjes waren. Iedereen was opgelucht en vrolijk.

Op 23 november 1950, de dag van Baba's 24ste verjaardag, werd de nieuwe mandir officieel in gebruik genomen. Gezeten in een prachtig versierde draagkoets werd hij door een aantal devotees van de Patha Mandiram naar de Prasanthi Mandiram gedragen, een afstand van slechts vierhonderd meter. Toen hij uitstapte, nam Baba een hand vol jasmijn- en rozenblaadjes van een schaal en gooide die in de menigte die langs de weg stond. Een aantal daarvan veranderde onderweg in zilveren herdenkingspenningen met aan de ene kant Sai Baba's portret en aan de andere kant de tekst 'Waarom zou je bang zijn als ik hier ben?' in het Engels, het Telugu en nog enige andere talen.
Op de avond voorafgaand aan deze gebeurtenis kwam Easwaramma naar Baba toe met het dringende verzoek om zijn eetkamer te kiezen aan de kant van het gebouw waar de vrouwen de trap op zouden komen. Zo zou zij hem toch nog gemakkelijk kunnen zien en spreken. Om haar een plezier te doen beloofde hij dat.
Baba's moeder en zijn zusters Venkamma en Parvathamma kwamen inderdaad dikwijls naar zijn eetkamer om hem te spreken. Rond etenstijd liep Baba die kamer vaak even binnen om hun darshan te geven. Vaak brachten zij bij die gelegenheid heerlijke spijzen voor hem mee, waarvan hij een klein hapje nam om hen te plezieren.
Voorlopig was de tempel een eenvoudig gebouw, geschilderd in de kleuren groen en wit, maar in de volgende decennia werd hij vanbinnen en vanbuiten verfraaid met beeldhouwwerk in de kleuren blauw, geel en roze en met schitterende gouden koepels. De veranda van de verdieping werd uitgebouwd tot een balkon. Er kwamen zilveren deuren die toegang gaven tot dit balkon en deze werden voorzien van de symbolen van de wereldgodsdiensten. Ook werden er aan beide uiteinden van de tempel enkele kamers bijgebouwd. In deze tijd voerde Baba gesprekken met devotees nog gewoon achter een gordijn, maar later gingen twee van deze kamers dienst doen als interviewkamers. Aan het begin van de weg die naar de tempel leidde, kwam bovendien een gopuram (toegangspoort) met houten, overvloedig gebeeldhouwde deuren en een hoge toren die eveneens rijk versierd werd met beeldhouwwerk. En ook nadat dit alles tot stand was gebracht, zouden er aanpassingen en verfraaiingen blijven volgen.

De nieuwe tempel was niet alleen een tempel, maar het was ook een kerk, een moskee en een synagoge. Iedereen die verlangde naar de hoogste vrede, was er welkom. Het was Baba's taak ieder hart te veranderen in een Prasanthi Nilayam, een verblijfplaats van de allerhoogste vrede, opdat de hele wereld een Prasanthi Nilayam zou worden.
Sai Baba brengt geen nieuwe godsdienst. Hij is gekomen om de mensen te wijzen op de fundamentele waarden die aan alle godsdiensten ten grondslag liggen. Het is niet zijn bedoeling dat je van godsdienst verandert nadat je hem hebt leren kennen. Hij is alle namen en vormen van God en hij is in ieders hart aanwezig. Iedereen moet zich bewust worden van de voortreffelijkheid van zijn eigen godsdienst en de leringen ervan op intensieve wijze in praktijk gaan brengen. Het gaat hierbij om de leringen zoals die zijn gegeven door de stichter van de betreffende religie, dus met weglating van de hebzucht, de haat en het machtsstreven die er later zo vaak aan zijn toegevoegd. Het is niet nodig om voor iedere nieuwe naam waarmee de mens God aanroept, een nieuwe tempel te bouwen. Je kunt Hem altijd en overal aanroepen. De oude gebedshuizen zijn doortrokken van de godsvrucht en de gebeden van generaties oprechte gelovigen. Het zou verkeerd zijn om daar geen profijt van te trekken.

Sai Baba's kamer in de nieuwe tempel was - zoals reeds eerder vermeld - bereikbaar via een wenteltrap en zojuist is erop gewezen dat hij alle namen en vormen van God is. Deze twee zaken brengen ons bij een gebeurtenis uit 1943.
Mevrouw Bhat uit Mysore leed aan kanker en zij bracht de meeste tijd in bed door. Net als de andere leden van het gezin richtte zij haar gebeden altijd tot Karttikeya, een zoon van Shiva. Haar schoonmoeder had namelijk een zeer sterk vertrouwen in deze vorm van God omdat hij haar echtgenoot van kanker had genezen. Zij wees een operatie voor haar schoondochter resoluut van de hand en begon met het hele gezin speciale erediensten en offeranden voor Karttikeya te houden. Zo gingen er zes maanden voorbij.
Op een nacht verkeerde de zieke in een toestand tussen waken en dromen toen zij plotseling voelde dat er een slang om haar bed lag. Zij opende haar ogen en zag het dier liggen. Geschrokken maakte zij haar schoonmoeder wakker en deed het licht aan. De beide vrouwen konden echter geen slang vinden en dus deden zij het licht weer uit. Onmiddellijk voelde zij dat de slang er weer was en zij opende opnieuw haar ogen. Op dat moment zag zij de slang veranderen in de Heer van de slang, de god Karttikeya zelf. Deze zweefde door de lucht naar haar toe en doorboorde haar vervolgens met zijn speer, het wapen van wijsheid. Het volgende moment voelde mevrouw Bhat dat zij bovenop een bergtop stond tegenover Karttikeya. Zij raakte zijn voeten aan en hij sprak: 'Wil je bij mij blijven of wil je terug?'
Zij realiseerde zich dat hij haar de keuze liet tussen bevrijding en terugkeer naar de aarde. Denkend aan haar man en kinderen antwoordde zij: 'Ik zal teruggaan.'
'Dat is in orde. Je bent genezen. Je zult spoedig weer sterk zijn. Ik zal je je gehele leven beschermen. Zodra je aan mij denkt, zal ik aan je zijde zijn. Je kunt nu gaan.' 'Maar hoe moet ik vanaf deze bergtop weer terugkomen in Mysore?' vroeg zij verward.
'Je kunt hierlangs terug,' zei Karttikeya terwijl hij zijn voeten enigszins verplaatste. Er verscheen een smalle trap waarlangs zij naar beneden ging. Op het moment dat zij haar voet op de grond wilde zetten, verdween het visioen en bemerkte zij dat zij weer in bed lag. Vanaf dat moment voelde zij haar krachten terugkeren, de pijn verdween en zij genas.
Twintig jaren gingen voorbij.
Nadat zij over Sai Baba hadden gehoord, kwamen de heer en mevrouw Bhat samen naar Puttaparthi. Dat was in 1963. Tijdens darshan stopte Baba bij haar en zei: 'Het is lang geleden dat ik met jou heb gesproken - ja, dat is nu twintig jaar geleden.'
'Nee, Swami,' antwoorde zij. 'Wij hebben nog maar kort geleden over u gehoord. Dit is de eerste keer dat wij hier zijn.' 'Dit is ongetwijfeld de eerste keer dat jullie hier komen. Maar ik ben al naar jou toe gekomen, zei Baba glimlachend. Vervolgens noemde hij het adres waar zij twintig jaar geleden woonden en hij beschreef het huis en de omgeving tot in detail. Terwijl zij nog vol verbazing naar hem staarde, nodigde Baba haar en ook haar echtgenoot uit met hem mee te gaan, door de interviewkamer, de trap op naar zijn kamer. De mensen om hen heen die zagen wat er gebeurde, waren verbaasd, want het was niet Baba's gewoonte bezoekers mee te nemen naar boven. Bovenaan de trap zei hij tegen mevrouw Bhat: 'Kijk naar beneden!' Zij keek langs de trap naar beneden en huiverde. Dit was de trap die Karttikeya haar twintig jaar geleden liet afdalen om weer thuis te komen. Daar was geen twijfel aan!
Baba glimlachte en zei: 'Hier, pak aan,' en hij liet een foto in haar handen vallen. De foto toonde Karttikeya, gezeten in een praalwagen, met Baba's gezicht, en om Baba heen was een cobra. Opmerkelijk is overigens dat die trap er in 1943 nog helemaal niet was! De bouw van de tempel begon pas eind 1948.

In de tijd van de Oude Mandir zorgde Seshagiri Rao altijd voor de dagelijkse werkzaamheden in de tempel en hij bleef dat nog vele jaren doen in de nieuwe tempel. Op een dag maakte hij een ernstige val en hij meende dat hij nu spoedig zou sterven. Vanuit zijn bed zei hij tegen Kasturi: 'Dit lichaam, dat is samengesteld uit de vijf elementen, gaat weer uiteenvallen in deze elementen. Ik word bevrijd!'
Kasturi was vol bewondering voor de wijsheid van deze oude man en hij was ook een beetje jaloers op het feit dat hij met dergelijke woorden op zijn lippen ging sterven.
Op dat moment kwam Sai Baba de kamer binnen en zei tegen Rao: 'Hoe waag je het deze reis te beginnen zonder een kaartje bij mij te halen. Kom naar beneden en verricht de taak die je is toegewezen. Ik geef je hierbij de opdracht vanmiddag naar de gebedshal te komen en net als anders de arati (lichtceremonie) te doen.'
Die middag was Seshagiri Rao aanwezig bij het zingen van bhajans en hij verrichtte zijn gebruikelijke taken.
Zes maanden later werd hij weer ernstig ziek en deze keer werd hij opgenomen in het ziekenhuisje van de ashram. Zijn lichamelijke en geestelijke toestand gingen hard achteruit en velen die hem bezochten, werden bedroefd toen zij zagen hoe een trouwe dienaar van God moest lijden. Toen zijn broer uit Bangalore zag hoe hij eraan toe was, vroeg deze aan Baba: 'Swami, mag ik mijn broer alstublieft meenemen naar het Victoria ziekenhuis in Bangalore? Zijn zoon en enkele neven werken daar en zij kunnen dan wat extra aandacht aan hem besteden. '
'Maak je geen zorgen over zijn huidige toestand,' antwoordde Baba. 'Ik sta hem toe het lijden dat hij moet ondergaan, uit te werken. Hierna kan hij vredig en heel gelukkig sterven. Anders had ik hem maanden geleden, toen hij was gevallen, al kunnen wegsturen.'
Er ging een maand voorbij en in die tijd knapte Rao weer helemaal op. Volkomen gelukkig verrichtte hij gedurende zes weken zijn gewone werk weer, maar toen werd hij opnieuw ziek en moest het bed houden. Omdat het er nu toch echt naar uitzag dat hij spoedig zou sterven, kwam zijn zoon uit Bangalore om hem te verzorgen. Op een avond ging Baba samen met Kasturi naar de ziekenkamer en daar vroeg Baba aan Kasturi om een kopje warme melk te halen. Lepel na lepel voerde Baba de zieke de melk, terwijl hij hem zei dat het zijn Baba was die hem te drinken gaf. Toen het kopje leeg was, stond Baba op en liep naar de deur. Daar draaide hij zich om, keek de zieke aan en zei: 'Nu mag je vertrekken!'
Nog geen uur later was hij overleden.

Veel mensen vragen zich af waarom Sai Baba eigenlijk naar de aarde is gekomen. Hij kan toch vanuit de hemel alles op aarde precies zo regelen als hij het wenst? Als God almachtig is, dan kan Hij toch bij wijze van spreken met een handbeweging de aarde maken tot een paradijs? En als God dan al zelf wilde komen, zo zeggen zij, waarom is Hij dan niet gekomen in al zijn glorie? Dan zou de gehele mensheid zonder een uitzondering gebogen hebben voor zijn wil.
Dat is allemaal waar: God kan in één klap alle problemen op aarde oplossen, maar dat zou in strijd zijn met de wet van oorzaak en gevolg. Hij heeft de mens en bij de schepping van het universum onderscheidingsvermogen en een vrije wil gegeven en dus moeten zij de vruchten oogsten van hun handelingen. Wanneer Hij in één keer alle aardse problemen, zoals oorlog, hongersnood, overstromingen enzovoort zou laten verdwijnen, dan zouden de mensen er binnen de kortste keren weer een warboel van maken. Zolang de mens vanuit zijn ego, zijn verlangens, leeft, zal hij streven naar rijkdom, macht en persoonlijk voordeel. Toen dit onderwerp op een keer ter sprake kwam, zei een van de aanwezige devotees tegen Baba: 'Swami, u bezit de macht om alle financiële problemen van India op te lossen door het water van de Indische Oceaan te veranderen in olie.'
'Als ik dat deed,' antwoordde Baba, 'zou iemand zoals jij er waarschijnlijk een brandende lucifer in gooien.' God komt naar de aarde om de mensen naar een hoger bewustzijnsniveau te leiden, om hun te leren hoe zij moeten leven om de aarde te maken tot een paradijs. Hij komt dus in menselijke vorm uit mededogen en liefde. Nu is het voor veel mensen erg moeilijk om God te zien in een menselijke vorm. Wanneer God in al zijn majesteit zou zijn gekomen, zouden de mensen bevreesd zijn geweest voor Hem en daardoor niet de gelegenheid hebben gekregen om Hem te leren kennen en lief te hebben. Zou Hij als een gewoon mens zijn gekomen, dan zouden de mensen zijn leringen niet hebben gerespecteerd en ze niet in hun eigen belang in praktijk hebben gebracht. Daarom is Hij gekomen in de menselijke gedaante van Sai Baba met bovenmenselijke wijsheid en krachten. Denk echter niet, dat het voor God zo aangenaam is om in menselijke vorm op aarde te zijn, want dat is beslist niet het geval. Hij komt alleen uit liefde!

Nu Baba in de Prashanti Mandiram woonde, begonnen ook de vaste bewoners van de Patha Mandiram geleidelijk te verhuizen en zo kwamen er een aantal eenvoudige huizen rond de nieuwe tempel te staan. Bovendien werd er een hal neergezet voor de tijdelijke bezoekers.
Het werd een vaste gewoonte om iedere morgen en avond in de gebedshal bhajans te zingen, een gewoonte die tot de dag van vandaag heeft standgehouden. Na de bhajans werd door een devotee de arati gedaan terwijl een andere devotee de bel achterin de hal luidde. Sai Baba aanvaardde de arati en liep vervolgens naar de uitgang terwijl alle aanwezigen de kans kregen om zijn voeten aan te raken.
Ook bij Baba's afwezigheid ging het zingen gewoon door. Op een keer was hij in Madras en er was slechts één devotee achtergebleven in de ashram. Nadat deze helemaal alleen bhajans had gezongen, wilde hij de arati doen voor Baba's lege stoel, maar er was niemand om tegelijkertijd de bel te luiden. Hij vond dat zó akelig dat Baba besloot zelf de bel te luiden. De devotee was blij verrast toen de bel 'vanzelf' ging luiden en in Madras zei Baba tezelfdertijd tegen de devotees om hem heen: 'Ik moest in Puttaparthi twee dingen tegelijk doen: de bel luiden en de arati aanvaarden. '

Veel devotees die Sai Baba bezochten, wilden ook eer bewijzen aan 'de moeder van de Avatar'. Lange tijd voelde zij daar niet veel voor en trok zij zich terug, maar geleidelijk werd zij wat toeschietelijker. Zij sprak met de mensen en aanvaardde dat men haar voeten aanraakte of een bloemslinger om haar hals hing. Tegelijkertijd luisterde zij met aandacht naar alle verhalen die de bezoekers haar vertelden over hun ervaringen met Baba. Wanneer de devotees kinderen bij zich hadden, smolt zij. In ieder kind zag zij haar eigen Sathya en zij maakte grapjes met hen en vertelde hun verhalen. Waren dat aanvankelijk verhalen over helden en demonen - verhalen die zij grotendeels zelf verzon - al spoedig ging zij hier verhalen aan toevoegen over Shirdi Sai en over Sathya Sai. En ieder verhaal eindigde met een les over nederigheid, eerlijkheid, liefde en trouw. Geleidelijk werd zij een van de beste en meest geliefde verhalenvertellers van het dorp.
Haar belangstelling voor kinderen betekende ook, dat zij haar kleinkinderen en de kinderen en kleinkinderen van andere dorpelingen stimuleerde om een goede opleiding te gaan volgen. Soms gaf zij zelfs geld aan ouders die niet voldoende hadden om hun kinderen te laten studeren.

Enige jaren na de opening van Prasanthi Nilayam stierf Subba Raju, de echtgenoot van Baba's zuster Venkamma. Hij werd gebeten door een hond die hondsdolheid bleek te hebben. De dorpsbewoners dachten dat de oorzaak van zijn ziekte zwarte magie of het boze oog was en dus werden er allerlei rituelen uitgevoerd en werden hem allerlei kruiden toegediend. Pas toen deze niet bleken te helpen, werd hij naar het ziekenhuis in Penukonda gebracht. Daar ontdekten de dokters dat hij hondsdolheid had, maar toen was het reeds te laat. Zij konden niets meer voor hem doen. In een laatste poging om hem te redden, bracht zijn familie hem nog naar het ziekenhuis in Anantapur. Daar is hij toen gestorven. Voor Baba's moeder en zuster was dit een harde klap en Baba moest hen in deze donkere dagen krachtig steunen en moed inspreken. Easwaramma nam echter direct een deel van de verzorging van Venkamma's zoontje op zich, juist zoals zij dit vele jaren eerder had gedaan met de kinderen van Parvathamma toen haar echtgenoot stierf.

Sri Radha Krishna woonde met zijn vrouw en acht kinderen in het stadje Kuppam, zo'n tachtig kilometer ten oosten van Bangalore. Zij kwamen voor het eerst naar Puttaparthi in oktober 1945 toen hun jongste zoon nog een baby was. In de jaren daarna waren zij vaak vele maanden per jaar bij Baba en dat was mogelijk omdat Radha Krishna het dagelijkse werk in zijn bedrijf - een steenhouwerij annex exportfirma - overliet aan zijn manager. Radha Krishna leed in die tijd aan een ernstige maagkwaal. In latere jaren werd zijn lichamelijke conditie alleen maar slechter en in 1953 overleed hij. Sai Baba heeft hem toen uit de dood opgewekt.
Hij was een gelovig man die weinig tijd besteedde aan bidden, maar veel aan het doen van goede werken. Hij zei altijd, in navolging van de veda's: 'Dienstverlening aan de mensheid is dienstverlening aan God.' Toen zijn vrouw hem voorstelde naar Sai Baba te gaan in verband met zijn kwakkelende gezondheid weigerde hij dat pertinent. Hij zei: 'Ik zal aan niemands voeten vallen. Sai Baba is waarschijnlijk wel een groot man en een mysticus, maar ik geloof niet in wat de mensen zeggen over zijn wonderen en zijn goddelijkheid.' Maar zijn belangstelling voor Baba was nu wel gewekt en tenslotte liet hij zich bepraten om toch eens een bezoek aan hem te brengen, zuiver uit belangstelling en niet vanwege zijn gezondheid.
Samen met zijn vrouw en alle kinderen ondernam Radha Krishna de moeilijke reis. Toen zij in Karnatanagapalli waren aangekomen, dachten zij dat dat de ashram was, maar een van de inwoners vertelde hun dat zij de rivier nog moesten oversteken om in Puttaparthi te komen. Doodmoe stapten zij achter de ossenkar aan het kniediepe water in en bereikten tenslotte de overkant. Daar stond Baba samen met enkele anderen op hen te wachten en gezamenlijk liepen zij naar de ashram, waar Baba hen van onderdak en voedsel voorzag. Deze eerste keer bleven zij bijna drie weken, weken waarin Baba veel sprak met Radha Krishna.
In de jaren daarna verbleef het Kuppam-gezin - zoals Baba hen doorgaans noemde - geregeld in de ashram en zij werden trouwe devotees. De kinderen waren altijd in Baba's buurt. Zij droegen zijn zakdoek, zijn portemonnee en zijn sandalen overal achter hem aan.
Op een dag zei hij tegen de kinderen: 'De twee vrouwen uit Bangalore kunnen niet terug naar huis omdat de benzine van hun auto bijna op is en er is in het dorp op het ogenblik geen benzine te krijgen. Daarom zullen wij naar de rivier rijden en de tank met water vullen.'
De kinderen joelden en volgden de auto naar de Chitravati. Daar zei Baba tegen hen: 'Vul de emmers met water en giet dat in de benzinetank.'
Eerst wat aarzelend, maar daarna steeds enthousiaster vulden zij de tank tot de rand met water. Zij stootten elkaar stiekem aan en fluisterden elkaar toe dat de auto nu natuurlijk helemaal niet meer zou rijden. Groot was hun verbazing toen de chauffeur de auto startte en terugreed naar de ashram. Deze auto bleek prima te rijden op Chitravati-water.
Sai Baba liet blijken telkens weer te genieten van het spel met de kinderen. Spoedig zou de tijd komen dat dat niet meer mogelijk was. De uitvoering van zijn taak op aarde vereiste dat hij binnen enkele jaren veel ernstiger en gereserveerder zou worden. Dan zou hij niet meer kunnen toestaan dat de kinderen hem bij armen en benen naar de badkamer sleepten en vervolgens de deur van buitenaf barricadeerden omdat hij weigerde een bad te nemen. En hij zou geen tijd meer hebben om bij het licht van een petroleumlamp schaduwfiguren op de muur te maken met zijn handen zoals hij nu soms deed. De kinderen konden dan niet stil blijven zitten van verbazing als er op de muur slangen, adelaars, paarden, herten, honden en katten, pauwen, kraaien en nog vele andere dieren verschenen.
Toen de dochter Vijaya enkele jaren later ging trouwen, aanvaardde Baba de uitnodiging om het huwelijk bij te wonen. Haar broers Krishna Kumar en Amarendra Kumar brachten hem met de auto naar Kuppam en later brachten zij hem ook weer terug.
In 1953 bezochten mijnheer en mevrouw Radha Krisha samen met hun dochter Vijaya en haar echtgenoot Hemchand de ashram in verband met het Dasara-feest. Radha Krishna, die toen ongeveer zestig jaar zal zijn geweest, had in die tijd weer erg veel last van zijn maag. Hij weigerde alle voedsel en bracht de meeste tijd in bed door. Zo nu en dan liep Baba even bij hem binnen en op een keer zei hij tegen Baba: 'Swami, de pijn is soms ondraaglijk. Wat mij betreft zou ik het liefste sterven. Dat is beter dan zoveel pijn te moeten blijven lijden.'
Sai Baba lachte maar eens. Radha Krishna wist nog niet wat hem te wachten stond.
Op een avond raakte hij onverwachts in coma en zijn vrouw ging direct naar Baba toe, al van verre roepend: 'Swami, Swami, help mijn echtgenoot!' Hij ging met haar mee, keek naar de patient en zei: 'Maak je geen zorgen. Alles komt in orde.'
Daarna ging hij terug naar zijn kamer.
De volgende dag was de patiënt nog steeds buiten bewustzijn en daarom riep de familie er een verpleegkundige bij. Deze onderzocht Radha Krishna en constateerde dat hij niets meer voor hem kon doen. Hij zou spoedig sterven. En inderdaad: korte tijd later bleek er geen ademhaling en polsslag meer te zijn.
Geleidelijk werd het lichaam koud en blauw en nog later werd het stijf. Vijaya en haar moeder gingen naar Baba toe en Vijaya zei met verstikte stem: 'Swami, wij denken dat mijn vader is overleden.'
Baba lachte slechts en ging door met zijn bezigheden. De beide vrouwen keerden terug naar de kamer van de dode en wachtten. Zij wisten dat Baba iets zou doen, maar wat en wanneer dat wisten zij niet. Na een poosje ging hij naar hun kamer, keek naar het lichaam en verliet het vertrek weer zonder iets te zeggen of te doen.
Die nacht bleven de drie familieleden waken bij het lichaam in de hoop enig levensteken te zien. Dat was niet het geval.
Integendeel! De volgende ochtend was het lichaam niet alleen koud en stijf, maar het begon ook te stinken. Andere mensen, die op bezoek kwamen om hun deelneming te betuigen, zeiden tegen mevrouw Radha Krishna dat zij het lichaam uit de ashram moest laten verwijderen. Een maharaja die ook in de ashram aanwezig was, zei tegen haar: 'Mevrouw, met deze hitte is het niet verantwoord langer te wachten. Wilt u het lichaam hier laten cremeren of wilt u het mee terug nemen naar Kuppam? In dat laatste geval stel ik gaarne mijn auto beschikbaar om het lichaam naar Bangalore te laten brengen.' 'lk dank u voor uw aanbod, maar wij zullen wachten op Swami's aanwijzingen,' antwoordde zij ferm.
Enkele devotees gingen daarop naar Baba toe om te vragen wat hij wilde. Maar hij zei slechts: 'We zullen zien.'
Vervolgens kwam mevrouw Radha Krishna naar hem toe om hem te vertellen wat de mensen zeiden en om hem te vragen wat zij moest doen.
Baba antwoordde: 'Luister niet naar hen en wees niet bang; ik ben er. Ik zal spoedig naar beneden komen om naar je man te kijken.' Daarop ging zij terug naar haar kamer en wachtte samen met haar dochter en schoonzoon op zijn komst.
Om ongeveer half drie ging Baba naar beneden. Mevrouw Radha Krishna liep op hem toe en barstte in huilen uit. Vriendelijk zei hij: 'Laat mij alleen met je man,' en hij duwde de familieleden zachtjes naar de deur. Vervolgens sloot hij de deur om deze na enkele minuten weer te openen. Hij wenkte de wachtenden en richtte zich vervolgens tot mevrouw Radha Krishna met de woorden: 'Ik heb je echtgenoot tot leven gewekt. Ik heb hem het leven gegeven. Het probleem is opgelost. Je hoeft je geen zorgen meer te maken.' Hij keek hen allen aan en zei: 'Jullie geloofden geen van allen dat hij dit zou overleven, is het wel? Ga maar binnen kijken.' Zij gingen de kamer in en daar lag Radha Krishna naar hen te kijken en te glimlachen. Baba liep naar hem toe, raakte zijn hoofd aan en zei tegen hem: 'Zeg iets tegen hen; zij maken zich zorgen. ' 'Waarom maken zij zich zorgen?' vroeg Radha Krishna verbaasd. 'Met mij is alles in orde. U bent toch hier.' Baba wendde zich tot zijn vrouw en zei: 'Haal nu iets warms voor hem te drinken.'
Toen zij even later met een dampend glas binnenkwam, pakte Baba dat van haar aan en gaf de patient het vocht voorzichtig met een lepel te drinken. Na een half uur zegende Baba de gelukkige en dankbare familie en verliet de kamer.
De volgende middag vroegen devotees aan Baba: 'Zullen wij vanavond naar de Chitravati gaan, Swamiji?'
'Die arme Radha Krishna is nog steeds flink ziek,' antwoordde hij. 'We kunnen hem toch niet alleen achterlaten? Laten wij wachten tot hij beter is. Dan zullen wij naar de rivier gaan en dan kan hij met ons mee.'
Mevrouw Radha Krishna zei echter: 'Dat is geen punt. Ik zal voor hem zorgen. Gaan jullie allemaal maar naar de Chitravati.' En zo gingen zij gezamenlijk naar de rivier. Alleen Radha Krishna en zijn vrouw bleven achter in de ashram. Zij bereikten de oever van de rivier en gingen daar in het zand zitten. Ondertussen gaf mevrouw Radha Krishna haar man, die in een stoel zat, een kopje Horlicks (een drank die in heel India toen veel werd gedronken) te drinken. Plotseling verloor hij het bewustzijn en de vloeistof liep weer uit zijn mond. Mevrouw Radha Krishna raakte in paniek en riep: 'Swamiji, er gaat iets mis, er gaat iets mis.'
Onmiddellijk verscheen Baba naast haar in de kamer en zei: 'Er is niets aan de hand. Houd je maar rustig.'
Hij legde zijn hand op Radha Krishna's voorhoofd en vrijwel direct kwam hij weer bij bewustzijn en vroeg: 'Baba, waar ben ik?' 'Je bent bij mij. Maak je geen zorgen, er is niets aan de hand,' antwoordde Baba en vervolgens gaf hij hem langzaam iets te drinken.
De devotees waren intussen sprakeloos. Zij waren juist de rivier overgestoken op weg terug naar de ashram. Het ene moment liepen zij met Baba in hun midden en het volgende moment was hij midden in een zin opeens verdwenen! Ze keken rond, riepen hem, liepen naar de heuvel, maar hij was nergens te bekennen. Tenslotte kwamen zij hardlopend naar de ashram terug en daar vonden zij hem.
'Er was een klein probleempje en daarom moest ik opeens terug,' antwoordde hij op hun vraag waarom hij opeens verdwenen was. 'Alles is nu in orde,' voegde hij er nog aan toe.
De patiënt knapte nu zienderogen op en enkele dagen later keerde de familie terug naar Kuppam. Vanaf die tijd leefde Radha Krishna nog bijna tien jaar in tamelijk goede gezondheid, al moest Baba hem later tijdens een ziekte nog een keer redden.
Dat was zo'n zeven jaar na zijn opstanding uit de dood. Hij lag ziek in bed en op een avond gaf de dokter hem een morfine-injectie voor de nacht. Toen hij die nacht omstreeks drie uur wakker werd, moest hij naar het toilet. Nog duizelig van de morfine stond hij op en vond zijn weg naar buiten. Daar liep hij verkeerd en hij viel in de waterput. Gelukkig was zijn vrouw wakker geworden van zijn gestommel en zij ging naar hem op zoek, daarbij al spoedig geholpen door enkele van de kinderen. Op hun roepen kwam Radha Krishna weer wat meer bij zijn positieven en hij riep terug: 'Ik ben hier!' De hele familie rende naar de put en daar zagen zij hun echtgenoot en vader tot zijn middel in het water staan. De put was evenwel zo diep dat iemand die er gewoon rechtop in stond, beslist zou verdrinken. Hij moest dus ergens op staan, maar waarop? Hij werd snel uit de put gehesen, maar ook hij kon niet verklaren waarom hij niet verdronken was. Iedereen dacht aan een wonder en daarom kwam de hele familie, zodra Radha Krishna weer wat was opgeknapt, naar Puttaparthi. Op het moment dat zij de tempel naderden, verscheen Baba op het balkon en riep luid lachend naar beneden: 'Radha Krishna! Hoe lang moet ik jou blijven optillen? Denk je dat mijn schouders geen pijn doen, beste kerel?'

Naar aanleiding van de opwekking uit de dood van Radha Krishna volgt hier iets over dood en sterven, maar daar moet enige informatie over de schepping aan voorafgaan.
Ooit schreef Baba aan een devotee: 'Er was niemand om te weten wie ik ben, tot ik het universum schiep naar mijn verkiezing met één woord. Onmiddellijk werden hemel en aarde gevormd, verrezen bergen, begonnen rivieren te stromen, kwamen zon, maan en sterren uit het niets tevoorschijn om mijn bestaan te bewijzen. Alle levensvormen ontstonden - planten, insecten, vogels en andere dieren, en de mens. Verscheidene bevoegdheden werden hun geschonken binnen mijn ordening. De eerste plaats werd geschonken aan de mens en mijn kennis werd in zijn geest geplaatst. '
Alleen door middel van de schepping kan God zich openbaren. Hij is namelijk in essentie vormloos, niet-gemanifesteerd. Het menselijk lichaam is dus een noodzaak omdat het in staat is de ongeziene God te onthullen. De Ene werd velen opdat Hij liefde en gelukzaligheid kon schenken. Maar die veelvormigheid is slechts illusie. Er vond geen verandering in God plaats toen Hij het universum schiep. Mensen kunnen dit niet begrijpen omdat zij onder invloed staan van diezelfde illusie. De schepping is een daad van liefde en vanuit zijn oneindige liefde richtte God de aarde zo in, dat alle aardbewoners gelukkig konden worden. Maar de mens is zich gaan hechten aan uiterlijke objecten en deze gehechtheid aan het veranderlijke en tijdelijke heeft ertoe geleid dat hij iedere daad ging verrichten uit eigenbelang. Er lijkt immers een verschil te bestaan tussen 'ik' en 'jij' en dus tussen het eigenbelang en het belang van anderen. Zo wordt de mens heen en weer geslingerd tussen vreugde en verdriet, liefde en haat, sympathie en antipathie.
Alle activiteiten verricht uit verlangen, gericht op resultaat, binden de mens door de gevolgen ervan en dit karma is de oorzaak van zijn geboorte. Hij komt op aarde belast met de gevolgen van gedachten, woorden en daden van vele vorige levens. Wanneer hij alleen goede daden verricht uit zuivere liefde, dus zonder te denken aan enige beloning, dan binden zijn handelingen hem niet aan de wereld. Wanneer de mens sterft, verwerft hij Gods genade in verhouding tot de kracht van zijn geloof en zijn daden. Langs deze weg kan hij tenslotte de eenwording (vereniging) met God bereiken en hoeft hij dus niet terug te keren op aarde.
Wanneer men sterft, zou men dat moeten doen met een glimlach en niet klagend van verdriet. Men moet de aarde verlaten vol dankbaarheid voor de kans die men heeft gekregen om God te ervaren in alles wat men zag, hoorde, aanraakte, rook en proefde. Wanneer men zich aan Baba heeft overgegeven, zal hij die persoon bij het sterven darshan geven.
De schepping is God met daaraan toegevoegd een tijdelijke naam en een tijdelijke vorm. Voordat het lichaam ontstond, was men er al en nadat het lichaam is verdwenen, is men er nog steeds. Wanneer iemand zich ervan bewust is dat hij de eeuwige, onveranderlijke ziel is, zal hij ook niet treuren wanneer het lichaam van een geliefd persoon hem ontvalt.
Zo ontving Sai Baba op een dag een brief van een vader wiens zoon onverwacht was gestorven. Het was twee weken nadat hij een enorme menigte in een voetbalstadion in Rajahmundry had toegesproken. Vader en zoon waren daarbij aanwezig geweest. De vader schreef: 'Mijn zoon werd zo diep getroffen door de toespraak en door de bhajans dat hij volkomen in u opging. Hij zong voortdurend bhajans en hij sprak voortdurend over uw glorie en uw majesteit. Hij stierf terwijl hij in die verhoogde staat van bewustzijn verkeerde. Ik ben blij dat ik zo'n zuivere ziel als zoon mocht hebben. Met blijdschap volvoerden wij de dodenriten in de wetenschap dat hij het hoogste doel dat voor de mens bereikbaar is, had bereikt.'

Ofschoon treuren om de dood van een geliefde dus een blijk van onwetendheid is, is het niettemin begrijpelijk dat iemand geschokt is bij de dood van een geliefde, zeker wanneer de dood plotseling is gekomen. In het volgende geval gaf Baba een moeder een verklaring van de plotselinge dood van haar zoon, een verklaring die haar geloof versterkte evenals het geloof van velen die dit verhaal later hoorden.
Nadat haar man was overleden, moest deze vrouw zelf geld gaan verdienen met behulp van muzieklessen om haar kinderen - twee dochters en een zoon - te onderhouden aangezien zij slechts een gering pensioen ontving. Nadat haar zoon reeds op jeugdige leeftijd met lof was geslaagd aan de Universiteit van Madras, kreeg deze een baan aangeboden op een kantoor van het leger in Bangalore. Zijn moeder, die met dit alles buitengewoon gelukkig was, stuurde haar zoon vervolgens naar de tempel van Venkatachalapati, de vorm van God die in hun gezin in het bijzonder werd aanbeden. Daar zou hij God danken en zijn zegen vragen voor zijn nieuwe betrekking in Bangalore. De jongen ging naar de tempel, maar daar gebeurde iets waar niemand op gerekend had: hij verdronk in het heilige bassin van de tempel. Aangezien niemand wist wie hij was, werd het lichaam gedurende twee dagen in bewaring gehouden bij de politie voor het werd gecremeerd. De moeder ontdekte pas wat er was gebeurd toen zij een foto van het lichaam van haar zoon zag in een plaatselijke krant. Die nacht verscheen Baba aan haar in een droom en droeg haar op met haar twee dochters naar Puttaparthi te komen. Tijdens het interview dat hij hun gaf, zei hij: 'Huil niet, want je zoon, die een gedisciplineerd leven leidde en vervuld was van devotie, is nu opgegaan in God. Nu hij de gelukzaligheid heeft bereikt in mijn lotusvoeten, zou jij je niet moeten overgeven aan verdriet.' Omdat hij er niet in slaagde haar met deze woorden te troosten, vervolgde hij: 'Ik weet dat je hart is gebroken omdat je zelfs geen laatste blik op zijn lichaam hebt kunnen werpen. Kijk, hier is het.' En met deze woorden hield Baba haar de palm van zijn hand voor.
Op zijn handpalm zag zij duidelijk wat er was gebeurd tijdens die fatale pelgrimsreis. Haar zoon gleed uit op de treden van het bassin en enkele mensen die dit zagen gebeuren, sprongen in het water om hem te redden. Zij kwamen echter te laat. Ook eerste hulp mocht niet meer baten. Zij zag hoe een bundel vlammen in de vorm van een lotus uit zijn lichaam opsteeg en naar het heiligdom ging in het binnenste van de tempel waar het beeld van Venkatachalapati zich bevond. Daar verdwenen de vlammen in de voeten van de Heer. Vervolgens zag zij hoe het beeld tot leven kwam en veranderde in een afbeelding van Sathya Sai Baba.
Toen zij weer enigszins tot zichzelf was gekomen, zei Baba:
'Moeder, de zoon van wie jij hield, was in zijn vorige leven een trouwe devotee van de Heer. Hij hield zich gedurende twaalf jaren bezig met strenge discipline op de treden van dit zeer heilige tempelbassin. Het was zijn diepste verlangen de eenwording te bereiken in dit heilige water. Om dit verlangen te verwezenlijken werd hij opnieuw geboren en heeft hij jou, als jouw goeroe, naar mij geleid. Blijf in Puttaparthi en zing voortdurend de lof van Venkatachalapati, die jouw zoon heeft aanvaard in zijn kudde. '

De dood is een geschenk waarop iedereen recht heeft, maar zelf een einde maken aan je leven komt voort uit onwetendheid. In een toespraak heeft Sai Baba hierover gezegd: 'Een ander verkeerd idee dat sommige mensen erop nahouden, is dat zij zichzelf kunnen doden door middel van zelfmoord of atma-hathya. Zij nemen zich dan voor om het lichaam dat niet in staat is om te handelen en initiatieven te nemen, te straffen en te vernietigen. De geest moet worden gestraft, want de wanhoop die de wil om te leven vernietigt, wordt veroorzaakt door de dwalende geest, niet door het lichaam. Graaf in de grillen van de geest, leer om de geest langs rechte wegen te leiden en kom tevoorschijn als de overwinnaar over wanhoop. '
De geest, die bundel van gedachten, is de oorzaak van alles. Zelfmoord betekent 'dat je het lichaam straft voor de misdaden van de geest. Je zult een ernstig onrecht begaan wanneer je het onschuldige lichaam straft voor de misdaden van de dwalende geest.'
In bepaalde gevallen zal Baba zelfs verhinderen dat iemand een einde aan zijn leven maakt. Dat was het geval bij Vrajlal Parekh uit Bangalore. In 1966 zei Baba tegen hem tijdens een interview: 'Heb vertrouwen. Heb innerlijke vrede. Baba's zegen is met je.' In de jaren daarna ging het steeds slechter met zijn zaken en hij maakte zich daarover veel zorgen. Tenslotte was hij volkomen bankroet en hij besloot een einde te maken aan zijn leven. Hij kocht een fles vergif en koos na rijp beraad als datum voor zijn daad 4 september 1970. Op die dag overleed plotseling zijn bejaarde zuster die reeds enige maanden ziek was en dat bracht hem ertoe zijn daad even uit te stellen. Hij koos een nieuwe datum: vrijdag 11 september, 's middags om vier uur. Hij zou het vergif innemen samen met wat vibhuti, want hij meende dan verzekerd te kunnen zijn van een vreedzaam einde. Die dag ging hij reeds vroeg met de fles vergif op zak naar zijn zaak. Omdat er toch geen klanten kwamen, las hij in de Sanathana Sarathi, het tijdschrift van de ashram, dat zojuist per post was gearriveerd en hij vroeg zich af hoe hij Baba zou ervaren op het moment van zijn dood. Om half twee die middag kwamen er twee mannen de zaak binnen, die hem opdroegen mee te gaan naar het politiebureau. In grote verwarring sloot hij de winkel en deed wat er van hem gevraagd werd of schoon hij er geen idee van had wat hij misdaan zou kunnen hebben. Op het bureau vernam hij dat er een arrestatiebevel tegen hem was uitgevaardigd door een rechter uit Moradabad. Toen herinnerde hij zich dat er een proces tegen hem was aangespannen door een zakenman uit die stad omdat hij een rekening niet had betaald. Hij had hem uitgelegd dat hij in moeilijkheden zat en hem om uitstel gevraagd, maar de betreffende zakenman had hem niet geloofd en een proces tegen hem aanhangig gemaakt. Hij kon op borgtocht vrijkomen en daarom liet hij bericht sturen naar zijn oudste broer. Intussen zou hij worden opgesloten en in verband daarmee zei een van de agenten: 'Haal alles uit uw zakken en leg het hier op tafel voor u naar de cel gaat.' Vanwege de fles vergif in zijn zak aarzelde hij. Hij zei dat het toch slechts ging om een civiele rechtzaak en smeekte om niet te worden opgesloten. De agent gaf toe aan deze smeekbede en liet hem naast zich op de bank plaatsnemen. Toen zijn broer arriveerde, gaf hij hem de fles, verpakt in papier, en vroeg hem om deze fles thuis te bewaren en er niemand iets over te zeggen. Ook vroeg hij hem om voor een borg te zorgen. Klokslag vier uur - het geplande moment van de zelfmoord arriveerde de inspecteur van politie op het bureau en deze gaf opdracht hem op te sluiten. Hij weigerde te luisteren naar welke verklaring dan ook. In de cel realiseerde hij zich dat Sai Baba hem had verhinderd een einde aan zijn leven te maken en hij voelde zich heel gelukkig. Na slechts vier minuten in de cel te hebben gezeten, werd hij alweer opgehaald. Zijn broer was terug met iemand die borg wilde staan en dus werd hij vrijgelaten. Zijn broer voer tegen hem uit over het feit dat hij vergif op zak had gehad en hij verzekerde hem dat hij niet meer van plan was een einde te maken aan zijn leven.

'Swami, als de kinderen ziek worden, dragen hun moeders hen helemaal naar Bukkapatnam voor medische behandeling en er kunnen onderweg dingen misgaan. Bouw daarom alsjeblieft een klein ziekenhuis in het dorp.'
Naar aanleiding van dit verzoek van Easwaramma kondigde Baba in 1956 aan dat er een ziekenhuisje met twaalf bedden bij de ashram zou worden gebouwd - zes bedden voor mannen en zes voor vrouwen. Zijn moeder was laaiend enthousiast. Minder blij was zij met Baba's keuze van de plaats waar het gebouwd zou worden, namelijk bovenop de heuvel achter de tempel.
'Maar hoe moeten zieken dan boven komen?' vroeg zij hem.
'Die kunnen toch op een brancard naar boven worden gebracht door devotees en andere vrijwilligers,' antwoordde hij. 'Of zij komen met een ossenkar over de weg die daar speciaal voor zal worden aangelegd.' Echt tevreden was zij niet, maar Baba kreeg van haar het voordeel van de twijfel.
De ene zijde van de rotsheuvel werd met behulp van een bulldozer veranderd in drie terrassen. Het ziekenhuis zou op het bovenste terras komen. Vanuit hun bed zouden de patiënten een schitterend uitzicht hebben op de bergen en dat zou hun genezing alleen maar ten goede komen. En na de genezing van hun lichamelijke ziekte zouden zij in Prasanthi Nilayam terecht kunnen voor de genezing van hun spirituele ziekte, zoals Sai Baba zelf zei. Bij de bouw stonden de mannelijke devotees in een lange rij langs de helling om stenen, cement, water en andere benodigdheden door te geven. Easwaramma ging samen met de andere vrouwelijke devotees aan de slag om de weg aan te leggen. Zij haalden net zolang zand, stenen en cement tot er voldoende was voor een degelijke bestrating. De inrichting van het ziekenhuis was voor die tijd heel goed. Niet alleen waren er alle benodigdheden voor operaties en voor kraamzorg, maar er kwam zelfs een röntgenapparaat.

Toen het Sathya Sai ziekenhuis in oktober 1957 gereed was, ging Easwaramma zich erop toeleggen zieke vrouwen in het dorp op te sporen en naar de dokter te brengen. Wanneer zo'n patiënte in het ziekenhuis werd opgenomen, nam zij een flink deel van de verzorging op zich tot de betreffende vrouw geheel hersteld was en haar werk thuis en op het land weer op zich kon nemen. Liefde bleek een belangrijk onderdeel uit te maken van het genezingsproces en die liefde had zij in overvloed. Mede dankzij haar overredingskracht werden het ziekenhuis en de dokters in korte tijd door de gehele bevolking van Puttaparthi aanvaard. Bij verscheidene gelegenheden zei Baba tegen zijn moeder: 'Ik behoor jou niet toe,' maar op een keer voegde hij daaraan toe: 'De wereld en haar bewoners behoren jou toe,' en dat bracht zij nu steeds meer in praktijk. Zij werd meer en meer een voorbeeld van seva voor alle devotees.
Seva is gebaseerd op de liefde voor God en zijn schepping. Het is de eeuwige plicht van ieder mens om God te dienen en je kunt God slechts dienen door het dienen van zijn schepselen.

De devotees wilden hoe langer hoe vaker dat Easwaramma een bijzondere rol zou spelen tijdens feesten. Zij voelde daar eigenlijk niets voor, maar geleidelijk begon zij toch enigszins toe te geven aan deze verlangens.
Gedurende het Dasara-feest vroeg Sai Baba aan alle vrouwelijke devotees om iedere morgen en iedere avond naar de tempel te komen om de moedergodin te vereren door het zingen van de 1008 namen. Deze vrouwen wilden zijn moeder bij die gelegenheid vereren als het zichtbare symbool van de goddelijke moeder, maar dat weigerde zij pertinent. Ook weigerde zij om dan toch op zijn minst helemaal vooraan te gaan zitten. Zij gaf er de voorkeur aan ongemerkt binnen te komen, mee te zingen, en vervolgens weer ongemerkt te verdwijnen. Maar op de laatste avond van het feest gaf zij zich tenslotte, zij het onder protest, over aan de verlangens van de devotees. Op die avond gaf Baba darshan vanuit een met bloemen versierde jhula (schommel). De jhula is een symbool. De Heer zit op de schommel in het hart van de devotee en op deze schommel is slechts plaats voor één. Het is dus een oproep om je volledig te richten op God. Terwijl Baba op de jhula zat, legden de vrouwelijke devotees fruit, bloemen en zoetigheden aan zijn voeten en plaatsten zij lichtjes in allerlei fraaie patronen. Zodra hij van de jhula opstond, deden een aantal vrouwen de arati voor hem. Zij stonden er echter op, dat zijn moeder als eerste met de brandende kamfer zou zwaaien en dat deed zij.
Ook op Baba's verjaardag was zij na lang aandringen bereid als eerste een ritueel uit te voeren.
Het is bij de hindoes in India de gewoonte om de verjaardag van een kind te vieren met extra gebeden en met het offeren van zoetigheden aan de vorm van God die in dat gezin speciaal vereerd wordt. Daarna sprenkelt de moeder enkele druppels olie op het hoofd van het kind en andere gezinsleden doen dat daarna ook. Het kind zit daarbij op een gezegende plank met zijn gezicht naar het oosten. Vervolgens wordt het kind ceremonieel gebaad en trekt men het nieuwe kleren aan. Het raakt de voeten aan van zijn ouders en andere oudere gezinsleden en de ouders bidden voor een lang leven, gezondheid en voorspoed voor hun kind.
Vóór Prasanthi Nilayam werd gesticht, ging het met Baba's verjaardag ook ongeveer zo. Op die dag bezocht hij zijn ouders in hun huis en hij at met hen mee. Dan sprenkelden zijn vader en moeder enkele druppels olie op zijn haar en ging hij ceremonieel in bad. Meestal waren er ook wel enkele devotees aanwezig en er was er altijd wel een die Baba vanuit een zuiver verlangen om te dienen een dhoti (lendendoek) en een kafni (lang gewaad) aanbood. Daarna raakten alle aanwezigen zijn voeten aan.
Prasanthi Nilayam werd officieel ingewijd op Baba's verjaardag in het jaar 1950 en in verband daarmee wilden de devotees graag een wat indrukwekkender plechtigheid. Op die 23ste november kwamen een aantal oudere vrouwelijke devotees in alle vroegte voor de tempel bijeen. Zij droegen allen een schaal met daarop bloemen, fruit, zoetigheid, kokosnoten, kumkum, rijstkorrels, betelbladeren, pasta van sandelhout, klonten suiker en andere zaken die gebruikt werden voor rituele aanbidding. En een van hen droeg een zilveren schaal met daarop een zijden sari, bestemd voor zijn moeder. Een aantal oudere mannelijke devotees voegde zich bij hen met een zijden dhoti voor zijn vader en gezamenlijk trokken zij naar het dorp, voorafgegaan door een groepje musici. Bij het huis van zijn ouders gekomen nodigden zij deze uit om mee te gaan naar Prasanthi Nilayam om daar Baba's verjaardag te vieren. Ofschoon Venkapa en Easwaramma er niet veel voor voelden om op die manier in het middelpunt van de belangstelling te staan, zagen zij toch wel dat zij moeilijk konden weigeren en dus gingen zij mee.
Bij Baba aangekomen legde zijn moeder bloemen aan zijn voeten en zij doopte als eerste een roos in de olie. Baba bukte zich en zijn moeder liet enkele druppels olie op zijn haar vallen. Daarna deed zijn vader hetzelfde. De devotees juichten. Na zijn ouders mochten nog vier andere echtparen bloemen aan zijn voeten leggen en olie op zijn haar sprenkelen. Deze ceremonie heeft nog enige tientallen jaren met Baba's verjaardag plaatsgevonden en Baba koos steeds vier echtparen uit, die naast zijn ouders olie op zijn haar mochten sprenkelen. Hij koos hiervoor steeds oudere, diepgelovige echtparen uit verschillende delen van het land. Na de dood van zijn moeder is hij hiermee gestopt.

11. Toenemende bekendheid

Mensen uit alle streken van India en zelfs uit omringende landen kwamen in deze tijd reeds naar Sai Baba toe voor raad en hulp. Vaak in hun eigen taal gaf hij hun advies en sprak hij hun moed in om verder te gaan. Geregeld ging hij op reis naar dorpen en steden in de omgeving en geleidelijk ook verder weg. Op de afgesproken plaatsen kwamen duizenden mensen luisteren naar zijn toespraken over juist gedrag en geloof in God, maar hij liet de auto ook vaak stoppen in dorpen die zij onderweg tegenkwamen. In een mum van tijd waren er dan meestal enkele honderden mensen die luisterden naar zijn woorden en die met hem bhajans zongen.
Easwaramma was niet blij met al die reizen. Zij wilde Baba in het oog kunnen houden. Bovendien had zij gehoord dat het atheïsme in de steden in de omgeving hand over hand toenam en het leek haar gevaarlijk voor hem om naar dergelijke steden toe te gaan. Toen een groep oudere devotees uit een van die steden in Puttaparthi arriveerde en hem uitnodigde om hun stad te bezoeken, schrok zijn moeder dan ook. Zij haastte zich naar Prasanthi Nilayam en stormde de trap naar de eetzaal op. Baba was daar juist en vroeg haar: 'Waarom ben je zo opgewonden? Wat is er gebeurd?'
'Ik heb een gerucht gehoord. Is het waar?' hijgde zij.
'Vertel mij eerst maar eens wat ze je hebben verteld.'
'Dat vertel ik je pas wanneer je mij je woord geeft dat je voorlopig nergens naartoe gaat.'
Lachend zei Baba: 'Ik kan toch niet voortdurend in deze ene kamer blijven? Ik ben gekomen vanwaar ik mij bevond om overal heen te gaan, naar plaatsen dichtbij en veraf '. Angstig zei zij: 'Daar gaat het niet om, maar heb je aan die groep oudere devotees beloofd om met hen mee te gaan naar hun stad?' En toen hij niet antwoordde, vervolgde zij: 'Beloof mij dat je daar niet heen zult gaan. Dat is alles wat ik vraag. Luister naar mij. Houd rekening met mijn verzoek. Ze zeggen dat het een centrum van verdorvenheid en wreedheid is. Als ik zeg: ga niet, ga dan niet.'
'Juist daarom heb ik beloofd om erheen te gaan. De dokter bezoekt alleen de zieken. Hoe kunnen mensen die ernstig ziek zijn, de dokter kwaad doen? Ik haat hen niet; dus zullen zij mij niet haten. Ik ben niet boos op hen; dus zullen zij niet boos zijn op mij.'
Huilend zei zij: 'Wat kan ik nu nog zeggen? Bangaru (mijn beste, mijn liefje). Stuur deze mensen weg. Verleen mij deze ene gunst.' Baba stond op, veegde haar tranen af en hield haar handen in die van hem. Vervolgens sprak hij zo liefdevol tot haar dat zij na enkele ogenblikken opgelucht de kamer verliet.
Niettemin ging zij naar de groep mensen uit de betreffende stad en drong er bij hen op aan goed op te letten wie er bij Baba in de buurt kwam.
Baba bleef enkele dagen in deze stad en al die tijd bracht zijn moeder door in gebed en toen hij terugkeerde, stond zij reeds bij de ingang van haar dorp te wachten.
'Wil je weten wat er daar is gebeurd?' vroeg hij haar. 'Ik heb de giftanden van alle slangen uitgetrokken!' En daarna vertelde hij haar hoe de inwoners door zijn bezoek op hun schreden waren teruggekeerd van hun dwalingen.

Gebruikte Baba hiervóór het woord 'slangen' in de figuurlijke betekenis, bij de volgende gebeurtenis ging het om een echte slang.

Sai Baba en Kasturi kwamen op een middag terug van een lange reis langs een groot aantal dorpen in Andhra Pradesh waar Baba toespraken had gehouden, enkele tempels en scholen had ingewijd en waar hij een aantal zieken had genezen en andere wonderen had gedaan. Zij kwamen aan in Prasanthi Nilayam en de chauffeur zette de auto in de garage en wilde daarna naar huis gaan toen Baba hem terugriep met de woorden: 'Loop even met mij mee naar boven.'
Hij keek verbaasd, maar liep toen toch mee. Boven gekomen nam zijn verbazing nog toe toen Baba hem zijn rug toonde en zei: 'Kijk eens!'
De chauffeur schrok behoorlijk, want dwars over Baba's rug liep het duidelijke spoor van een autoband.
'Herinner je je nog dat je onderweg een cobra die de weg overstak, uit onverschilligheid hebt overreden? Realiseer je je wel dat je daarmee mij hebt overreden?'
De chauffeur stamelde: 'Swami, het spijt me, ik zal het nooit meer doen.' En hij liet erop volgen: 'Hoe kan ik het goedmaken?' Baba antwoordde: 'Jouw berouw is reeds voldoende. Sai is niet alleen in dit lichaam. Hij is in allen en alles. Er is niets waarin Sai niet aanwezig is. Ga nu maar, bangaru.'

Het was 1957 toen Sai Baba begon met het veelvuldig houden van toespraken voor grotere groepen mensen. Tot dan toe ging het vrijwel altijd om kleine groepjes die om hem heen zaten en met wie hij een gesprek voerde, al hield hij incidenteel wel een toespraak voor enige honderden of zelfs duizenden mensen.
Het begon met de uitnodiging die hij kreeg om de negende All India Divine Life Convention in Venkatagiri in maart voor te zitten. Baba hield daar verscheidene toespraken, zowel voor de afgevaardigden als voor de overige bezoekers en devotees. Hij bereidt zijn toespraken overigens nooit voor. Nee, al sprekende speelt hij in op de vragen en twijfels die rijzen bij de toehoorders en daardoor voelt iedereen zich sterk betrokken bij zijn woorden.
Tijdens zijn laatste toespraak wees hij erop dat iedereen een leven zou moeten leiden van toewijding en overgave. 'Feitelijk moet ieder van jullie proberen het ego los te laten. Dan zal de Heer je aanvaarden als zijn fluit. Toen ik op een keer aan een aantal mensen vroeg wat zij zouden willen zijn in de handen van God, kreeg ik verschillende antwoorden: sommigen zeiden de lotus, sommigen de shankha (schelp), sommigen de chakra (wiel), maar niemand noemde de murali (fluit).' Ieders gedachten gingen naar Krishna, die meestal wordt afgebeeld met een fluit in zijn handen, een fluit die vanbinnen hol is en die recht is zonder bochten, en Baba vervolgde: 'Ik zou jullie aanraden de murali te worden, want dan zal de Heer naar je toekomen, je oppakken, je aan zijn lippen zetten en door jou heen ademen en Hij zal vanuit de holheid van je hart - ontstaan door de volslagen afwezigheid van egoïsme die je hebt verworven - betoverende muziek scheppen waarvan de gehele schepping kan genieten. Wees recht zonder enige eigen wil; laat je wil opgaan in de wil van God. Adem slechts de adem van God in. Dat is goddelijk leven, dat is wat ik wil dat jullie allen bereiken.
'Tijdens deze conferentie ontmoette Sai Baba ook Swami Satchidananda (
6) voor het eerst. Evenals vele anderen kreeg hij een lang interview. Baba sprak met hem over een bijzondere spirituele ervaring die hij 37 jaar eerder had gehad en vol verbazing vroeg hij aan Baba: 'Maar Swami, hoe kunt u dat weten? U was toen immers nog niet geboren!'
Baba beantwoordde zijn vraag met een wedervraag: 'Ben ik geboren en sterf ik?'
Hij feliciteerde Satchidananda met zijn standvastige spirituele discipline die had geleid tot die ervaring, maar hij zei hem ook dat hij zijn tijd en energie beter niet kon verspillen met pogingen om ashrams te stichten, geld in te zamelen en programma's op te stellen. Hij adviseerde hem om zich terug te trekken in de eenzaamheid van het Himalaya-gebergte en daar zijn spirituele discipline te hervatten. Baba klopte hem op zijn rug en vervolgde: 'Wanneer jij de volmaaktheid bereikt in jouw yoga, dan zal haar kracht door de grotten en de wouden en de bergketens van het Himalaya-gebergte dringen en zich verspreiden, daarbij absoluut veel meer voorspoed brengend aan de wereld dan het geval is met je huidige bezigheden. Maak je ook geen zorgen over je persoonlijke veiligheid. Ik zal een deken voor jou zijn in de sneeuw en voedsel voor jou bij honger. Ik voorzie in al jouw behoeften en zorg voor jouw welzijn.'
Toen Sai Baba na de conferentie terugging naar Puttaparthi ging ook Swami Satchidananda met hem mee.

Reeds enkele dagen later vertrok Baba met een klein gezelschap waaronder ook Satchidananda naar Kodaikanal. Vrijwel onmiddellijk na hun kennismaking had Satchidananda een Avatar (goddelijke belichaming) in Sai Baba herkend en zijn overtuiging dat hij de motivator van alles was en in alle wezens woonde, werd in Kodaikanal nog eens versterkt door een bijzondere gebeurtenis.
Op een middag lag Baba te rusten op zijn bed in de bungalow toen hij plotseling opsprong en in het Telugu schreeuwde: 'Niet schieten!' Direct daarna viel hij terug op bed. Zijn lichaam werd stijf en die toestand duurde ongeveer een uur. Satchidananda, die in de kamer aanwezig was, was eerst flink geschrokken, maar hij begreep al snel dat Baba in trance was gegaan om een devotee te helpen.
Toen hij weer bijgekomen was, verzocht Baba de devotees die inmiddels rond zijn bed verzameld waren, om met spoed een telegram naar een adres in Bhopal te verzenden met de tekst: 'Maak je geen zorgen. De revolver is bij mij. Baba.' Swami Satchidananda betwijfelde of de posterijen dit telegram wel zouden willen verzenden aangezien er sprake was van een revolver, en dergelijke informatie viel onder de Wapenwet. Verscheidene anderen waren het met hem eens en uiteindelijk werd besloten het woord 'revolver' te vervangen door 'instrument'. Nadat het telegram was verzonden, wilde iedereen van Baba weten wat er aan de hand was, maar hij weigerde elke informatie. Vier dagen later kwam er een brief uit het 1500 kilometer noordelijker gelegen Bhopal. Baba las die hardop voor en vertelde toen ook het achterliggende verhaal.
De schrijver van de brief, een legerofficier en oudgediende, had bericht ontvangen inzake administratieve herschikkingen en hij was hierdoor erg van streek. Als gevolg hiervan kwamen namelijk vele jongeren boven hem in rang te staan. Aangezien zijn vrouw op dat moment op bezoek was bij haar ouders was er ook niemand met wie hij hierover kon praten. Hij voelde zich diep vernederd en besloot een einde te maken aan zijn leven. Hij pakte zijn revolver en loste een schot om te zien of hij met vaste hand zou kunnen doen wat hij wilde doen. Maar vóór hij het tweede, fatale schot kon lossen - op het moment dat Baba riep: 'Niet schieten!' - werd er luid op de deur gebonsd. Hij snelde de slaapkamer in, gooide de revolver op het bed, trok het laken eroverheen, rende terug naar de hal, trok zijn gezicht in de plooi en opende de voordeur. En daar stond Sai Baba! Nou ja, daar stond een oude studievriend van de legerofficier, met zijn vrouw en een man die hun bagage droeg. De studievriend was erg luidruchtig en uitbundig en dat was precies wat de officier nodig had. Al spoedig lachte hij om de grapjes en verhalen over vroeger die zijn vriend vertelde en alle gedachten aan zelfmoord verdwenen als vanzelf. De bezoekers wilden eigenlijk blijven logeren, maar toen zij hoorden dat de vrouw van de officier buiten de stad vertoefde, besloten zij de officier niet op te zadelen met een hoop drukte en daarom onderdak te zoeken bij een in de buurt wonende andere vriend. Nadat zij vertrokken waren, ging de officier weer naar de slaapkamer. Daar ontdekte hij dat de revolver verdwenen was. Hij doorzocht het hele huis, maar tevergeefs: geen revolver. Nu was hij ooit een keer in Puttaparthi geweest en zijn vrouw was een toegewijd devotee van Sai Baba. Kon hij hiermee te maken hebben? En die vriend... wie was dat dan geweest? Hij haastte zich naar het adres van de man waar zijn studiegenoot, diens vrouw en de man die hun bagage had gedragen, naartoe zouden zijn gegaan. Zij bleken er nooit te zijn aangekomen! De drie bezoekers waren in rook opgegaan. Hij begreep nu dat dit alles Baba's werk moest zijn en dat zijn drie bezoekers niemand anders waren geweest dan Baba zelf in drie gematerialiseerde lichamen. Hij keerde terug naar huis en overdacht daar alle gebeurtenissen toen er weer op de deur werd geklopt. Er was een telegram voor hem uit Kodaikanal. Hij opende het en las: 'Maak je geen zorgen. Het instrument is bij mij. Baba.' De officier schreef Baba onmiddellijk een brief om hem te bedanken.

Van Kodaikanal ging het gezelschap naar Cape Comorin, dus helemaal naar de zuidpunt van het land. Toen zij daar langs het strand van Kanyakumari liepen, vormde zich bij iedere stap die Baba deed een kraal onder zijn voeten. De devotees die achter hem liepen, raapten ze allemaal op en deden ze in een houten schaaltje.
'Swami, kijkt u eens hoe schitterend! We hebben ze geteld. Het zijn er 84,' zei een van hen terwijl hij Baba het bakje voorhield. 'Deze kralen zijn van veldspaat,' antwoordde Baba, 'en het zijn er geen 84, maar 108.'
Om te bewijzen dat het er echt maar 84 waren, telden zij de kralen opnieuw en nu bleek Baba toch gelijk te hebben. Het waren er 108.
Een van de devotees bood aan om er een japamala van te rijgen en toen dat gebeurd was, schonk Baba deze aan Swami Sadananda. Hij maakte ook deel uit van het gezelschap en hij was evenals Satchidananda een volgeling van Swami Sivananda.
Zij bezochten nog verscheidene andere plaatsen en toen zij tenslotte terugkwamen in Puttaparthi waren er zes weken verstreken sinds hun vertrek.

Vanuit Kodaikanal hadden Satchidananda en Sadananda hun goeroe in Rishikesh geschreven over hun ervaringen en spoedig na hun terugkeer in Puttaparthi kwam er een uitnodiging van Swami Sivananda Sarasvati. Deze uitnodiging werd gevolgd door verscheidene brieven en zelfs telegrammen uit Rishikesh en ook Swami Satchidananda drong bij Baba aan op een bezoek aan zijn goeroe. Hij wilde graag dat hij de ernstig zieke Swami Sivananda zou genezen. Tenslotte gaf Baba toe en half juli vertrokken zij voor vier weken naar het noorden.
Waarom gaat Baba eigenlijk zo vaak op reis? 'Ik verplaats mij niet vanwege het verlangen naar verandering of ontspanning of om te reizen. Maar waar verlangen is naar geestelijke rust, daar haast ik mij om rust te schenken; waar moedeloosheid is, daar haast ik mij om het kwijnende hart te verheffen; waar geen onderling vertrouwen is, daar haast ik mij om het vertrouwen te herstellen. Ik ben altijd onderweg om de taak uit te voeren waarvoor ik gekomen ben.'
Zij gingen per auto naar Madras en vandaar na enkele dagen per vliegtuig naar Delhi. Dat Sathya Sai Baba in die tijd nog niet erg bekend was, blijkt wel uit het feit dat zijn naam op zijn ticket stond vermeld als 'Mr. S.S. Baba'. Op 22 juli arriveerden zij in Rishikesh.
Sivanandanagar, de ashram van Sivananda, was schitterend gelegen tussen de met bossen bedekte bergen van het Himalayagebergte. Sivananda begroette hen zeer hartelijk en reeds de volgende dag organiseerden de ashrambewoners een grote satsang (bijeenkomst van spirituele mensen). Tijdens deze satsang materialiseerde Baba onder meer een japamala van 108 rudraksha-pitten, iedere pit gevat in goud. Hij schonk dit snoer aan Sivananda. Bovendien materialiseerde hij met een handbeweging vibhuti, die hij op Sivananda's voorhoofd aanbracht. Hij hield die dag verscheidene toespraken en ook Swami Sivananda hield een toespraak. Hierin weidde hij uit over de doeltreffendheid van namasmarana, het herhalen van de naam van God, en adviseerde hij iedereen een dagelijkse dosis onthechting te nemen tezamen met een regelmatig te nuttigen maaltijd van de naam van de Heer. Naar aanleiding van zijn eigen toespraken kwamen velen naar Baba toe met vragen en twijfels en vrijwel iedere dag van zijn verblijf in deze ashram sprak hij ook urenlang met Sivananda zelf. Hij materialiseerde vruchten en vibhuti voor hem en hij veranderde water van de Ganges in amrita (nectar) om zijn gezondheid te verbeteren en deze ging inderdaad sterk vooruit. Op de dag van Baba's vertrek leidde Sivananda Baba rond door de ashram en liep daarbij trappen op en af terwijl hij bij Baba's aankomst nog in een rolstoel had gezeten.
Tijdens het verblijf maakte de groep verscheidene tochtjes waarbij Sai Baba onder meer een oude kluizenaar bezocht die reeds meer dan dertig jaar in een grot woonde. Op de terugweg ging Baba plotseling even in trance en toen hij weer bijkwam, vertelde hij dat hij een groot yogi had behoed voor een graf in het water. Iedereen kwam nieuwsgierig om hem heen staan, maar aanvankelijk weigerde hij verdere informatie. 'Vraag het maar aan Subrahmanyam,' zei hij slechts.
Enkele leden van het gezelschap gingen op zoek naar Subrahmanyam - eveneens een lid van de groep - en toen hij gevonden was, vroeg Baba hem: 'Wat heb jij vanavond gezien tijdens ons bezoek aan de grot?'
'Neem mij niet kwalijk, Swami, dat ik u niet onmiddellijk heb verteld dat ik een lijk in de Ganges heb zien drijven. Maar, ziet u, dat is een slecht voorteken en daarom wilde ik het niet vertellen in de gewijde atmosfeer van de grot.'
Lachend antwoordde Baba: 'Maar dat was helemaal geen lijk, ofschoon de yogi die de rivier afdreef, zo dood was voor alle uiterlijke omstandigheden dat hij zijn benarde toestand niet eens bemerkte. Ik zal jullie vertellen wat er is gebeurd. Deze yogi zat op een rotsblok langs de rivier te mediteren. Ondertussen vrat de stroom de modder onder de rots weg en plotseling kantelde de rots waardoor de man in de rivier terechtkwam. Aanvankelijk ervaarde hij het als een droom, maar toen hij zich ervan bewust werd dat hij werd meegesleurd door de stroom, begon hij tot God te bidden. Ik hoorde zijn gebed en stuurde het lichaam langzaam naar de oever tot het een paar kilometer boven Sivanandanagar strandde, precies op een plek waar een boerderij stond, zodat hij daar hulp kon krijgen. Hij was maar liefst vijftig kilometer de rivier afgedreven! Deze yogi was geen devotee van mijn huidige belichaming en hij had mij zelfs nooit gezien. Hij vroeg God echter om hulp en dus kwam ik hem te hulp. Mijn liefde is voor allen gelijk, ongeacht de naam waarmee men mij aanroept.'

Op 28 juli vertrok het gezelschap uit Rishikesh, maar pas op 14 augustus waren zij weer terug in Puttaparthi. In de tussentijd brachten zij onder meer een bezoek aan Mathura en Brindavan, de plaatsen waar Sai Baba als de Avatar Krishna een groot deel van zijn leven had doorgebracht. En daarna gingen zij per vliegtuig naar Kashmir, waar zij enkele dagen verbleven in Srinagar. Op een dag nam Baba het hele gezelschap mee het Himalaya-gebergte in om hun de grootheid van God te tonen. Te paard klommen zij over een afstand van zo'n twintig kilometer naar een hoogte van meer dan vier kilometer boven zeeniveau. Onderweg probeerde Baba de zakenlieden, de advocaten, de schrijvers en kantoorklerken in een opgewekte stemming te houden met grapjes en verhalen. Toen zij de sneeuwgrens hadden bereikt, stegen zij af en speelden in de sneeuw. Baba gooide sneeuwballen, lachte om de angstige gezichten van degenen die op een slee over de sneeuw gleden en keek afkeurend naar degenen die klaagden over de koude wind. Pas 's avonds om half elf waren zij terug bij de woonboten waarop zij gedurende hun verblijf in Srinagar verbleven.
Natuurlijk gebeurde er nog veel meer in Srinagar. Veel inwoners kwamen naar Baba toe voor een gesprek en voor zijn zegen en hij bezocht verscheidene devotees in hun huis. Een van de devotees die hij bezocht, was de secretaris van het reisbureau dat alles geregeld had voor zijn bezoek aan Kashmir. Zijn vrouw had pas een baby gekregen en Baba zei tegen de ouders, terwijl hij een snoer van kardamom-zaden om de hals van de baby hing: 'Hij zal een groot yogi worden!' Daarna wendde hij zich tot de grootvader met de woorden: 'Dat had men u reeds verteld, is het niet?'
'Swami,' antwoordde deze, 'dat is precies wat de astroloog die de horoscoop van het kind heeft gemaakt, voorspelde toen hij werd geboren.'
Terwijl Baba een ring bezet met edelstenen voor de secretaris materialiseerde, vroeg een van de aanwezigen: 'Swami, hoe oud was u toen u huis en haard opgaf om het spirituele pad te gaan volgen?'
'Hoe kan ik, wiens huis dit universum is, huis en haard opgeven?' antwoordde Baba eenvoudig.

Het gezelschap was nog maar kort terug in Puttaparthi toen een tweetal diepgelovige devotees uit Surandai, een dorp in het zuiden, aan Baba vroegen of hij naar hun dorp wilde komen.
Eens reageerde Baba op een dergelijke vraag met de opmerking:
'Maar natuurlijk. Hoe zou ik kunnen weigeren om zo'n klein stukje te reizen nadat ik helemaal uit de hemel hierheen gekomen ben.' Ook deze keer reageerde hij positief op het verzoek. Hij besloot er weer een rondreis door het zuiden van te maken en hij vroeg zijn moeder om mee te gaan. Behalve de twee mannelijke devotees uit Surandai en hun echtgenotes zouden er nog een aantal vrouwelijke devotees meegaan en ook Kasturi zou van de partij zijn. Zij zouden via Coimbatore, Trivandrum, Courtallam Falls en Kanyakumari gaan en vóór hun vertrek bespraken de devotees waar zij in al deze plaatsen zouden overnachten. Courtallam bleek een probleem op te leveren en dus zei Baba: 'Wacht even. Ik zal jullie zeggen waar wij kunnen logeren in Courtallam. Travancore House is heel geschikt.' En vervolgens beschreef hij gedetailleerd hoe dit hotel er uitzag, hoeveel kamers het had, welke planten er in de tuin stonden, hoe hoog de muur rond de tuin was, waar zich de telefoon in de hal bevond enzovoort. Terwijl hij dat allemaal vertelde, zat Kasturi ijverig te schrijven. Hij was van plan om alles wat Baba vertelde ter plaatse te controleren en toen zij uiteindelijk in Courtallam waren en hij daartoe de gelegenheid had, bleek dat Baba alles tot in de kleinste details juist had verteld terwijl hij evenmin als Kasturi ooit in Courtallam was geweest. Easwaramma genoot van de mogelijkheid om in vele schitterende tempels, die door generaties gelovigen waren gevuld met positieve energie, God te aanbidden. En een huivering ging door haar heen toen zij aan de zuidpunt van India stond en uitkeek over de drie zeeën die daar bij Cape Comorin bijeenkomen. Overal waar het gezelschap logeerde, of het nu ging om een hut of een paleis, bracht zij een bezoek aan de keuken om toe te zien op de bereiding van Baba's maaltijden. Zij vond dat hij veel te weinig at en zij was bang dat hij nog minder zou eten wanneer het voedsel anders was dan hij gewend was. Soms bereidde zij in een vreemde keuken iets voor hem waarvan zij wist dat hij het vroeger, als kind, erg lekker had gevonden. Om haar te plezieren at Baba er dan wat extra van.
Tijdens het bezoek aan Kanyakumari gebeurde er nog iets bijzonders. Toen zij daar op een avond over het strand liepen en het water rond hun voeten lieten spoelen, zei Baba opeens: 'Kijk! De oceaan verwelkomt mij met een snoer.'
Op dat moment kwam er een golf aan die even daarna om zijn voeten spoelde en zich vervolgens weer terugtrok. Tot verbazing en verrukking van de devotees bleef er een prachtig parelsnoer rond zijn voeten achter. Het bleek te gaan om een snoer van 108 doorschijnende parels, geregen aan een gouden draad.

Swami Amrithananda was al 85 jaar toen hij Prasanthi Nilayam bezocht. In een gesprek vroeg Baba hem naar de Ganapati homa (
7) die hij gedurende 41 dagen had gedaan toen hij zeven jaar was. Baba vertelde hem welke mantra (heilige woorden) hij had gebruikt bij het in het vuur werpen van de offergaven en hij zei dat Amrithananda deze mantra iedere dag, 41 dagen achter elkaar, duizend keer had herhaald. Tot slot vroeg Baba hem: 'Welke beloning wordt er in de shastra's (bepaalde religieuze geschriften) in het vooruitzicht gesteld?' De oude man antwoordde: 'De shastra's verklaren dat Ganapati zelf zal verschijnen in het offervuur als de goudkleurige, stralende god met het olifantshoofd wanneer de rituelen nauwgezet worden gevolgd. En hij zal dan met zijn slurf de laatste en afsluitende offergaven aanvaarden en hij zal eeuwige gelukzaligheid schenken door middel van deze darshan.'
'Heb je deze darshan gekregen?'
'Nee, Swami, maar het is niet zo gemakkelijk voor een jongen van zeven om de darshan van de Heer te ontvangen, louter door het aantal offergaven en mantra's en de omvang daarvan...'
Baba onderbrak hem met de woorden: 'Nee, nee. Dankzij al dat herhalen van de naam van God en al die offergaven ben je nu bij mij terechtgekomen. Vandaag zul je, na 78 jaar wachten, de beloning krijgen die in de shastra's wordt genoemd. Kijk naar mij!'
En Amrithananda zag de goudkleurige olifant Ganapati zoals die beschreven is in de oude teksten. Vier dagen lang verkeerde hij in zo'n staat van gelukzaligheid dat hij in die tijd niets at en dronk en geen moment sliep.

Teneinde de verspreiding van zijn leringen verder te bevorderen maakte Sai Baba tijdens Mahashivaratri van het jaar 1958 bekend dat er een maandelijks tijdschrift zou gaan verschijnen. De titel zou Sanathana Sarathi worden, hetgeen 'De tijdloze wagenmenner' betekent. Dit was een verwijzing naar Krishna, die in de Bhagavad Gita optrad als de wagenmenner van de boogschutter Arjuna. Bovendien was Baba de wagenmenner die de mensen zou leiden naar het doel van het leven, de eenwording met God. Aanvankelijk verscheen het alleen in het Telugu en het Engels, maar in later jaren zou het in alle belangrijke talen van India gaan verschijnen.
Bij het verschijnen van het eerste nummer schreef Baba op de eerste bladzijde: 'Vandaag begint de Sanathana Sarathi, de tijdloze wagenmenner, de veldtocht tegen leugen, onrecht, verdorvenheid en slechtheid - de handlangers van de geest van egoïsme. De veda's, de upanishads en de shastra's zijn de regimenten van het leger. De overwinning die moet worden behaald, is het welzijn van de gehele wereld. Wanneer de zegevierende trommels worden bespeeld in de vreugde van het welslagen, zal de mensheid geluk en vrede, vreugde en gelijkmoedigheid, gezondheid en gelukzaligheid hebben verworven.'
Veel van zijn toespraken verschijnen in dit maandblad, maar gedurende vele jaren schreef hij ook speciaal voor dit tijdschrift artikelen. Het schrijven van dergelijke artikelen kostte hem weinig tijd. Hij schreef ze in zijn werkkamer waarin slechts een tafel en een stoel stonden. Er stonden geen tekstboeken, naslagwerken of een typemachine. Dat had hij allemaal niet nodig. Pen en papier waren voldoende. In een half uur schreef hij de gewenste tekst, zonder verbeteringen en dergelijke.
Vanaf dat jaar verschenen er ook geregeld boeken van en over Sai Baba en in de toekomst zou dit aanzwellen tot een enorme stroom van publicaties in alle talen van de wereld.

Aan één zijde van de heuvel, achter de tempel, had Baba een groot aantal bomen en struiken laten planten en in 1959 plantte hij daar een banyan-boom.
Op een avond in april van dat jaar was hij bij uitzondering weer eens met een groep devotees naar de oever van de rivier gegaan en hij sprak daar met hen over Boeddha en de boom waaronder deze mediteerde en over het feit dat sadhaka's (zoekers op het geestelijk pad) graag een bijzondere plek willen voor hun meditatie. Terwijl hij dat zei, haalde hij uit het zand een dikke koperen plaat tevoorschijn met daarop heilige tekens en letters. Dergelijke afbeeldingen, vertelde hij terwijl hij de plaat liet zien, werden vaak begraven onder bomen waar sadhaka's mediteerden. Dit hielp hen bij het richten van hun geest op God en het beheersen van hun zintuigen. En hij kondigde aan dat hij deze koperen plaat zou begraven onder een banyan-boom die hij spoedig zou planten in het bos achter de tempel, een boom die later bekend zou worden als de meditatieboom.

12. Jullie vreugde is mijn voedsel

In de volgende tientallen jaren zou Sai Baba nog honderden reizen maken. Hij zou toespraken houden, tempels inwijden en scholen en fabrieken openen. Om een indruk te geven volgt hier en in volgende hoofdstukken het verslag van enkele van deze reizen.
Begin 1961 bracht Baba een bezoek van enkele dagen aan Noord-India op verzoek van dr. B. Ramakrishna Rao, de gouverneur van de deelstaat Uttar Pradesh. Naast een twintigtal devotees gingen ook zijn ouders mee. Deze reis gaf hun de gelegenheid te baden in de heilige rivier de Ganges en Ayodhya, de stad waar Rama in een ver verleden koning was geweest, te bezoeken.
Kort daarop, in juni, bracht hij wederom een bezoek aan Uttar Pradesh en ook deze keer gingen zijn ouders mee. Op de zevende van die maand stuurde hij het gezelschap van meer dan honderd mensen per trein van Madras naar New Delhi; zelf ging hij de dag daarop per vliegtuig naar de hoofdstad. Vandaar gingen zij gezamenlijk per bus naar Haridwar. Daar voegde de gouverneur zich met zijn gezelschap van ongeveer vijftig personen bij hen. Met speciale bussen en enkele auto's ging het vervolgens verder naar Srinagar, de stad waar Baba enkele jaren eerder ook was geweest. Onderweg werd er een flink aantal devotees ziek door het slingeren en bonken van de bussen. De meeste wegen in dit gebied waren smal en vol kuilen en slingerden zich tussen de bergen door. Baba's vader, die al 77 was, was er het ergste aan toe. De hele weg bleef hij overgeven en bij aankomst in Srinagar bleek hij hoge koorts te hebben. Duizenden bewoners van Srinagar, die reeds hadden gehoord dat Sai Baba onderweg was naar hun stad, wachtten hem bij aankomst op en hij gaf hun allen darshan. 's Avonds organiseerden zij voor de bezoekers een heel programma met Tibetaanse dansen waarin zij de eenvoudige vrolijkheid uitbeeldden van de geharde bergbewoners. De volgende morgen kreeg het gezelschap van de dokters te horen dat het zeer slecht ging met Venkapa. Easwaramma reageerde moedig: 'Heeft Swami ons niet in Haridwar gezegd dat wij naar het beeld van Narayana gingen in het gezelschap van de echte Narayana zelf? Zodra hij komt, zal vader wakker worden en opstaan!'
Toen Baba uit bad kwam en het nieuws hoorde, ging hij naar de zieke toe, legde zijn vinger op diens pols om de polsslag te controleren en zei: 'Hij is in orde. Jullie maken je voor niets bezorgd. Stap maar vast in de bussen.' Even later kwam hij samen met zijn vader ook de bus in en deze laatste ging weer naast Kasturi zitten, naast wie hij de hele reis al gezeten had.
Vanaf Joshimath werd de reis een stuk moeilijker. De bussen konden niet verder en dus moesten zij verder te voet, te paard, in sleden getrokken door vier mannen, in een draagstoel of in een korf op de rug van een plaatselijke zwaargewicht. Iedereen droeg dikke wollen truien en dassen en een zonnebril met donkere glazen om de ogen te beschermen tegen de schittering van het zonlicht op de sneeuw. Zo liep er een lange stoet over een smal spoor met aan de ene kant een ravijn en aan de andere kant een steile berg. Overal stonden borden langs de weg die waarschuwden voor vallende stenen. Sai Baba en de gouverneur liepen voorop en zij werden gevolgd door zo'n zeventig mannen en vrouwen te voet die weer werden gevolgd door een aantal paarden en muilezels, sleden, draagstoelen en korven. Het was nog bijna dertig kilometer naar Badrinath.
Easwaramma had gekozen voor een draagkorf nadat zij een stoet van mannen met een dergelijke korf op hun rug langs had zien gaan. Het zag er heel comfortabel uit. Zij had zich echter niet gerealiseerd dat een dergelijke vorm van vervoer voor de sherpa wel heel erg zwaar was. Toen zij dat ontdekte, besloot zij onmiddellijk over te stappen op een andere vorm van transport. Zij begon luid te klagen in het Telugu en de sherpa stopte verbluft. Toen hij hoorde wat er aan de hand was, vreesde hij weggestuurd te worden zonder betaling, maar Easwaramma stond erop dat hij zijn hele loon zou krijgen. De man grinnikte opgelucht en vroeg toen nog om een fooi! En Easwaramma maakte de knoop in haar sari los en gaf hem nog een roepie. Vervolgens werd er een draagstoel voor haar gehaald waarin zij ook tamelijk comfortabel zou kunnen reizen. De draagstoel hing aan touwen die waren vastgemaakt aan stokken en die werden door twee mannen op hun schouders gedragen.
Die avond bereikten zij Lam Bagar waar zij overnachtten. De volgende dag, de vijftiende juni, legden zij de laatste elf kilometer af naar Badrinath. Op aandringen van de devotees reed Sai Baba een stukje op een paard, maar al snel ging hij weer lopen. Hij hield alle leden van de groep goed in de gaten en soms adviseerde hij iemand om verder te reizen in een slede of een draagstoel. Ook gaf hij soms iemand wat te drinken of materialiseerde hij vibhuti voor iemand. Dat deed hij overigens niet alleen voor de leden van het eigen gezelschap, maar voor iedereen die hij tegenkwam en die dat nodig had. Zij waren namelijk niet de enigen die deze weg aflegden. Honderden andere gelovigen volgden deze weg ook. In de loop der tijden zijn miljoenen pelgrims langs deze weg naar Badri gegaan om te bidden tot Narayana.
Tenslotte bereikten zij Badrinath, hoog in de besneeuwde bergen.
Het was er ijskoud, de wind gierde, maar het landschap was adembenemend mooi (
8).
Die dag en de volgende dag rustten de devotees uit van de reis en bezochten zij op eigen gelegenheid de Narayana-tempel om daar puja (eredienst) te doen. Sai Baba gaf die dagen interviews aan allerlei functionarissen en aan de beheerders van de tempel.
De zeventiende was een bijzondere dag. Die dag had Baba uitgekozen om de tempel opnieuw op te laden met spirituele kracht. Een pelgrimsoord of een tempel wordt geladen met de devotie van degenen die er komen en met de oprechtheid van hun gebeden ter plaatse. Op deze manier kan een tempel in de loop der eeuwen met heel veel kracht worden geladen. Maar het gebeurt ook veelvuldig dat een tempel steeds meer verwaarloosd wordt, zowel op materieel als op spiritueel gebied. Wanneer Baba een dergelijke tempel bezoekt, maakt hij soms van de gelegenheid gebruik om de spirituele kracht en werkzaamheid ervan weer te vergroten. En dat ging hij op deze dag doen. Die ochtend kwamen de leden van de groep bijeen voor de gebruikelijke ceremonie in de tempel. Baba had de aanwezigen enkele dagen eerder reeds iets verteld over de kleinere heiligdommen in en rond Badri en hij had hun ook verteld dat Sankaracharya 1200 jaar geleden van de berg Kailas vijf lingams had meegebracht die hij had geplaatst in Badri, Puri, Sringeri, Dvaraka en Chidambaram. Gezeten tegenover het beeld van Narayana materialiseerde Baba nu een prachtig beeld van deze vorm van God met vier armen met in de handen de schelp, het wiel, de knots en de lotus. Daarna materialiseerde hij een gouden lotus en liet hij de lingam (ellipsvormige steen die een symbool is voor de schepping) tevoorschijn komen uit de bergplaats onder het stenen beeld van Narayana. Hij plaatste de lingam in de lotus en vervolgens zette hij de lotus en het door hem gematerialiseerde beeld op een zilveren schaal. Daarmee liep hij langs de aanwezigen zodat iedereen de lingam goed kon zien. Deze was doorschijnend en binnenin was een oog zichtbaar.
'Deze lingam werd door Shiva op de berg Kailas aan Sankaracharya geschonken en die verborg hem hier voor hij het beeld van Narayana er neerzette,' vertelde Baba de aanwezigen. Zijn moeder vroeg: 'Waarom heb je hem nu tevoorschijn gehaald?'
'Om hem op te laden met de kracht om te zegenen, gebeden te verhoren, gunsten te verlenen!' antwoordde hij.
Hij materialiseerde met een draaiende handbeweging een zilveren beker en terwijl zijn moeder hem belangstellend aankeek, vervolgde hij, terwijl hij de lingam en de beker omhoog hield: 'Dit is de lingam die ik tevoorschijn heb gehaald uit het voetstuk van het beeld. En deze door mij gematerialiseerde zilveren beker is gevuld met heilig water rechtstreeks uit de bron van de rivier de Ganges, waarin hij zojuist is ondergedompeld.' Terwijl de devotees bhajans zongen, sprak Baba: 'Nu zullen wij deze lingam opnieuw wijden,' en hij goot het water over de lingam.
Vervolgens zette hij de beker neer en maakte een draaiende beweging met zijn hand. Terwijl er gouden voorwerpen vanuit zijn hand op een zilveren schaal stroomden, zei hij: 'Dit zijn gouden bladeren van de bilva-boom, benodigd voor de lingam-puja (eredienst voor de lingam).'
Tijdens deze woorden hadden enkele schriftgeleerden die deel uitmaakten van het gezelschap, vedische liederen gereciteerd. Een van hen stond nu op en vroeg aan Baba: 'Thumma-bloemen, Swami?'
'Natuurlijk! Die groeien toch niet in de valleien en op de hellingen van het Himalaya-gebergte? Wel, hier is een handvol van deze bloemen.'
Hij cirkelde met zijn hand en toonde een bos witte, met dauw besprenkelde thumma-bloemen, die hij op de 108 gouden bladeren legde die rond de lingam lagen. Hij liet de puja doen door Ramakrishna Rao, de gouverneur, terwijl de devotees mantra's reciteerden.
Toen zei hij: 'Het is gebeurd. De lingam is geladen met de energie van Shiva. Hij gaat nu terug naar waar hij vandaan is gekomen.'
Na die woorden verdween de netra-lingam (lingam met het oog). Op de middag van deze dag bracht Sai Baba een bezoek aan het ziekenhuis van Badrinath alwaar hij het nieuwe röntgenapparaat inwijdde. 's Avonds hield hij een toespraak voor drieduizend pelgrims en inwoners, gevolgd door een maaltijd voor alle bedelaars die zich rond de tempel ophielden. Daarna overhandigde Baba zelf aan hen allen een deken of een geldbedrag om een deken te kopen. De voorraad dekens in de winkels raakte namelijk al snel op. De volgende ochtend vertrok het gezelschap richting Puttaparthi. Omdat zij onderweg nog enkele steden en dorpen bezochten, arriveerden zij pas op 4 juli in Prasanthi Nilayam.

Kasturi (
9) heeft vanaf 1954 tot zijn dood vrijwel zonder onderbreking in de ashram gewoond, maar reeds in 1948 heeft Sai Baba het huwelijk van zijn enige dochter ingezegend. Dat was nog in de Oude Mandir. Kort daarna vroeg Baba hem om na zijn pensionering naar de ashram te komen om zijn biografie te schrijven. Nu zullen sommigen zich wellicht afvragen waarom er een boek over Baba's leven zou moeten verschijnen. Baba zegt immers zelf dat hij helemaal geen behoefte heeft aan publiciteit. Veel devotees vroegen hem echter in hun gebed om een dergelijk boek en daarom heeft hij Kasturi toegestaan het te schrijven. De vreugde van de devotees schenkt de Heer vreugde. Uiteindelijk heeft hij vier delen van deze biografie geschreven onder de titel Sathyam Sivam Sundaram. Dit betekent 'Waarheid Goedheid Schoonheid' en als zodanig is Sai Baba in iedereen aanwezig. Het atma, de ziel, is waarheid, goedheid, tevredenheid, vreugde, schoonheid en harmonie, en door deze boeken zullen de mensen Baba - en dus zichzelf - beter leren kennen.
Het eerste deel is verschenen in 1961, maar de oorspronkelijke versie was al in 1958 gereed. Toen hij aan Baba vroeg: 'Swami, heb ik uw toestemming om het uit te geven?' zei deze: 'Wanneer je nu een boek over mij uitgeeft, zullen de mensen het niet geloven. Zij zullen het beschouwen als een sprookje. Wacht tot de wereld gereed is om het te ontvangen.'
Kasturi heeft het manuscript toen opgeborgen en er nooit meer over gesproken. Toen Baba hem later zei dat hij het kon publiceren, wist hij aanvankelijk niet meer waar hij het had gelaten.
Hij is vele tientallen jaren Baba's instrument geweest, niet alleen als de schrijver van diens biografie, maar ook heeft hij lange tijd de lezingen, die Baba meestal in het Telugu hield, simultaan in het Engels vertaald en heeft hij deze lezingen in de serie Sathya Sai Speaks gebundeld.

Sai Baba zegt dat hij er geen enkele behoefte aan heeft om zijn verjaardag te vieren en hij zegt ook tegen zijn devotees dat zij niet de dag moeten vieren waarop zij gebonden werden aan de aarde, maar de dag waarop zij God in hun hart ontdekten. Niettemin vindt Baba het goed dat zijn verjaardag ieder jaar in de ashram gevierd wordt omdat de devotees dat zozeer op prijs stellen. Zijn verjaardag geeft hun de kans te tonen hoeveel zij van hem houden en daarom staat hij de viering toe. En voor het gemak van de devotees wordt dat altijd op 23 november gedaan, want de meeste buitenlandse devotees snappen niets van de in India gebruikte hindoe-kalender, die is gebaseerd op de maanstanden.
De dag begint tegenwoordig met het hijsen van de tempelvlag, gevolgd door diverse muziekprogramma's, het zingen van bhajans, een toespraak van Baba en het uitdelen van prasad (gezegend voedsel). Soms maakt Baba van de gelegenheid gebruik om het huwelijk in te zegenen van tientallen of zelfs honderden paren uit de omliggende dorpen. Het gaat daarbij om mensen die geen geld hebben voar de gebruikelijke feestelijkheden. Baba verbindt hen kosteloos in het huwelijk, biedt hun een huwelijksfeest aan en schenkt hun sari's en dhoti's en soms ook nog andere zaken. 's Avonds is er weer muziek, wordt er meestal een toneelstuk opgevoerd en zit Baba vaak op de jhula (schommel). Na de dood van zijn ouders heeft Sai Baba er een gewoonte van gemaakt om op deze dag 's morgens hun graf te bezoeken als blijk van dank voar alles wat zij voor hem hebben gedaan.
Toen in 1962 de dag van zijn verjaardag naderde, vroeg een aantal vaste bewoners van Prasanthi Nilayam aan Baba of zij voorbereidingen moesten treffen voor de viering ervan. Zij meenden dat hij deze keer geen feestelijkheden zou willen aangezien India ernstig werd bedreigd door de Chinezen.
Sinds 1959 was er namelijk een grensconflict tussen India en China over India's noordgrens, die niet door China werd erkend. Er waren jarenlang grensconflicten en op 21 oktober 1962 drongen Chinese troepen door de valleien van het Himalayagebergte de vlakten van India binnen. De opmars leek niet te stuiten en grote stukken land werden bezet. De bevolking vreesde het ergste.
Op de vraag van de devotees antwoordde Baba dat zij niet bevreesd behoefden te zijn aangezien op de dag van zijn verjaardag het Chinese gevaar zou zijn geweken. De dagen die volgden, leken zijn uitspraak te logenstraffen, want de Chinese troepen drongen steeds verder het land binnen.
Bij het hijsen van de vlag van de ashram op 23 november sprak Baba over de Chinese invasie. Hij deelde de verzamelde menigte mee dat het feest ter gelegenheid van zijn verjaardag niet zou worden bedorven door slecht nieuws. Nee, er zou juist positief nieuws zijn. Door deze mededeling werd zijn verjaardag gevierd in een sfeer van vreugde.
In de loop van de dag werd bekend dat op de 22ste november vanaf middernacht alle Chinese troepen om onbekende redenen waren teruggetrokken van de vooruitgeschoven posten. In de toespraken die Baba op zijn verjaardag en de dag daarop hield, vertelde hij dat de Chinese troepen tot terugtrekken waren aangezet door de geheimzinnige werking van een hogere macht.
De mens wordt aangezet tot oorlog, zo zei hij, door hebzucht en verlangen, maar hij is gedwongen op zijn schreden terug te keren wanneer God dat wil.
Ofschoon er vele soldaten waren gestorven of gewond in de strijd voor hun land, hadden de Chinezen India geen werkelijke schade kunnen toebrengen, zo zei hij, aangezien de wapens van India deugd, waarheid, rechtvaardigheid, liefde en verdraagzaamheid waren. En dat waren de echte wapens in de strijd! Enkele jaren later vermeldden de geschiedenisboeken dat China op 22 november op verrassende wijze het vuren liet staken. Als mogelijke oorzaak werd vermeld dat China was teruggeschrokken voor het feit dat Amerika zijn Zevende Vloot vanuit de Grote Oceaan liet opstomen richting India om dat land te helpen. Weinigen zullen zich hebben gerealiseerd dat de werkelijke oorzaak Gods wil was.
Veel lezers zullen zich afvragen hoe Sai Baba nu eigenlijk over geweld in het algemeen en over oorlog in het bijzonder denkt.
Wanneer men de eenheid met de gehele schepping ervaart, God ziet in alles, zal men niets of niemand schade willen berokkenen. Er zal dan slechts liefde voor allen zijn. Wanneer er echter onrecht jegens anderen plaatsvindt, zal men moeten ingrijpen. Maar er mag niet te snel geweld worden gebruikt. Men moet altijd eerst zijn geweten raadplegen. Wordt men bijvoorbeeld aangevallen, dan moet men eerst proberen te vluchten. Lukt dat echt niet, dan mag er geweld gebruikt worden. In de huidige onvolmaakte wereld is ook een leger noodzakelijk. Men heeft de plicht zijn land te verdedigen tegen een aanval. Wanneer men in een oorlog moet doden, moet men dat doen uit plicht ten opzichte van zijn vaderland. 'Je denkwijze of gemoedsgesteldheid moet niet angst zijn voor je eigen onbelangrijke leven. De juiste instelling van een soldaat moet alleen vaderlandsliefde betreffen en zijn handelingen moeten alle in het belang van het land zijn en uit naam van het land worden verricht. '

Zaterdag 6 juli 1963: Gurupurnima. Afhankelijk van de maanstand wordt dit feest gevierd in juli of augustus. Het is de dag waarop de spirituele leraar vereerd wordt en ook dit jaar kwamen velen naar de ashram om Sai Baba te vereren. Deze keer verliep het feest iets anders dan verwacht.
Een week vóór deze feestdag, op 29 juni 's morgens om half zeven, viel Baba plotseling flauw. Hij was op dat moment samen met Raja Reddy en Kasturi in zijn slaapkamer en zij schrokken aanvankelijk hevig. Zij legden Baba op bed en constateerden dat zijn linkerarm en -been stijf waren en dat zijn linkerhand tot een vuist was gebald. Zij veronderstelden dat hij een verlamming op zich genomen had om een devotee te beschermen. Hij had immers al vaker ziekten van devotees op zich genomen. En dus verwachtten zij dat hij zichzelf weer snel zou genezen zoals dat reeds vaker was gebeurd. Daarom bleven zij bij Baba zitten zonder anderen te alarmeren. Zij masseerden de stijve ledematen en wachtten. Kasturi vroeg zich ondertussen wel in stilte af of deze toestand misschien toch iets langer dan enkele uren zou gaan duren aangezien Baba hem de vorige dag gevraagd had aan te kondigen dat hij een week lang geen interviews zou geven. Om acht uur begon het zingen van bhajans op de begane grond van de tempel. Baba verscheen niet tijdens het zingen hetgeen enige verwondering wekte bij de aanwezigen. Hij had die ochtend immers wel gewoon darshan gegeven. Op een gegeven moment liet Kasturi aan de devotees weten dat het zingen moest worden beëindigd en dat de arati (lichtceremonie) kon worden gedaan. Die ochtend verlieten de meeste devotees de tempel druk fluisterend. Allerlei geruchten deden reeds de ronde. Toen Baba om elf uur nog steeds niet in de eetkamer was verschenen, groeide de bezorgdheid. Sommigen konden hun tranen nauwelijks inhouden.
Ook Easwaramma maakte zich inmiddels behoorlijk ongerust en zij kwam rechtstreeks naar Baba's kamer - via de trap die eigenlijk alleen voor de mannelijke devotees bestemd was. Zij bonsde op de deur en Kasturi, wetend dat zij het toch niet zou opgeven, liet haar binnen. Baba's toestand leek inmiddels verslechterd te zijn, maar Kasturi en Raja Reddy verzekerden Easwaramma dat Baba deze ziekte op zich had genomen en dat hij zichzelf beslist spoedig weer zou genezen. Om haar gerust te stellen lieten zij nu toch de ashramdokters roepen.
Ondertussen was een neef van Baba met de auto naar Bangalore gereden. Toen hij na middernacht terugkwam, was hij in het gezelschap van de adjunct-directeur van Medical Services van de deelstaat Karnataka. Bij onderzoek de volgende ochtend bleek Baba's linkeroog aangedaan te zijn en zijn tanden zaten stijf op elkaar geklemd. De aanwezigen meenden dat hij zich niet bewust was van wat er allemaal om hem heen gebeurde en volgens de dokter was hij in coma. Hij voelde Baba's pols, deed iets met zijn stethoscoop en probeerde toen een infuus aan te leggen. Dat wilde Baba beslist niet en daarom veegde hij met zijn goede arm de hele zaak opzij. Kort daarop verliet de arts de ashram. De neef bracht hem terug naar Bangalore en onderweg zei de dokter tegen hem: 'Ik verwacht hem niet meer te zien. Hij heeft een aanval van tuberculeuze hersenvliesontsteking en die is dodelijk. Wat kan een dokter doen wanneer hem wordt verhinderd een ruggenprik te geven en wanneer zelfs bezwaar wordt gemaakt tegen een gewoon infuus?' Ondertussen verslechterde Baba's toestand verder. Hij had nu flinke koorts en hij rolde rusteloos heen en weer in bed en kreunde van de pijn. Zijn gezicht was verwrongen en de spieren stonden strak gespannen. Zijn tong hing uit zijn mond en hij mompelde steeds weer dezelfde, onverstaanbare woorden. Volgens de aanwezige dokters was hij nu blind aan zijn linkeroog. Niettemin liet hij niet toe dat men hem medicijnen toediende.
Op maandagavond maakte hij Kasturi met gebaren en tekens duidelijk dat hij een aantal mensen wilde spreken. Kasturi liet de bedoelde personen, medewerkers van de scholen, de kantine en dergelijke, halen en Baba probeerde hun duidelijk te maken dat zij gewoon door moesten gaan met hun werk en dat zij de overige devotees niet moesten verontrusten met hun verhalen. Kasturi herhaalde langzaam en duidelijk wat Baba zei of wat hij dacht dat deze zei. Als het klopte, knikte Baba; klopte het niet, dan schudde hij zijn hoofd en dan probeerde Kasturi een andere versie van het verhaal, net zo lang tot Baba tevreden leek te zijn. Baba bevestigde ook de vraag van Kasturi dat het bij deze ziekte ging om het overnemen van de ziekte van een devotee. Op zijn vraag wie de betreffende persoon was, maakte Baba hem duidelijk dat hij dat niet wilde zeggen. Waarom niet? 'Omdat je hem dan een aframmeling zou gaan geven!' zei Baba, meer met gebaren dan met woorden.
Ondertussen spraken de dorpelingen onder elkaar over zwarte magie en bezetenheid. Zelfs de oude, wijze mannen meenden dat Sai Baba zijn gaven kwijt was en nu verder door het leven zou moeten gaan als invalide. Zij dwongen zijn familieleden min of meer om te rade te gaan bij allerlei kwakzalvers en om priesters rituelen te laten uitvoeren onder het motto: baat het niet, het schaadt ook niet. Easwaramma, die niet meer de kracht had om zich hiertegen te verzetten, was in tranen. Zij was dan ook enorm opgelucht toen Kasturi haar vertelde dat Baba bevestigd had dat het ging om de ziekte van een devotee. En hij vertelde ook dat Baba gezegd had dat het dieptepunt van deze ziekte na vijf dagen, dat wil zeggen op donderdag, achter de rug zou zijn en dat hij dan geen pijn meer zou hebben. Op woensdag kreeg hij plotseling een inzinking. Iedereen was weer in tranen. Zijn ademhaling ging steeds moeilijker en zijn handen en voeten werden koud. Na vier uren knapte hij weer iets op en hij wenkte de aanwezigen. Moeizaam pratend en zijn woorden aanvullend met gebaren van zijn rechterhand vertelde hij: 'De geest is als een duizendbladige lotus en ieder blad richt de geest naar buiten, op een bepaald facet van de uiterlijke wereld. Precies in het hart van de lotus bevindt zich de vlam van het ik-principe. De vlam is voortdurend in beweging en richt zich het ene moment op het ene blad en het volgende moment op een ander, maar wanneer je de vlam door het oefenen van je wil rustig en recht omhoog kunt laten branden, zal het ik niet beïnvloed worden door wat er met het lichaam gebeurt. Gedurende deze vier uren hield ik de vlam recht omhoog. Ik was weg, afgescheiden. Ik sloeg het lichaam gade van bovenaf terwijl mijn Zelf kalm en onaangedaan was.'
Op donderdagmorgen kondigde Baba aan: 'Ik heb geen pijn!' En hij fluisterde tegen Kasturi: 'Ga naar de devotees die verzameld zijn in de gebedsruimte en zeg hun dat ik mijn taak van barmhartigheid heb volbracht. Zaterdag, Gurupurnima, zal ik voldoen aan hun sterke verlangen en darshan geven.'
Toen Kasturi later weer bovenkwam en hem vertelde wat hij de devotees verteld had, vroeg Baba hem: 'Wil je nu nogmaals naar beneden gaan en de aanwezigen precies uitleggen wat er met mij aan de hand is. Zonder deze uitleg vooraf zal het zaterdag voor velen een te grote schok zijn om mij te zien in mijn huidige toestand.'
Toen zijn moeder hoorde dat hij zaterdag darshan zou geven, kwam zij direct naar de ashram om te informeren hoe dat zou moeten. Een van de aanwezigen, Ramanatha Reddy, kwam met een heel plan. Baba zou darshan moeten geven vanaf het balkon op de eerste verdieping. Dat betekende dat hij slechts ongeveer twaalf stappen zou hoeven te doen vanaf de deur van zijn kamer. Direct daarna zouden zij hem mee moeten nemen naar de ontoegankelijke Horsley Hills, ver weg van de groeiende menigte paniekerige devotees. Daar zouden zij hem moeten laten onderzoeken door specialisten uit Vellore, die vervolgens een behandeling zouden kunnen voorschrijven. Iedereen vond dit een goed plan en het werd aan Sai Baba voorgelegd.
'Hoe zwak ik ook ben, ik moet hun darshan geven vanuit de zilveren stoel die in de gebedshal staat terwijl zij bhajans zingen,' antwoordde deze.
Aan dit besluit viel verder niet te tornen en iedereen wachtte gespannen af.
Het werd zaterdag 6 juli. Baba zou omstreeks half zeven 's avonds darshan geven en een toespraak houden en reeds uren tevoren stroomde de gebedshal vol mensen. Ook het terrein vóór de tempel stroomde vol. Er waren bijna vijfduizend devotees. Toen de tijd gekomen was, droegen Kittappa en Raja Reddy Sai Baba via de wenteltrap naar beneden. Kasturi hield zijn linkervoet vast om te voorkomen dat zijn been tegen de muur zou slaan. Om te voorkomen dat zijn mond open zou hangen, hadden zij een zakdoek om zijn hoofd gedaan en die onder zijn kin vastgeknoopt. Zij zetten hem in een stoel in de kamer naast de gebedsruimte en openden toen de deur. Vervolgens werd hij door twee personen rechtop gezet en gehouden en zo strompelden zij naar de gebedshal. Baba's linkervoet moest over de drempel getild worden. Zij lieten hem in de zilveren stoel zakken en legden zijn verlamde arm en been in een goede stand.
De devotees reageerden geschokt. Sommigen kreunden, anderen huilden hardop en weer anderen konden het niet aanzien en renden de hal uit naar buiten. Pedda Venkapa barstte in tranen uit en Easwaramma viel flauw. Baba wenkte Kasturi. Deze boog zich over hem heen om hem te kunnen verstaan. Nadat hij begrepen had wat Baba wilde zeggen, pakte hij de microfoon en zei in het Engels: 'Dit is niet Swami's ziekte. Dit is een ziekte die Swami op zich heeft genomen om iemand te redden. Swami heeft geen ziekte en zal ook nooit ziek worden. Jullie moeten allemaal blij zijn; dat alleen zal Swami blij maken. Als jullie treuren, zal Swami niet blij zijn. Jullie vreugde is Swami's voedsel.' Toen wenkte Baba Kasturi om zijn toespraak te houden en nadat deze afgelopen was, gebaarde Baba dat men de microfoon voor zijn mond moest houden. Herhaalde malen vroeg hij door de microfoon: 'Kunnen jullie mij verstaan?' maar niemand bleek te begrijpen wat hij zei. Toen gaf hij een teken dat hij water wilde. Toen dat gebracht werd, sprenkelde hij met zijn rechterhand enkele druppels op zijn verlamde linkerhand en -been. Vervolgens streek hij met zijn rechterhand over zijn linkerhand en onmiddellijk daarna streek hij met beide handen over zijn linkerbeen. Met deze handelingen gaf hij aan dat hij zichzelf had genezen! Hij stond op, liep naar voren, glimlachte en sprak: 'Premasvarupulara!' (belichamingen van liefde). Na enkele seconden van doodse stilte barstten de aanwezigen uit in gejuich: 'Jai Sai Ram! Jai Sai Ram!' (glorie zij u, Sai Baba). Er werd gehuild, gedanst en gelachen. Degenen die eerder naar buiten waren gelopen, stormden de hal weer binnen en voegden hun stem bij die van de anderen. Toen het eindelijk stil was geworden, hield Baba zijn Gurupurnima-toespraak:

' "Dikku lenivariki devude gati" - "Voor hen die geen onderdak hebben, is God de schuilplaats." Dat is precies de reden waarom ik de ziekte op mij moest nemen die die ene hulpeloze devotee moest krijgen. Hij moest die afschrikwekkende ziekte ondergaan en ook de vier hartaanvallen waarmee die gepaard ging, en hij zou die niet overleefd hebben. Daarom moest ik hem redden, overeenkomstig mijn dharma (juist gedrag) van bescherming van devotees.
Natuurlijk is dit niet de eerste keer dat ik een ziekte heb overgenomen van iemand die ik wilde redden. Zelfs in de vorige belichaming in Shirdi had ik die verantwoordelijkheid. Het lijden dat jullie zagen, was in dit geval teveel voor de devotee en daarom moest ik hem redden door de ziekte zelf door te maken. Dit is mijn lila: mijn aard. Het is een deel van de taak waarvoor ik gekomen ben: bescherming van leerlingen.
Mensen die de afgelopen week in mijn nabijheid verkeerden, vroegen mij om de naam te noemen van degene die ik gered heb. Ik heb hun gezegd dat zij dan kwaad zouden worden op die persoon, aangezien Swami, zouden zij zeggen, "zoveel pijn moest lijden om die ene persoon te redden". Toen antwoordden zij dat zij respect voor hem zouden hebben wegens de uitzonderlijke bhakti
(toewijding) die Swami er op zaterdagmorgen toe bracht hem te hulp te snellen. Sommige mensen vroegen mij zelfs of het deze of gene was, waarbij zij namen noemden van mensen die aanvallen van verlamming hadden gehad, vooral aan de linkerkant! Dat is nog lachwekkender, want als ik iemand red, dan doe ik dat volledig. Ik wacht niet totdat hij de ziekte krijgt en ik laat hem niet met een deel van de ziekte zitten zodat hij later geïdentificeerd kan worden. Al dat raden en gissen van jullie vind ik zo komisch.
Ook in Shirdi werden op deze manier mensen gered, namelijk Dada Saheb, Nandaram en Balawanth. Balawanth's lot was het de pest te krijgen, maar de lymfknoopzwelling werd overgenomen en de jongen werd gered.
Dit is misschien de langste periode waarin ik de devotees in onzekerheid en zorg heb gelaten. Dat was vanwege de hartaanvallen die de devotee later moest krijgen en waarvoor hij ook behoed moest worden. En dan is er nog een andere reden waarom de periode van acht dagen in acht moest worden genomen. Ik zal jullie vertellen waarom. Dat betekent dat ik jullie iets over mijzelf moet vertellen, iets wat ik tot nu toe niet onthuld heb, wat ik de afgelopen 37 jaar voor mijzelf gehouden heb. De tijd is nu gekomen om het mee te delen. Dit is een heilige dag en ik zal het jullie nu vertellen.
Jullie weten dat ik op dezelfde dag waarop ik besloot mijn identiteit, mijn missie en mijn komst te onthullen, heb verklaard dat ik behoorde tot de Apastamba sutra en de Bharadvaja gotra.
(Ter verduidelijking het volgende. Sai Baba is geboren in een hindoe-familie, maar dat is de enige band die hij heeft met een bepaalde godsdienst. Bij de hindoes heeft iedere familie een eigen patroonheilige. Baba's familie, de Ratnakarams, heeft de wijze Bharadvaja als patroonheilige. Zij leven volgens de sutra's (leringen) van een van diens leerlingen, Apastamba. Op grond hiervan behoort Baba tot de Bharadvaja gotra en de Apastamba sutra. Gotra is de benaming voor een religieuze groep verwanten. )
Deze Bharadvaja was een grote wijze, die gedurende een volle honderd jaar de veda's (bepaalde religieuze geschriften) (
10) bestudeerde. Maar omdat hij merkte dat de veda's eindeloos waren, deed hij tapas (strenge discipline) om zijn leven te verlengen. Hij kreeg van Indra (de koning der goden) twee verlengingen van elk honderd jaar. Zelfs toen kon hij de veda's niet volledig bestudeerd krijgen, dus vroeg hij Indra opnieuw om nog eens honderd jaar. Indra liet hem toen drie reusachtige bergketens zien en zei: "Wat je in drie eeuwen hebt geleerd, vormt slechts driemaal een handvol uit de drie ketens die de veda's zijn. Geef dus je poging om de veda's volledig te doorgronden op. Breng in plaats daarvan een yaga (ritueel offer) die ik je zal leren. Dat zal je het volledige resultaat geven van vedische studie."
Bharadvaja besloot de yaga uit te voeren. Indra leerde hem hoe dat te doen en alle voorbereidingen werden getroffen. De wijze wilde dat de yaga onder leiding van Shakti
(een naam voor Parvati, de metgezellin van Shiva) zou plaatsvinden en door haar zou worden gezegend. Dus ging hij naar de berg Kailasa. Hij kwam daar echter niet op een gunstig moment aan om zijn verzoek te doen. Shiva en Shakti waren bezig met een danswedstrijd om uit te maken wie het langste kon dansen. Zo gingen er acht dagen voorbij voordat Shakti Bharadvaja, die in de kou stond te wachten, opmerkte. Ze glimlachte alleen maar even naar hem en danste gewoon verder! De wijze vatte de glimlach ten onrechte op als een cynische weigering om hem op te merken.
Daarom keerde hij Kailasa de rug toe en begon af te dalen. Tot zijn ontzetting merkte hij dat zijn linkerbeen, linkerhand en linkeroog ten gevolge van een beroerte dienst weigerden. Shiva zag hem vallen. Hij kwam naar hem toe en troostte hem. Bharadvaja kreeg te horen dat Shakti hem en zijn yaga wel degelijk gezegend had. Toen bracht Shiva weer beweging in zijn lichaam en genas hem terwijl hij water uit de kamandalu
(watervat) over hem heen sprenkelde. Zowel Shiva ais Shakti verleenden de rishi (wijze) een gunst: zij zeiden dat zij beiden de yaga zouden bijwonen.
Toen de yaga voorbij was, waren zij daarmee zo ingenomen dat zij de wijze nog meer gunsten verleenden. Shiva zei dat zij een menselijk lichaam zouden aannemen en driemaal zouden worden geboren in de Bharadvaja gotra: Shiva alleen als Shirdi Sai Baba, Shiva en Shakti samen in Puttaparthi als Sathya Sai Baba, en Shakti alleen als Prema Sai, daarna. Toen herinnerde Shiva zich de ziekte waardoor Bharadvaja op de Kailasa was overvallen op de achtste dag van zijn wachten in de kou op het ijs. Hij deed nog een belofte. "Als boetedoening voor het feit dat Shakti je op de Kailasa acht dagen heeft veronachtzaamd, zal deze Shakti gedurende acht dagen de verlamming ondergaan wanneer wij beiden als Sathya Sai geboren worden en op de achtste dag zal ik haar van alle tekenen van de ziekte verlossen door water te sprenkelen, net zoals ik op de Kailasa gedaan heb om jouw ziekte te genezen."
Van het nakomen van deze belofte zijn jullie vandaag, zojuist, getuige geweest. Dit moest gebeuren, deze beroerte en de genezing. De belofte die was gedaan in de Tretayuga
(Tretatijdperk) moest worden ingelost. Ik kan jullie nu wel vertellen dat het goed uitkwam dat die arme, ongelukkige devotee de beroerte moest krijgen die ik overgenomen heb. Daar is gebruik van gemaakt. Kijk, een locomotief wordt niet ter beschikking gesteld om slechts één wagon te trekken. Er wordt gewacht tot er een aantal wagons samen moet worden meegenomen. Dan pas komt de locomotief in actie. Zo moesten ook de ziekte worden doorgemaakt, de devotee gered, de belofte ingelost, het mysterie opgehelderd en de godheid duidelijker bekendgemaakt door de manifestatie van dit grote wonder. Al deze dingen moesten door deze ene gebeurtenis tot stand worden gebracht.
Laat mij jullie nog iets vertellen: niets kan het werk van deze Avatar verhinderen of stoppen. Toen ik al deze dagen boven was, waren sommigen zo dwaas om rond te vertellen dat het "allemaal afgelopen was met Sai Baba". Zij stuurden veel mensen die naar Puttaparthi gekomen waren, terug. Sommigen zeiden dat ik in samadhi
(in God verzonken) was, alsof ik een sadhaka (zoeker op het geestelijk pad) ben! Anderen waren bang dat ik het slachtoffer was van zwarte magie, alsof er iets is dat vat op mij kan hebben! De luister van deze Avatar zal dag na dag toenemen.Vroeger, toen de Govardhana-berg door de kleine jongen werd opgetild, beseften de gopi's (herderinnen) en gopala's (herders) dat Krishna de Heer was. Nu zullen jullie zien dat er niet één Govardhana-berg, maar een hele bergketen wordt opgetild! Heb geduld en vertrouwen. Morgenochtend zal ik ieder van jullie de namaskar-zegening geven die jullie vandaag hebben moeten missen.'

Hier eindigde zijn toespraak. Na het zingen van enige bhajans en het aanvaarden van de arati liep Baba rustig de wenteltrap op naar zijn kamer. Daar besprak hij met de verantwoordelijke personen de kwestie van voedsel en slaapplaatsen voor de duizenden devotees.
Baba heeft gezegd dat het de twijfelaars en de onwetenden waren die alle praatjes die tijdens zijn ziekte de ronde deden, geloofden. Voor de echte devotees waren deze acht dagen, dagen van intensieve tapas (strenge discipline). Zij hadden al die tijd geen andere gedachten dan die aan Swami. Dát is oprechte devotie. Alle twijfelaars zouden daar een voorbeeld aan kunnen nemen. De ziekte kwam en ging, maar Baba was er de hele tijd meester over. Hij speelde een rol in een acht dagen durend toneelstuk om een twijfelende wereld de goddelijkheid te tonen die inherent is aan zijn menselijke vorm. Natuurlijk had hij zichzelf direct kunnen genezen, maar dat was niet de bedoeling. Aangezien hij de ziekte op zich had genomen, moest hij haar haar dharma laten volbrengen.
Sai Baba is dus Shiva-Shakti. Shiva is de mannelijke of positieve pool, die bewustzijn vertegenwoordigt en Shakti is de vrouwelijke of negatieve pool, die energie of kracht symboliseert. Tijdens het wonder van Gurupurnima speelde zijn rechterhelft de rol van Shiva en zijn linkerhelft de rol van Shakti. Zijn rechterhelft genas zijn linkerhelft.
In het hindoeïsme noemt men Baba wel Ardhanarishvara, de Heer die half mannelijk en half vrouwelijk is. Dit heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat onwetenden en kwaadwilligen het verhaal hebben verspreid dat hij een hermafrodiet zou zijn. Wanneer dat het geval zou zijn, zouden alle inwoners van Puttaparthi dat hebben geweten, want in de warmere streken van India lopen de kinderen tot een jaar of vier-vijf doorgaans naakt. Dergelijke personen hebben ook beweerd dat hij seksuele handelingen met mannen en kinderen zou verrichten. De waarheid is echter dat hij geen verlangens heeft. Sai Baba kent geen enkele vereenzelviging met het lichaam. Hij is volkomen vrij van gedachten die aan zintuigen zijn gebonden. De gehele schepping ligt in de palm van zijn hand. Wat kan hij dan nog wensen? Hij is naar de aarde gekomen om de mensheid te helpen op de weg naar God. Zijn leven is een daad van liefde.
In de hedendaagse samenleving is alles gericht op het bevredigen van de zintuigen en daarbij staan het bevredigen van de seksuele verlangens en de verlangens van de tong voorop. Op alle denkbare manieren worden de mensen erop gewezen dat het vervullen van verlangens het voornaamste zou zijn in het leven. Maar Baba zegt dat juist het loslaten van alle verlangens het belangrijkste is in het leven! Gehechtheid kan uiteindelijk slechts verdriet veroorzaken, want alles in de schepping is tijdelijk en dus zal ieder mens eens worden gedwongen om alles los te laten. En daarom is het het verstandigste om alles vrijwillig los te laten vóór men ertoe gedwongen wordt!
Avatars in het verleden, zoals Rama en Krishna, hadden een echtgenote, maar Sai Baba is ongehuwd. In een toespraak heeft hij eens uitgelegd waarom dit het geval is. 'In die tijd leefde men binnen het huwelijk in overeenstemming met de discipline en de beperkingen zoals voorgeschreven in de heilige geschriften en zodoende was het huwelijk geheiligd. Het verschijnen van de Heer met een gemalin werd daarom niet in verband gebracht met onzuiverheid. Maar in deze Kali-tijd van ongebreidelde zinnelijke behoeften kunnen de Avatars, die komen als predikers van wijsheid, niet met een metgezellin verschijnen. '

Op 4 november 1963, vier maanden na deze indrukwekkende gebeurtenis tijdens Gurupurnima, stierf Baba's vader. Kort vóór zijn dood was hij naar Baba toegegaan en had tegen hem gezegd: 'Swami, ik zou geen enkele schuld moeten achterlaten. Ik had een winkeltje. Ik zou vergeten kunnen zijn om de een of ander enkele paisa's terug te geven. Daarom vraag ik je om voedsel uit te delen aan de armen op de twaalfde dag na mijn overlijden.' Hij haalde wat geld tevoorschijn en gaf dat aan Baba met de woorden: 'Het is mijn zuurverdiende geld. Je kunt het gebruiken om de armen te voeden.' Hij zei ook nog dat hij een paar zakken met rijst en suiker had bewaard voor dat doel. Hierop keerde hij huiswaarts, ging naar bed en stierf vredig - 79 jaar oud.
Easwaramma droeg het overlijden van haar echtgenoot moedig. Toen de begrafenisstoet de ashram passeerde, legde Baba een bloemenkrans op het lichaam als blijk van dankbaarheid voor alles wat Venkapa voor hem in dit leven had gedaan. Ieder mens is veel verschuldigd aan zijn ouders. Baba zegt dat je hen daarom tijdens hun leven in ere moet houden en hun het eerbetoon moet geven van tenminste een traan op de gedenkdag van hun heengaan. Niet dat deze offerande hen bereikt, of dat zij daarop in een andere wereld wachten, maar het is een eerbetoon dat je dient te brengen als dank voor de gelegenheid die zij jou geboden hebben voor dit verblijf in deze wereld met al zijn mogelijkheden om zelfverwerkelijking te bereiken.

13. De eenheid van alle godsdiensten

De veda's zijn de oudste religieuze geschriften van de mensheid en zij zijn ontstaan in India. Zij zijn rechtstreeks door God geopenbaard aan de oude wijzen in een tijd die ver vóór de tijd ligt waarin de huidige godsdiensten en de daarbij behorende geschriften ontstonden. Zij bevatten Sanathana Dharma, de tijdloze geestelijke wet, die leert dat het de eeuwige plicht is van ieder levend wezen om God te dienen. De veda's behoren daarom toe aan de gehele mensheid in alle tijden en niet aan een of andere speciale godsdienst.

Om de tanende kennis van deze veda's weer te doen toenemen, besloot Sai Baba de pundits (schriftgeleerden) van India naar zich toe te trekken. Zij waren namelijk in de praktijk degenen die dharma moesten uitdragen en daarom was het nodig dat Baba de geest van deze pundits zou vullen met een sterk geloof in de heilige geschriften.
In verband hiermee kondigde hij in 1962 aan dat er tijdens het Dasara-feest van dat jaar een vuurofferceremonie zou worden uitgevoerd. Voor dit offerritueel nodigde hij zo'n honderd pundits en andere vedische geleerden uit het hele land uit. Gedurende zeven dagen werden er tijdens het ochtendritueel offeranden in het vuur geworpen onder het reciteren van teksten uit de veda's en gedurende de avonden werd door de grootste vedische geleerden gesproken over de filosofie van de veda's en de diepere betekenis van de rituelen. Op de laatste dag werden tenslotte in een grote ceremonie alle in de veda's voorgeschreven zaken geofferd, met tot slot negen edelstenen, die Baba op dat moment materialiseerde. In een van zijn toespraken benadrukte hij hoe belangrijk het is dat de rituelen strikt volgens de vedische richtlijnen worden uitgevoerd. Sommige mensen beschouwen het als verspilling om ghi (geklaarde boter) te offeren in het vuur. Zij realiseren zich niet dat de voldoening van het uitvoeren van een dergelijk ritueel niet in geld is uit te drukken. De veda's verklaren dat het uitvoeren ervan het welzijn en de vrede in de wereld zullen bevorderen. Het offeren van ghi in het vuur is een symbool. Het staat voor het offeren van het ego aan God.
De pundits waren zeer onder de indruk van de wijze waarop het offerritueel werd uitgevoerd en zij die zelf vaak al tientallen jaren toespraken hielden aangaande de veda's, stonden versteld van de diepzinnige uitleg die Sai Baba gaf van bepaalde onderwerpen.
Toen zi j huiswaarts keerden, waren zij ervan doordrongen dat de woorden die Baba had gesproken, juist waren: 'Laat je niet misleiden. Ik ben niet degene die deze offerande uitvoert. Ik ben degene die de offergaven in ontvangst neemt en de beloning toekent.'
Velen waren namelijk naar de ashram gekomen met het idee dat Sai Baba slechts een goochelaar of iets dergelijks was. Bij hun vertrek waren zij ervan overtuigd dat hij een Avatar was.

Zes weken later, op Sai Baba's verjaardag, werd de Academie voor Vedische en Sanskriet Studie opgericht (1962). Baba had besloten tot de oprichting van deze academie omdat hij vond dat er meer vedische geleerden moesten komen om dharma te verbreiden. De opleiding startte dat jaar met twintig studenten en Baba besteedde veel aandacht aan hen, aan hun gezondheid, discipline en karakter, want zij moesten de steunpilaren worden van dharma; zij zouden de leiders van het land moeten worden. Zijn aandacht voor deze studenten hield ook in dat hij speciaal voor hen een aantal toneelstukken schreef, gebaseerd op de levens van allerlei personen uit de heilige geschriften. Toen het moment was gekomen waarop de studenten deze stukken zouden gaan opvoeren, verdeelde Baba zelf de rollen, begeleidde de repetities en ontwierp de kostuums. Hij liet allen de volledige tekst leren, dus ook de gedeelten die zij niet zelf hoefden te spreken, en hij repeteerde met alle deelnemers de vele liederen die hij had gecomponeerd. Op deze manier namen allen de waardevolle leringen volledig in zich op.
Aanvankelijk floreerde deze academie, maar in later jaren bleken er steeds minder jongeren bereid zich uit eigen vrije wil te verdiepen in de heilige geschriften. Dit leidde ertoe dat de academie tenslotte moest worden gesloten.

De neergang in moraal wordt veroorzaakt door verwaarlozing van de discipline die in de veda's wordt voorgeschreven. Het is daarom belangrijk dat jongens worden ingewijd met het upanayanam-ritueel, een inwijding in het geestelijke leven die volgens de geschriften moet worden gedaan door het aanleren van de gayatri-mantra vóór zij verlangen ontwikkelen naar zintuiglijk plezier.
Een mantra is een heilig woord of een combinatie van heilige woorden in het Sanskriet, die een geestelijk heilzame trilling bezit en die kracht krijgt door veelvuldig herhalen. Letterlijk betekent mantra: dat wat je kan redden wanneer je erop mediteert. Mantra's zijn afkomstig uit de veda's en de belangrijkste mantra is de gayatri. Hierin wordt niet gevraagd om gezondheid en rijkdom, geluk of overwinning, maar om het ontwaken van het hoger bewustzijn. Deze mantra is de sleutel tot spirituele vooruitgang en luidt als volgt:

Om bhur bhuva svaha
Tat savitur varenyam
Bhargo devasya dhimahi
Dhiyo yo nah prachodayat (
11).

Afhankelijk van de kaste moet de inwijding plaatsvinden vóór het achtste, elfde of twaalfde levensjaar. In die tijd leidde dit ritueel een kwijnend bestaan en dat was te wijten aan de ouders, die niet meer de moeite namen hun kinderen te laten inwijden. Daarom kondigde Sai Baba aan dat dit ritueel voortaan jaarlijks zou worden uitgevoerd onder zijn leiding. De eerste keer, dat was in 1963, kwamen er slechts dertig jongens om te worden ingewijd, maar in 1964 waren het er al driehonderd en in 1965 meer dan 450. Onder hen bevonden zich ook alle jonge mannen uit de Ratnakaram-familie, daartoe aangezet door Easwaramma. Baba maakte er ieder jaar een groot feest van en hij voerde alle rituelen nauwgezet uit overeenkomstig de geschriften. De eerste keer bleken er zestien van de dertig jongens nog geen gaatjes in hun oren te hebben en dat ritueel behoorde vooraf te gaan aan het upanayanam-ritueel. Daarom boorde hij persoonlijk gaatjes in hun oren. De priesters, die met veel ouders waren meegekomen, wezen hem erop dat de moeder achter de jongen moest staan tijdens de daaropvolgende ceremonie. Zij moest namelijk op een gegeven moment de eerste hand rijst schenken aan de jongen.
'Ik zal hun moeder zijn,' antwoordde Sai Baba. 'Sommige jongens hebben geen moeder meer. Als zij andere jongens met hun moeder zien, zullen zij huilen om hun eigen rampspoed. Ik wil niet dat er ook maar één jongen huilt tijdens het ritueel waarin hem de gayatri-mantra wordt gegeven, die juist smart wegneemt. Laten wij daarom geen moeders bij de jongens zetten. Ik zal de moeder zijn. Ik zal hun handen vullen met geschenken.' Ook toen het aantal jongens in de jaren daarna sterk toenam, nam Baba er de tijd voor om bij ieder afzonderlijk het heilige koord om de hals te hangen en de heilige mantra in het oor te fluisteren. Daarna deden de jongen en zijn ouders pada-puja. Dit is het aanraken van de voeten van de goeroe als symbool van de overgave van het ego aan de Heer. Vervolgens hielden enkele pundits een toespraak, gevolgd door een toespraak van Baba, en tot slot ontvingen alle jongens en hun ouders geschenken. Vaak benadrukte Baba in zijn toespraak dat het niet de bedoeling was dat alleen de kinderen de gayatri herhaalden, maar dat ook de ouders dat moesten doen. De gayatri zou hen allen beschermen op hun verdere levenspad.

Dit was nog niet alles wat Sai Baba wilde verwezenlijken met betrekking tot de veda's. Tijdens een van zijn reizen in 1964 deelde hij de met hem meereizende pundits en andere geleerden mee dat hij had besloten tot de oprichting van een Academie van Vedische Geleerden, bedoeld voor heel India. Deze academie werd officieel opgericht tijdens de vuurofferceremonie van J Dasara 1965. Tijdens een van zijn toespraken zei Baba: 'De veda's zijn de wortels van dharma. (..) Zij veranderen alle handelen in aanbidding van de Allerhoogste en redden de mens van eindeloze verlangens en onverklaarbare smart.' De tweehonderd aanwezige pundits kregen ieder een district toegewezen als werkterrein en het Centrale Comité van pundits zou toezicht houden op het programma en de voortgang. De pundits moesten toespraken gaan houden voor de grote massa en zij moesten zelf het goede voorbeeld geven door te leven overeenkomstig de leringen. Het Centrale Comité organiseerde ook seminars voor de pundits waarop onderwerpen werden aangedragen waarover zij zouden kunnen spreken en waarop methodes werden aangeleerd om de stof te presenteren. Dat moest namelijk op eenvoudige wijze, in de taal van het volk, en de inhoud moest nuttig zijn voor het dagelijks leven. Het enthousiasme was groot en in de jaren daarna waren er steeds meer deelstaten die een eigen afdeling oprichtten. De pundits gingen over het algemeen niet alleen op pad. Meestal werden zij vergezeld door musici, zangers, dichters en verhalenvertellers. Wanneer zo'n groepje gedurende drie of vier dagen een bepaalde plaats bezocht, slaagden zij er onveranderlijk in om de mensen met muziek, zang en toespraken weer bewust te maken van hun spirituele erfenis. Voorheen was het aantal belangstellenden bij een lezing van een pundit op de vingers van één hand te tellen, maar nu kwamen er in de steden tienduizenden naar de bijeenkomsten en in de dorpen kwam vrijwel iedereen.

Enkele hoofdstukken eerder werd gesproken over in trance raken en over verschijnen in andere lichamen om mensen te helpen. Maar soms verscheen Sai Baba ook in zijn eigen gedaante op een plaats die ver verwijderd was van de plek waar hij zich officieel bevond, zoals blijkt uit de volgende voorbeelden.

Het eerste geval heeft betrekking op Sri Laksh Kumar, een academicus die later onderwijsinspecteur werd in de deelstaat Arunachal Pradesh. Op een dag ontving hij per post een pakje met daarin drie boeken die hij nooit had besteld, namelijk een boek over het leven van Sathya Sai Baba, een dun uitgaafje met een van zijn lezingen, en een bundel citaten uit zijn toespraken. Hij had reeds eerder iets over Sai Baba gehoord en hij had ook een artikel over hem in een tijdschrift gelezen, maar hij vond het allemaal niet echt interessant. Hij zette de boeken daarom ongelezen in zijn kast.
Nu had hij de gewoonte ontwikkeld om rond middernacht op te staan en dan een paar uur te gaan zitten lezen voor hij weer ging slapen. Toen hij op een keer tijdens het lezen zijn ogen even sloot om geconcentreerd na te denken en ze daarop weer opende, zag hij iemand zitten in de stoel naast zich. Hij was niet eens echt verbaasd, maar hij wilde wel weten wie die man was. Voor hij dat kon vragen, sprak de man: 'Wees niet bang voor mij,' en dat herhaalde hij nog tweemaal. En hij vervolgde: 'Ik heb je een paar boeken gestuurd.'
Nu herkende hij Baba van de foto's die hij gezien had en hij antwoordde: 'Ja, ik heb een paar boeken ontvangen...'
Baba viel hem in de rede met de woorden: 'Lees ze!'
'Ze zijn niet van belang. Het is rommel. Ze zijn voor mij niet interessant.'
Vriendelijk drong Baba aan: 'Toch zal iets erin wel de moeite waard zijn. Lees ze in ieder geval één keer.'
Omdat hij zich realiseerde dat het eigenlijk verkeerd was om deze boeken zonder ze eerst gelezen te hebben als 'rommel' te bestempelen tegenover degene die ze hem had toegezonden, zei hij: 'Ik zal ze lezen,' en hij stond op om ze te gaan halen. Toen hij terugkwam in de kamer was Sai Baba verdwenen.

Toen hij tien dagen later weer midden in de nacht zat te lezen en even zijn ogen sloot om na te denken, verscheen Baba weer. Hij zat in dezelfde stoel als de vorige keer en zei: 'Ik weet dat je die boeken gelezen hebt.'
'Ja, ik heb de boeken gelezen.'
'Ik weet vrijwel zeker dat je ze boeiend vond. Ik wist dat je ze interessant zou vinden.' Een feit was dat hij de boeken inderdaad met grote belangstelling had gelezen. Bij lezing was hem namelijk gebleken dat in deze boeken alle grote waarheden uit de heilige gesehriften en uit de Oosterse en Westerse filosofie uiterst helder en duidelijk werden uiteengezet.
Toen zei Baba: 'Waarom gaje ze niet vertalen?'
'Dat zou heel moeilijk zijn.'
'Ja, het zal moeilijk zijn, maar ik weet zeker dat je het zult doen. '
Laksh Kumar stond op en ging naar de andere kamer om de boeken en een stapeltje papier te halen en toen hij terugkwam was Baba wederom verdwenen. Toen realiseerde hij zich dat hij vergeten was hem te vragen in welke taal hij die boeken moest vertalen - in het Hindi of het Adi? Het leek hem zeer waarschijnlijk dat Sai Baba Adi had bedoeld, de streektaal, en dus begon hij te vertalen in het Adi.
Toen hij twee weken later zat te zwoegen op de vertaling van een bepaald woord verscheen Baba weer. Het was omstreeks middernacht. Vanuit de inmiddels bekende stoel zei hij: 'Je bent begonnen met vertalen?'
Hij keek op en zei: 'Het lukt niet. Ik ben niet tevreden. Het is erg moeilijk '
'Je kunt het heel goed. Waarom zou je ermee stoppen. Natuurlijk is alles wat de moeite van het doen waard is, moeilijk. Je kunt het; je hebt het al gedaan. '
Baba verdween en Laksh Kumar ging met nieuwe moed aan de slag. Hij voltooide de vertalingen en ontdekte tezelfdertijd dat hij innerlijk veranderd was. Hij werd niet meer zo snel kwaad en stond veel sneller klaar om anderen te helpen.

Ook in het tweede voorbeeld was Baba in zijn eigen gedaante op twee plaatsen tegelijk.
Op zondag 13 december 1964 beyond Sai Baba zich als gast in het paleis van de raja van Venkatagiri. Hij was daar reeds enkele dagen eerder aangekomen in verband met een druk programma vol toespraken. Je kunt wel stellen dat de devotees hem geen moment uit het oog verloren in al die dagen. Maar Baba had besloten een bezoek te brengen aan de familie Rao in Manjeri. Zij waren volgelingen van Sai Baba van Shirdi, maar zij hadden in hun puja-kamer (gebedsruimte) ook een foto van diens huidige belichaming. Dit bezoek gold in eerste instantie Sailaja, het achtjarige dochtertje van de familie. Een jaar eerder had Baba haar genezen van een hardnekkige vorm van eczeem aan haar voet nadat zij hem dit zittend voor zijn foto had gevraagd.
Daarom klopte Sai Baba op diezelfde zondag 's morgens om acht uur aan bij de familie Ram Mohan Rao in Manjeri. Dit stadje lag hemelsbreed bijna duizend kilometer van Venkatagiri en naar menselijke maatstaven kon Baba dus onmogelijk even daarheen gegaan zijn vanuit Venkatagiri. Het dienstmeisje, dat opendeed, ging de Rao's vertellen dat er een sadhu (iemand die door de bevolking als heilige wordt beschouwd) voor de deur stond. Zij kwamen daarop zelf naar de voordeur en waren zeer verrast om Sai Baba te zien, raakten zijn voeten aan en nodigden hem uit om binnen te komen. Toen zij langs de puja-kamer liepen, zei Baba dat hij daar graag wilde gaan zitten.
Toen zij eenmaal zaten, zei hij met een blik op hun dochtertje: 'Ik ben vandaag naar jullie toegekomen omdat ik erg ingenomen ben met de toewijding van Sailaja.'

Daama vroeg hij aan Rao: 'Wil je de devotees die in de omgeving wonen, roepen. Dan zullen wij gezamenlijk bhajans zingen en zal ik hen toespreken.'
Toen de buren hoorden dat Sai Baba er was, kwamen zij onmiddellijk en zij zongen enige tijd bhajans. Daarna sprak Baba met ieder afzonderlijk en hij deed dat in hun moedertaal. Met Rao sprak hij in het Tamil, met zijn vrouw in het Kannada en met Sailaja en de anderen in het gemengde dialect van Tamil-Malayalam, de taal van die streek van Kerala. Sailaja vroeg hem om een bhajanboek en Baba antwoordde: 'Palghat Menon heeft vierhonderd bhajanboeken, gedrukt in het Malayalam, meegebracht naar Prasanthi Nilayam. Ik zal je er een van geven.'
Vervolgens maakte hij de gebruikelijke draaiende handbeweging en overhandigde haar een exemplaar van het boek, dat nog niet in die streek was verspreid. Tegen haar ouders zei hij dat Menon binnenkort nog twee exemplaren van dit boek voor hen zou meebrengen. Hij materialiseerde voor hen een japamala (bidsnoer) van heel kleine schelpen, die hij om de foto van zichzelf hing. Een van de aanwezigen bij het bhajan zingen was de weduwe van Madhavan Nair, de oprichter van het bekende Malayalam dagblad Mathrubhoomi. Zij klaagde tegen Baba over haar suikerziekte: 'Ik krijg zakken vol rijst van mijn velden, maar ik kan er geen korrel van eten.'
Hij legde haar uit dat deze ziekte het gevolg was van haar karma uit het verleden. Om haar toestand tijdelijk te verbeteren, materialiseerde hij voor haar een medicijn. Daartoe vroeg hij Rao om een leeg glas. Zodra hij het van hem aanpakte, was het gevuld met een roze vloeistof. Hij overhandigde haar het glas met de woorden: 'Neem hier gedurende drie dagen driemaal per dag wat van in. Daarna zul je net zoveel rijst kunnen eten als je wilt.' Onder de bezoekers bevond zich ook een cynicus, die absoluut niet geloofde in Sai Baba. Schertsend vroeg Baba aan Rao om een schaar, overhandigde die aan de cynicus en vroeg hem: 'Wil je een enkele haar van mijn hoofd afknippen.'
De man probeerde te voldoen aan Baba's verzoek, maar slaagde er niet in ook maar een haar af te knippen. Daarop liet Baba een grotere schaar brengen, maar ook toen lukte het hem niet. Daarna boog de man het hoofd en vertrok zonder een woord te zeggen.
Na een kleinigheid te hebben gegeten, zei Baba omstreeks elf uur: 'Nu moet ik gaan, want er wachten veel mensen vol verlangen op mijn komst in Kalahasti.' Niemand van de aanwezigen wist overigens dat Kalahasti in de omgeving van Venkatagiri lag.
'Ik verlaat nu het huis, maar ik wil jullie verzoeken mij niet te volgen.' Vanuit het huis zagen zij hem weglopen en opeens was hij verdwenen, een feit waarover nog lang werd nagepraat.
Dit is nog niet het einde van het verhaal. Op 24 december - de dag waarop Baba van Venkatagiri terugkeerde naar Brindavan gingen de Rao's 's middags op bezoek bij vrienden. Zij voelden zich namelijk wat eenzaam aangezien Sailaja bij haar grootvader in Mangalore was. Toen zij om ongeveer half zeven terugkwamen, zagen zij vanuit de verte reeds dat er licht brandde in hun huis. Geschrokken controleerden zij eerst de sloten van de deuren, maar die waren intact. Er kon dus geen dief binnen zijn. Daarna gingen zij hun huis binnen. Alles zag er gewoon uit, alleen brandde overal het licht. Toen zij de puja-kamer binnengingen, ontdekten zij dat Sai Baba daar was. Zij waren enorm opgelucht en Baba zei: 'Ik ben gekomen omdat jullie je eenzaam en bedrukt voelden. Laten wij bhajans zingen. Als Sailaja hier was geweest, zou zij graag meegezongen hebben.' Nadat zij een aantal bhajans gezongen hadden, praatten zij nog wat, nuttigden enig voedsel en gingen daarna slapen.
De volgende ochtend nam Baba een bad, ontbeet samen met de Rao's en praatte met hen over spirituele zaken. Hij materialiseerde een japamala van rudraksha-pitten en hing die om de hals van zijn gastheer.
'Draag deze,' zei hij, 'tijdens je ochtend- en avondgebed. Daarna moet je de japamala over mijn foto hangen.'
Op deze foto zou zich enige tijd daarna een grote hoeveelheid vibhuti (heilige as) materialiseren, maar dat wisten zij op dat moment nog niet.
Toen de buren hoorden dat Baba er weer was, kwamen zij snel naar het huis van de Rao's om bhajans te zingen. Totaal waren er op een gegeven moment meer dan honderd mensen aanwezig. Een aantal van hen kon zelfs het huis niet binnen en moest buiten meezingen. Later sprak Baba met de meeste van de aanwezigen persoonlijk. Om twaalf uur deed hij de arati en deelde daarna prasad uit. Aangezien Rao niet op Baba's komst had gerekend, had hij nauwelijks iets in huis dat als prasad kon dienen. Hij kwam niet verder dan een half pond dadels, maar dat bleek in Baba's handen ruimschoots voldoende om alle aanwezigen een royale hoeveelheid prasad te geven. Toen de meeste bezoekers weer waren vertrokken, aten zij wat en daarna trok Baba zich voor enkele uren terug. Na de thee, omstreeks vijf uur, zegende hij de Rao's, verliet het huis en verdween weer even plotseling als de vorige keer.
Enkele jaren na deze gebeurtenissen zouden de Rao's voor de eerste keer naar de ashram komen en zij zouden dan hun zoon meebrengen, wiens geboorte door Baba tijdens zijn bezoek reeds was voorspeld.

Sommige critici zeggen dat Sai Baba kostbare kleding draagt terwijl er zoveel armoede in India is. Nu krijgt hij zijn kafni's meestal als geschenk van toegewijde devotees, maar toch heeft hij eens naar aanleiding van dergelijke kritiek gezegd: 'Zou ik heiliger zijn in vodden?' De wijze, zegt Sai Baba, ziet hem niet als iemand die de ene dag een gele kafni draagt en de volgende dag een rode, 's zomers katoen en 's winters zijde. De wijze dringt door tot de onveranderlijke waarheid achter Baba's naam en vorm en hij ziet dat het lichaam een 'kledingstuk' is dat gedragen wordt met een doel.
Toen Sai Baba op 23 november 1966, de dag van zijn veertigste verjaardag, naar de Poornachandra hal liep, droeg hij over zijn kafni een schitterende sjaal van gouddraad waarin de woorden 'Sai Ram' 1008 maal waren geweven. Hij was gemaakt door een wever die deze heilige naam voortdurend had herhaald tijdens het weven en Baba droeg hem omdat hij het product was van zuivere toewijding.
Net als andere jaren deelde Baba prasad uit aan de devotees en deze keer was dat een laddu (snoepgoed in de vorm van een balletje). Er waren ongeveer vijftienduizend devotees en het uitdelen kostte hem enkele uren. Alles verliep in volkomen harmonie en er was eigenlijk maar één klein incident. Er was namelijk een man die iedere keer op een andere plaats ging staan om op die manier nog een laddu te krijgen uit Baba's handen. Op een gegeven moment zei Baba tegen hem, toen hij hem weer een laddu overhandigde: 'Dit is de vijfde die ik je geef. Ik denk dat het zo wel genoeg is!'

Sai Baba deelt wel vaker dergelijke speldenprikken uit om iemand te corrigeren en hij doet dat meestal op zo'n manier dat alleen de persoon in kwestie het hoort. Dat overkwam ook de klarinet-virtuoos A.K.C. Natarajan uit Tiruchy. Alleen heeft hij dit verhaal later zelf vol trots rondverteld!
Hij was pas verhuisd en Sai Baba had hem beloofd een bezoek te brengen aan zijn nieuwe huis. Baba sprak met hem af dat hij op 3 februari 1964 's avonds om acht uur zou komen. Ruim voor achten die avond arriveerde Baba's gezelschap met enkele auto's bij de Cauvery brug en daar liet Baba de auto's twee uur lang wachten. Op de vraag van zijn medereizigers naar de reden daarvan gaf hij geen antwoord. Pas om enkele minuten voor tienen gaf hij opdracht om naar het huis van Natarajan te rijden. Wat was er nu gebeurd? Het nieuws van zijn bezoek was uitgelekt en er kwamen steeds meer mensen naar het huis van Natarajan. Deze was daar helemaal niet blij mee. Die menigte voor de deur bedierf het uitzicht op het nieuwe huis. Toen kreeg hij een idee. Hij zette een groot bord in de tuin met daarop de mededeling: 'Baba komt na tien uur'. Dat hielp. De meeste mensen besloten nog enkele uren naar huis te gaan. Natarajan wachtte vol spanning op zijn gast. Het werd halfnegen, negen uur, halftien, maar Baba kwam nog steeds niet opdagen. Langzaam maar zeker stroomde de mensenmenigte weer toe en om precies tien uur arriveerde Sai Baba. Zachtjes vroeg hij aan Natarajan: 'Wie heeft jou gevraagd om aan te kondigen dat ik pas na tienen zou komen?'

Achter het kolossale beeld van Gomateshvara in Sravanabelagola (
12) ligt het dorpje Kothnaghatta. In 1968 kwamen er twee jongens uit dit dorp naar Baba toe en deze sprak enige tijd met hen. Aangezien zij een lange reis hadden moeten maken om bij hem te komen, zei Baba tot slot: 'Ik hen altijd in jullie dorp. Jullie kunnen daar ook darshan krijgen. Waarom zouden jullie hierheen komen?'
Gelukkig, maar ook bedroefd omdat zij niet langer konden blijven, keerden zij na enkele dagen terug naar hun dorp. Daar vertelden zij de mensen over Baba en samen met een aantal anderen begonnen zij in de dorpstempel de bhajans te zingen die zij in Prasanthi Nilayam hadden gehoord.
Nu bevond zich in deze tempel een marmeren lingam, die een dorpeling zo'n honderd jaar geleden had meegebracht uit de heilige stad Kashi. Hij had er zelfs twee meegebracht en hij had voor de ene een tempel gebouwd in zijn eigen dorp en voor de andere een tempel in het naburige Kantharajapura. Bovendien had hij onderkomens laten bouwen voor pelgrims en waterputten laten slaan. De lingam in Kothnaghatta was ongeveer dertig centimeter hoog en hij werd dagelijks door vele dorpelingen aanbeden. Al heel snel nadat zij begonnen waren met het zingen van bhajans, viel het de priester op dat de lingam aan het veranderen was. Er ontstonden binnenin nieuwe lijnen en kleuren. Iedereen was erg benieuwd wat er aan de hand was en velen kwamen iedere dag kijken. Binnen een week kon men in de lingam de duidelijke afbeeldingen van Sathya Sai Baba en van zijn vorige lichaam zien en dat is nu nog steeds het geval! Geregeld stuurt Baba bezoekers naar Kothnaghatta om daar zijn darshan te krijgen. De dorpelingen zingen er dagelijks bhajans en Baba's verjaardag wordt er op grootse wijze gevierd.

In verband met het Mahashivaratri-feest (
13) op 9 maart 1967 zou er een speciaal nummer uitkomen van het maandelijkse tijdschrift Sanathana Sarathi. Toen Kasturi aan Baba vroeg hoe het omslag van dit nummer er moest gaan uitzien, pakte deze pen en papier en tekende vijf driekwart cirkels met daartussen bloemblaadjes. Hierdoor ontstond een binnencirkel waarin Baba's foto kon worden afgedrukt. In de vijf uitrondingen tekende hij de symbolen van de vijf oudste nog bestaande godsdiensten van India: het hindoeïsme, het boeddhisme, het zoroastrisme (in India bekend als het parsisme), de islam en het christendom. Alle andere religies van India zijn òf tamelijk nieuw òf voortgekomen uit dezelfde stam. Ofschoon voor deze speciale gelegenheid in de binnencirkel dus Baba's foto zou worden afgedrukt, tekende hij in deze cirkel de traditionele lamp die uitloopt in een geopende lotus. De lotus is het symbool van onthechting, van het streven van de mens naar verlichting. De lotus staat met zijn wortels in de modder, de stengel is omgeven door water, de bladeren drijven op het water en de bloem rijst enigszins boven het water uit. De bloem komt nooit in aanraking met het water en vanaf haar plaats erboven neemt zij de zonnestralen in zich op en bloeit. De geestelijke aspirant is ook uit deze aarde geboren en leeft omgeven door de wateren des levens. Ook hij moet boven het water uitrijzen om de verlichtende zonnestralen in zich te kunnen opnemen en zo de lotus van zijn hart tot bloei te kunnen brengen. De lotus kan niet buiten het water, want dan sterft hij, maar als er water op de bloem terechtkomt, dan druipt dat er direct weer af. Zo is het ook met de spirituele aspirant. Ook hij moet niet door het leven geraakt en beïnvloed worden. Hij moet wel in de wereld leven, maar de wereld moet niet in hem leven, want gehechtheid brengt slechts verdriet. 'Wees als de lotus op het water: erop, niet erin.'
In dit door Baba getekende embleem kwamen het universele karakter van zijn leringen en de eenheid van alle godsdiensten tot uitdrukking. Het zou bekend worden als het sarva dharma-embleem, het alle godsdiensten-embleem. Voor het Westen gaf Baba later toestemming om de Davidster, het symbool van het jodendom, toe te voegen. Voor India was dat niet nodig, want daar beschouwt men het kruis ook als het symbool van de joodse godsdienst.
In de negentiger jaren zou er een nieuw embleem worden ontworpen. Het zou - naast de lotus - de fundamentele waarden bevatten die aan alle godsdiensten ten grondslag liggen, namelijk sathya, dharma, shanti, prema en ahimsa en die termen zouden in de taal van het land worden opgenomen. Voor Nederland zou het er aldus gaan uitzien:

Oppervlakkig gezien verschillen de meeste godsdiensten aanzienlijk van elkaar, maar dat is slechts schijn. In essentie zijn zij alle gelijk. Alle geloven zoeken een en dezelfde God en alle leren de mens dat hij zijn medeschepselen moet liefhebben en moet dienen. Zij kunnen God aanroepen bij verschillende namen, rituelen kunnen verschillen, maar de basis is en blijft dezelfde: liefde van allen voor allen. De vijf basiswaarden vormen de essentie van alle godsdiensten. Alle gedachten, woorden en daden moeten gebaseerd zijn op deze waarden. Wanneer men deze waarden aankweekt en in praktijk brengt, zal men God, de wereld en zichzelf dienen en zo zal men het bewustzijn verwerven dat alles één is, alles God. Deze waarden staan niet los van elkaar. Wanneer men er één in praktijk brengt, zal men de andere automatisch verkrijgen. 'Waar liefde is daar is vrede, waar vrede is daar is juist gedrag, waar juist gedrag is daar is waarheid, waar waarheid is daar is God, waar God is daar is gelukzaligheid.' 'Wanneer je je houdt aan deze vier principes ontstaat geweldloosheid als het natuurlijk gevolg.'

Aangezien Sai Baba steeds vaker in Bombay kwam, startte in november 1967 de bouw van een vaste verblijfplaats voor hem in een buitenwijk van deze stad, niet zo ver van het internationale vliegveld vandaan. Het moest een fraai staaltje van architectuur worden en het zou Dharmakshetra (verblijfplaats van rechtschapenheid) gaan heten. Bovendien zou het het hoofdkwartier worden van de Seva Organisatie van de deelstaat Maharashtra. Seva betekent 'onbaatzuchtige dienstverlening'. Op 3 november verrichtte Baba in het bijzijn van dertigduizend belangstellenden de voorgeschreven rituelen en legde hij de eerste steen. Onder deze eerste steen legde hij een zilveren plaat met mystieke symbolen, die hij op dat moment materialiseerde. Vervolgens hees hij de vlag en onthulde hij een gedenkplaat. Begin mei 1968 was het ronde, witte gebouw in de vorm van een lotus gereed. Het bevatte enige kamers voor Baba, enkele gastenverblijven, een keuken en een gebedshal. Enkele jaren later zouden er nog een oogkliniek en een bibliotheek komen, alsmede een scholencomplex dat voornamelijk bestemd zou zijn om jonge drop-outs gratis een beroep te laten leren. Ook zou er een grote zuil uitlopend in een lotus worden opgericht als symbool van de eenheid van alle godsdiensten.
De inwijding van het gebouw zou plaatsvinden op 12 mei en op 16 mei zou de Eerste Wereld Conferentie van Sri Sathya Sai Seva Organisations beginnen, eveneens in Bombay. Voor deze gelegenheid reisden vrijwel alle bewoners van Prasanthi Nilayam en vrijwel Baba's voltallige familie per bus en trein naar Bombay. In de dagen na de opening van het Dharmakshetra kwamen de devotees uit alle delen van het land en zelfs uit vele andere landen in groten getale naar de stad. Treinen en bussen uit Madras, Trivandrum, Bangalore, Nagpur, Delhi, Lucknow en alle omliggende dorpen arriveerden afgeladen in de hoofdstad. Over zee en door de lucht kwam men uit Singapore, Djakarta, Manilla, Koeweit, Dubai, Casablanca, Mombasa, Nairobi, Kampala en Malta, uit Hongkong, Teheran en Tokio, uit Amerika, Peru en Brazilië. Dit was de eerste keer dat er een wereldconferentie werd gehouden van de devotees van een Avatar in aanwezigheid en onder leiding van de betreffende Avatar. In de toekomst zouden er nog vele van dergelijke conferenties volgen. In de dagen tussen de opening en de conferentie hield Sai Baba op verscheidene plaatsen in de stad toespraken, die werden bezocht door honderdduizenden belangstellenden. Tijdens de vier dagen van de conferentie spraken afgevaardigden uit alle staten van India over de activiteiten op het gebied van bhajans, studiekringen, seva en onderwijs in hun deelstaat en er werden vele rapporten gepresenteerd. Ook afgevaardigden uit vele andere landen voerden het woord en zij allen spraken het verlangen uit dat Baba hun land zou bezoeken. Ook Baba hield verscheidene toespraken en tijdens een van die toespraken vertelde hij iets over zijn ware aard. Hij zei onder andere:

'Waarlijk, jullie kunnen de aard van mijn Werkelijkheid niet begrijpen, vandaag niet en zelfs niet na duizend jaar van aanhoudende boetedoening of vurig onderzoek, zelfs al zou de gehele mensheid aan die poging deelnemen. Maar spoedig zullen jullie kennisnemen van de gelukzaligheid die wordt uitgestort door het Goddelijk Principe dat dit heilige lichaam en deze heilige naam heeft aangenomen. Het lot dat jullie deze mogelijkheid zal bieden, is jullie nog veel beter gezind dan de kluizenaars, monniken, wijzen, heiligen en zelfs de persoonlijkheden die facetten van de goddelijke glorie hebben belichaamd! Daar ik mij onder jullie beweeg, net zoals jullie eet en tot jullie spreek, worden jullie misleid om te denken dat ik slechts een gewoon mens ben. Wees gewaarschuwd voor deze vergissing. Ik misleid jullie ook doordat ik met jullie zing, met jullie spreek en activiteiten met jullie onderneem. Maar op elk moment kan mijn goddelijkheid aan jullie worden geopenbaard; jullie moeten gereed zijn, voorbereid op dat ogenblik. Daar het goddelijke gehuld is in het mens-zijn moet je proberen maya (de misleidende begoocheling) te overwinnen die dit voor je ogen verbergt. Dit is een menselijke vorm waarin elke Goddelijke Entiteit, elk Goddelijk Principe, te weten alle namen en vormen die de mens aan God heeft toegeschreven, manifest is. Laat je niet door twijfel afleiden. Als je op het altaar van je hart maar een vast geloof in mijn goddelijkheid plaatst, zul je al een visioen van mijn Werkelijkheid kunnen krijgen. Als je daarentegen heen en weer zwaait als de slinger van een klok, het ene ogenblik devotie, het andere ogenblik ongeloof, dan zul je er nooit in slagen de waarheid te begrijpen en die vreugde te verwerven. Jullie boffen heel erg dat jullie de mogelijkheid hebben om de vreugde van het visioen van de vorm die alle vormen van alle goden is, nu, in dit leven zelf, te ervaren.'

De kranten wisten niet goed wat zij met Sai Baba aan moesten. Sommige journalisten gingen op zoek naar schandaaltjes, anderen probeerden zijn boodschap te begrijpen. Op verzoek van de kranten en tijdschriften ontving Baba een dertigtal journalisten en beantwoordde hun vragen. Op zijn beurt adviseerde hij hun, niet de nadruk te leggen op alles wat fout gaat in onze samenleving en zich niet bezig te houden met vleierij of stokerij, maar te schrijven over voorbeelden van dienstverlening en opoffering.

Easwaramma had het in deze dagen niet gemakkelijk. Drommen mensen benaderden haar met het verzoek om iets te vertellen over Baba's jeugd. Baba's broer Seshama vertaalde de vragen voor haar in het Telugu en vervolgens de antwoorden weer in het Engels. Het was voor haar een hele opluchting toen zij een paar dagen na het einde van de conferentie Bombay verlieten om nog enige andere steden te bezoeken voor zij terugkeerden naar Puttaparthi. Naar aanleiding van de smeekbeden van devotees beloofde Baba ieder jaar naar Bombay te komen voor de viering van de herdenking van de inwijding van het Dharmakshetra.

De mensen zijn samen op weg naar God en alleen door samenwerking kan men verder komen. Samenwerking neemt daarom in Baba's leringen een belangrijke plaats in. Samenwerking in groter verband is niet mogelijk zonder discipline en regels en daarom is een zekere vorm van organisatie nodig. Het was in deze jaren dat de Sai-organisatie langzaam maar zeker van de grond kwam. Het begon halverwege de jaren zestig met de oprichting van de Sri Sathya Sai Central Trust en de Sri Sathya Sai Seva Organisations en werd gevolgd door de verzelfstandiging van de ashram waarover verderop nog iets zal worden verteld. In die tijd werden ook de eerste grote conferenties belegd zoals de eerste All-India Conference in 1967 en het jaar daarop de Eerste Wereld Conferentie waarover zojuist geschreven is. In de volgende decennia zouden er nog vele stichtingen worden opgericht, regels en voorschriften worden opgesteld en grote bijeenkomsten volgen. Overigens wijst Baba er nadrukkelijk op dat de organisatie slechts middel is en geen doel, namelijk het middel om iedereen ervan bewust te maken dat het goddelijke in hem aanwezig is.

14. Bezoek aan Afrika

Naar aanleiding van vele verzoeken besloot Sai Baba in juli 1968 een kort bezoek te brengen aan Oost-Afrika. Een reis per vliegtuig over die eindeloze zee vond zijn moeder een bijzonder slecht idee. 'Veel te gevaarlijk,' was haar mening. De zee was immers bevolkt met gevaarlijke dieren zoals zeeslangen, haaien en walvissen. Aanvankelijk deed Baba er nog een schepje bovenop door haar te vertellen dat er in Afrika tot voor kort nog menseneters waren, maar daarna stelde hij haar weer snel gerust. Wanneer hij haar plaagde, deed hij dat alleen om haar horizon te verbreden en haar geloof te versterken.
'Er kan mij niets gebeuren. Als er gevaar was, zou ik dan Indulal Shah (
14) en Kasturi meenemen?'
Dit stelde haar enigszins gerust, maar toch nog niet volledig. Zij ging naar Kasturi voor meer informatie en deze vertelde haar dat er in Oeganda, Tanzania en Kenya schitterende natuurreservaten waren waar zij in het wild levende leeuwen, olifanten, bizons, nijlpaarden en struisvogels zouden kunnen zien. Nu had zij dergelijke dieren achter tralies gezien in de dierentuin van Mysore en deze mededeling van Kasturi stelde haar daarom beslist niet gerust. Zij waarschuwde Kasturi en later ook Baba herhaalde malen om toch vooral niet te dicht bij de leeuwen te komen en om de ramen van de auto dicht te houden.
Tijdens Baba's verblijf in Afrika logeerde zijn moeder bij een devotee in Bombay en vandaaruit belde zij hem enkele malen op om te horen of alles in orde was. En toen hij terugkwam, stond zij hem op te wachten op het vliegveld van Bombay.
Het verblijf in Afrika duurde van 30 juni tot 14 juli en het grootste deel van die tijd brachten Baba en zijn medereizigers door in Oeganda.
Op 30 juni rond het middaguur kwamen zij aan op het vliegveld van Nairobi waar zij werden verwelkomd door duizenden
belangstellenden. Vandaar ging het per auto over een afstand van 650 kilometer naar Kampala, de hoofdstad van Oeganda. Toen zij daar om half twee 's nachts arriveerden, bleek de bevolking overal in de straten bloemenbogen te hebben neergezet en spandoeken te hebben opgehangen om hen welkom te heten. Voor de bungalow van dr. Patel - waar Baba zou logeren stonden tweeduizend devotees hen op te wachten. Bhajans klonken op in de nacht en Sai Baba gaf de zozeer verlangde darshan.
In de dagen daarna gaf hij geregeld darshan en verscheidene malen gaf hij interviews in de bungalow van dr. Patel. Hij sprak Engels en Hindi met de leden van de Indiase gemeenschap, maar met de oorspronkelijke bewoners sprak hij in hun eigen landstaal, het Swahili. Tijdens de interviews materialiseerde hij vibhuti, ringen en medailles met de afbeeldingen van Jezus, goeroe Nanak, Zarathoestra en zichzelf. Talloze zieken, doven, blinden, verlamden en andere gehandicapten riep hij bij zich en enkelen genas hij.
Op 3 juli vertrokken zij met twee kleine vliegtuigjes van het vliegveld van Entebbe. Zij vlogen over het Victoria Meer en het Serengeti National Park en landden in de Ngorongoro krater. Overal waar Baba komt, willen de devotees hem van alles laten zien - en dat was nu dus ook het geval - maar Baba heeft er geen behoefte aan om plaatsen te zien. Hij is overal, altijd. Hij was naar Afrika gekomen om zijn taak uit te voeren, om de eenheid te propageren, en niet om het land te zien. Om de devotees te plezieren en om hun iets te leren, voldoet hij vaak aan hun verzoek. In de krater zagen zij op een gegeven moment een leeuwin naar een groepje giraffen lopen. Onmiddellijk begonnen de vogels de giraffen te waarschuwen en deze waarschuwden op hun beurt de buffels, zebra's en gnoes. Binnen enkele seconden waren zij alle in de verte verdwenen. Baba wees de anderen op deze wederzijdse dienstverlening. De mens prijst de voordelen van wedijver in de strijd om het bestaan, maar het dier leert hem samenwerking en dienstverlening als de ideale methode om te overleven. Na het bezoek aan de krater gingen zij naar Nairobi , waar zij nog enkele dagen bleven.
Terug in Kampala hield Baba verscheidene toespraken die ook op de televisie werden uitgezonden zodat de gehele bevolking kennis kon nemen van zijn leringen. Ook gaf hij weer vele interviews, deze keer met name aan een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders. In 1968 was Milton Obote president van Oeganda en generaal Idi Amin was de chef-staf van het leger. Deze laatste kreeg van Baba een privé-interview. Toen reeds adviseerde Baba Indiase devotees die in Oeganda woonden om het land spoedig te verlaten. Hij waarschuwde dat alle Indiërs binnen vier jaar gedwongen zouden worden om Oeganda overhaast te verlaten. Zij zouden dus beter nu reeds kunnen vertrekken, temeer daar zij dan hun wereldse goederen zouden kunnen meenemen. Weinigen volgden toen zijn advies op. In 1971 nam het leger onder leiding van generaal Amin de macht over. In 1972 kondigde deze af dat alle vijftigduizend Aziaten binnen drie maanden het land moesten hebben verlaten.
Aanvankelijk was het Baba's bedoeling geweest om op 10 juli de dag van de goeroe, Gurupurnima - terug te keren naar Bombay, maar op dringend verzoek stelde hij zijn vertrek nog enkele dagen uit. Op die dag verzamelden zich 25.000 mensen voor het zingen van bhajans en meer dan twee uur lang liep Baba tussen de rijen door waarbij hij ieder een handvol snoep en een pakje vibhuti gaf. Op een van de laatste dagen van hun verblijf in Oeganda brachten zij een bezoek aan het Murchison Falls National Park en maakten zij een tocht per motorboot over de Nijl. Onderweg naar het park reed de chauffeur van de auto waarin Kasturi en twee anderen zaten, veel te hard en in een bocht sloeg de auto over de kop. Hij kwam voor de deur van een ziekenhuis tot stilstand en daar werden alle vier de inzittenden behandeld aan snijwonden en dergelijke. De auto waarin Baba zat, was op dat moment al zo'n vijftig kilometer verder en Baba zei tegen de andere inzittenden: 'De tweede auto heeft problemen. Zij zullen hun reis voortzetten in een taxi.' Toen zij tenslotte per taxi arriveerden, deed Baba onmiddellijk vibhuti op de grote snee die Kasturi in zijn voorhoofd had en materialiseerde hij voor hem en de anderen zalf en tabletten. Tijdens hun tocht over de Nijl zagen zij nijlpaarden, olifanten en honderden krokodillen. Zij konden goed zien hoe de krokodillen hun bek opensperden om vogeltjes de gelegenheid te geven hun tanden te reinigen van parasieten en rottende voedselresten. Ook nu wees Sai Baba de anderen op deze vorm van wederzijdse dienstverlening.
Op 14 juli werden zij door duizenden mensen uitgeleide gedaan op het vliegveld van Entebbe. Via Nairobi vlogen zij terug naar Bombay waar zij werden opgewacht door meer dan tienduizend devotees.

Slechts een week na zijn terugkeer uit Afrika wijdde Baba het Sri Sathya Sai Arts and Science College for Women in Anantapur in. Zijn moeder was hier erg blij mee. In de loop der jaren had zij geleerd het vooroordeel dat het onvrouwelijk zou zijn om te studeren, los te laten en er kwam een tijd dat zij het betreurde dat zij nooit had leren lezen en schrijven. 'Swami, je hebt hier goed aan gedaan!' zei zij tegen Baba. 'Vrouwen moeten even goed geschoold zijn als mannen. Wanneer het ene dier moedig en vlug is en het andere is laf en zwak, hoe kan de wagen die zij samen trekken dan vooruit komen?'
Baba vertelde haar dat hij reeds twee jaar eerder besloten had dat er een dergelijk college moest komen. Tot dan toe moesten de meisjes van de plaatselijke High School for Girls die na hun middelbare school verder wilden studeren, daarvoor helemaal naar Tirupati of Kurnool. Voortaan konden zij in Anantapur zelf verder studeren. Scholing voor vrouwen is even belangrijk als voor mannen. Baba zegt dat vrouwen en mannen in wezen gelijk zijn, maar dat zij ieder hun eigen rol in de samenleving hebben. Mannen zullen in het algemeen hun scholing gebruiken voor het verkrijgen van een goede baan en een goed inkomen. Dat is belangrijk, want zij zorgen voor voedsel, kleding en onderdak voor hun gezin. Vrouwen zijn verantwoordelijk voor het leven op aarde. De opvoeding van de kinderen is in eerste instantie hun taak. Intellectuele en spirituele scholing van vrouwen leidt tot intelligentere echtgenotes en betere moeders. Tijdens de opening van het college zei Sai Baba in zijn toespraak: 'Moge dit college generaties edele moeders vormen die zullen leven overeenkomstig dharma en die helden zullen verwekken die zijn vervuld van toewijding tot God en gehechtheid aan de waarheid.' Opvoeding moet leiden tot zelfvertrouwen, mededogen, respect voor de gehele schepping, liefde, verdraagzaamheid, plichtsbesef, zelfverloochening, onderscheidingsvermogen en het besef dat alles één is. Karakter is belangrijker dan intellect. Wanneer de moeder een goede opleiding heeft gehad en haar taak serieus neemt, zullen de kinderen opgroeien tot volwassenen die slechts denken aan het welzijn van de gehele maatschappij en die hun talenten in dienst willen stellen van allen. Baba benadrukt dan ook, dat moederschap de kostbaarste gave is van God.
Het is Baba's aard om te onderwijzen, om de goddelijkheid die in de mens aanwezig is, naar boven te halen en hij zal alle middelen aanwenden die hij daarvoor nodig acht. En het oprichten van colleges was er daar één van. Het was zijn bedoeling om in alle deelstaten van India twee colleges op te richten die later campussen zouden worden van een nog op te richten Universiteit. Het eerstvolgende college zou er een voor jongens zijn en zou worden gevestigd in de nieuwe ashram Brindavan.

Ruim twintig kilometer ten oosten van Bangalore, in de buurt van de dorpen Kadugodi en Whitefield, was in datzelfde jaar 1968 namelijk ook de ashram Brindavan gesticht. Vanaf die tijd zou Baba de hete maanden van het jaar, maart en april, vaak daar doorbrengen. In Puttaparthi kwam de temperatuur in deze maanden soms boven de vijftig graden Celsius, maar in Brindavan was het een stuk koeler.
De naam van de ashram houdt verband met het leven van Krishna. Deze bracht zijn jeugd door in Gokul en Brindavan en in de bossen rond Brindavan speelde hij in zijn jeugd en op de weiden hoedde hij de koeien. Dit landschap is het symbool van het altijd groene hart van de devotee, waar de Heer vol vreugde speelt en daarom gaf Baba deze ashram de naam 'Brindavan'.
Een jaar na de stichting van deze ashram werd er het college voor jongens gevestigd en werd er een studentenhuis gebouwd. Enkele jaren later werd er ook een eenvoudig ziekenhuis gebouwd en er kwamen enkele gebouwen om devotees te huisvesten. Meer dan twintig jaar heeft Baba daar darshan gegeven onder een grote boom. De devotees werden beschermd tegen zon, regen en stenengooiende apen door een dak van golfplaten dat rond de boom onder het bladerdak was aangebracht. Op een gegeven moment werd de stroom bezoekers zo groot dat de beschikbare ruimte niet meer voldeed. De boom werd omgehakt en er werd een grote hal gebouwd, de Sai Ramesh Hall.

Omstreeks deze zelfde tijd verzocht Easwaramma om in de ashram te mogen komen wonen en Baba vond dit goed. Zij kreeg een kamer met keuken en badkamer in een gebouw achter de tempel en zij was daar heel gelukkig. Wonen in het dorp was voor haar een steeds grotere opgave geworden naarmate haar ideeën veranderden. Zij was in de loop der jaren steeds verder af komen te staan van het gewone leven in het dorp met zijn schandaaltjes en roddels en zijn sterke verdeling in kasten. Zij was opgevoed met de overtuiging dat de mensen door God waren ingedeeld in kasten en dat die indeling onveranderlijk was. Toen Baba tegen haar zei: 'Er is slechts één kaste, de kaste van de mensheid,' was zij aanvankelijk geschokt. Maar geleidelijk ging zij haar mening aanpassen en zij was verrukt wanneer Baba haar vroeg hem te helpen bij het uitdelen van sari's aan de vrouwen van de laagste kaste, de onaanraakbaren. Dergelijke vrouwen aanraken of in haar huis uitnodigen was veel moeilijker. De andere dorpelingen zouden haar uitstoten wanneer zij dit taboe zou doorbreken. Op een keer vertelde Baba haar dat Mahatma Gandhi een nieuwe naam had bedacht voor deze paria's. Hij noemde hen harijans, hetgeen 'kinderen van God' betekent. En hij vervolgde: 'Dus ben jij ook een harijan! Er bestaat overal maar één kaste, de kinderen van God.'
Toen zij dit volledig aanvaard had, was voor haar het moment gekomen om het dorp te verlaten en haar plaats in te nemen onder de devotees die permanent in Prasanthi Nilayam woonden. Dit belette haar niet om zich zo nu en dan nog zorgen te maken over haar Sathya. Zo kon men haar soms horen klagen over de duizenden bezoekers: 'Waarom laten zij hem niet met rust. Hij slaapt niet en hij eet niet genoeg. Zij geven alleen maar om zichzelf.' Of zij fluisterde tegen een van de andere vaste bewoners van de ashram: 'Hij houdt niet van wat zij koken. Hij vindt alleen wat ik kook lekker. Daarom eet hij niet!'
Zij wist al heel lang wie haar zoon werkelijk was, maar soms was maya (illusie) sterker en had de moeder in haar verdriet.
Overigens is het een feit dat Sai Baba heel weinig eet. Duizend calorieën per dag is wel het maximum en vaak is het minder. Maar hij is niet de enige in India die weinig eet. Er zijn in dat land miljoenen mensen die moeten leven van weinig voedsel. Eens, het was in 1966, heeft Baba zelfs 36 dagen lang niets anders gegeten of gedronken dan een glas karnemelk per dag. Baba zegt dat wij dat beslist niet moeten doen. Wi j moeten onze zintuigen niet verwennen, maar wij moeten ons lichaam ook niet pijnigen op welke manier dan ook. Bovendien werkt zijn lichaam niet precies hetzelfde als dat van ons. Als Baba dat wil, heeft zijn lichaam geen voedsel nodig terwijl hij toch voldoende energie heeft om gewoon verder te werken. Normaal eet hij vaak sangti (rijst en meel tezamen gekookt), net als in zijn jeugd, gecombineerd met wat groente. Bovendien eet hij fruit en drinkt hij vruchtensap of kokosnootmelk.
Tientallen jaren had Baba de gewoonte van het kauwen op pan. Pan bestaat met name uit betel-bladeren en -noten en is goed voor de spijsvertering. Wanneer iemand pan kauwt, is dat goed te zien, want het sap kleurt de lippen helder rood. Nu adviseerde hij devotees om de slechte gewoonte van het gebruik van tabak op te geven terwijl hij zelf op pan kauwde. Ofschoon het gebruik van tabak en dat van pan beslist niet hetzelfde is, is hij op een gegeven moment, waarschijnlijk om het goede voorbeeld te geven, gestopt met het kauwen op pan.
Maar niet alleen het gebruik van tabak is schadelijk; dat geldt ook voor alcohol en drugs. En ook grote hoeveelheden koffie en thee zijn schadelijk voor lichaam en geest. Alcohol vernietigt het menselijke in de mens. Het bindt hem aan zijn lichaam en leidt hem weg van God. Sommige mensen denken dat men door het gebruik van drugs onmiddellijk zelfverwerkelijking kan bereiken. Maar de drugservaring is van voorbijgaande aard en leidt niet tot daadwerkelijk inzicht. Bovendien brengen drugs schade toe aan de hersenen en aan de spirituele vermogens. Roken is een verslavende gewoonte die bovendien de oorzaak is van een aantal ziekten. Wanneer Sai Baba iemand wijst op een slechte gewoonte, zal hij dat doorgaans vol liefde doen en zonder dat anderen ervan horen. Maar zo nodig gebruikt hij hardere methoden.
Op de eerste dag van de zomerschool in Brindavan in 1973 - op het onderwerp 'zomerschool' zal verderop nog worden ingegaan - waarschuwde Baba alle aanwezigen dat er geen plaats was voor degenen die rookten, alcohol dronken, vlees aten of andere slechte gewoonten hadden. Nu bevond zich onder de studenten een kettingroker en deze jongeman slaagde er niet in zich te houden aan deze regel. Daarom riep Baba hem bij zich en berispte hem ernstig. Hoewel de jongeman zich afvroeg hoe Baba wist dat hij toch rookte, beloofde hij dat hij het niet meer zou doen. Maar op een ochtend werd zijn verlangen naar een sigaret zo sterk dat hij voor aanvang van de lezingen ongemerkt wegglipte. Zonder dat iemand hem zag, rookte hij snel een sigaret achter de koeienstal en keerde vervolgens terug naar de bijeenkomst. Toen Baba daar aankwam, wees hij op de betreffende student en zei, zo dat allen het konden horen: 'Hij heeft niet alleen verkeerd gehandeld door te roken, maar hij heeft zijn belofte gebroken en dat is een veel ernstiger fout.' Omdat de jongeman zich door Baba gekleineerd voelde in het bijzijn van zijn medestudenten, antwoordde hij vol ingehouden woede: 'Ik heb mijn woord niet gebroken. Dat zweer ik.'
Om hem niet onnodig pijn te doen, zei Baba lachend: 'Ik wil ook niet dat je je woord breekt, mijn beste.' En hij vervolgde: 'Goed, ik geef je een beloning.' Hij maakte een draaiende beweging met zijn hand en er verscheen een foto.
De student, die Baba's ware aard nog niet had herkend, maar dacht dat hij slechts over enige occulte gaven beschikte, meende dat hij hem had overtuigd van zijn gelijk en dat Baba vanwege de lieve vrede nu voor hem een foto van zichzelf of van de een of andere godheid materialiseerde. Terwijl alle studenten toekeken, stak hij zijn hand uit om de beloning in ontvangst te nemen. Toen klonken er van alle kanten uitroepen en de student in kwestie begon te huilen. Wat was het geval? Op de foto die Baba hem overhandigde, stond hijzelf afgebeeld, rokend achter de koeienstal, alles precies zoals de situatie slechts enkele minuten daarvoor was geweest!
De student vroeg Baba vergiffenis en deze keer kwam zijn berouw recht uit zijn hart.

Vóór er behoorlijk geoutilleerde ziekenhuizen waren in Puttaparthi en Brindavan - maar ook daarna nog wel - werden er zo nu en dan medische kampen georganiseerd om grote aantallen mensen te behandelen. Begin 1968 werd daarmee begonnen in Puttaparthi. Die eerste keer ging het om het behandelen van mensen met oogziekten. Tien dagen lang werkten honderden artsen, verpleegsters en andere vrijwilligers in dit Optical Diseases Diagnosis and Treatment Camp. Er werden vierduizend mensen onderzocht en er werden meer dan duizend operaties uitgevoerd. Het ging voor een groot gedeelte om mensen met staar en een eenvoudige operatie was in die gevallen voldoende om hun het gezichtsvermogen terug te geven. Van alle kanten kwamen blinden en slechtzienden, begeleid door familieleden, naar Puttaparthi waar zij liefdevol werden opgevangen en verzorgd door devotees.
Op deze manier geeft God de mens de gelegenheid om Hem te dienen. Men moet zijn leven in dienst van God stellen door het dienen van zijn medeschepselen. Dat is het belangrijkste wat men in het leven kan doen. Natuurlijk moet men werken om geld te verdienen voor zijn levensonderhoud, maar men moet niet werken om het geld, maar om te dienen. Dat is de juiste instelling. Bovendien moet men proberen enkele uren per week vrij te maken voor belangeloze, onbetaalde dienstverlening, bijvoorbeeld in een bejaardentehuis of ziekenhuis, of bij de opvang van vluchtelingen of daklozen. Wanneer men dienstbaar is zonder enig eigenbelang, zal men een diepe vreugde ervaren. Dienen moet het gevolg zijn van zuivere, goddelijke liefde.

'Om de deugdzamen te beschermen, om boosdoeners te vernietigen en om rechtvaardigheid op een stevig fundament te vestigen, incarneer ik in ieder tijdperk.'
Met deze woorden, die Krishna tot Arjuna sprak (
15), begon Sai Baba zijn toespraak ter gelegenheid van zijn 42ste verjaardag. En hij vervolgde: 'Steeds wanneer ashanti of disharmonie de wereld overwoekert, zal de Heer in menselijke gedaante verschijnen om de methoden ter verkrijging van prashanti of vrede vast te stellen en de menselijke samenleving te heropvoeden in de wegen naar vrede. (...) De Avatar gedraagt zich op een menselijke manier zodat de mensheid verwantschap kan voelen, maar hij stijgt tot zijn bovenmenselijke hoogten zodat de mensheid kan streven naar het bereiken van diezelfde hoogten, om door dat streven hem daadwerkelijk te bereiken. Je realiseren dat de Heer in je de motivator is, is de taak waarvoor Hij in menselijke gedaante verschijnt. Avatars als Rama en Krishna moesten een of meer individuen doden die herkend konden worden als vijanden van de dharmische (rechtschapen) levenswijze, om daardoor de naleving van de deugdzaamheid te herstellen. Maar nu, in deze tijd, bestaat er niemand die volledig goed is, dus wie verdient de bescherming van God? Iedereen is bezoedeld met slechtheid; wie zal het dan overleven wanneer de Avatar voor vernietiging zou kiezen? Daarom ben ik gekomen om op verschillende manieren de buddhi, het onderscheidingsvermogen, te corrigeren. lk moet raad geven, helpen, bevelen, veroordelen en bijstaan als vriend en begunstiger van allen zodat zij kwade neigingen opgeven en wanneer zij het juiste pad herkennen, zij het ook opgaan en het doel bereiken. lk moet aan de mensheid de waarde openbaren van de veda's en de shastra's en andere spirituele teksten die de normen vastleggen.'
Baba eindigde met de woorden: 'Velen aarzelen te geloven dat de omstandigheden beter zullen worden, dat het leven voor allen gelukkig en vol vreugde zal zijn en dat het gouden tijdperk zal terugkeren. Laat mij jullie verzekeren dat dit goddelijke lichaam niet tevergeefs is gekomen. Het zal erin slagen de crisis die de mensheid teistert, af te wenden.'
In deze toespraak sprak hij ook over de wonderen die hij deed en hij benadrukte dat zijn wonderen voortkomen uit goddelijke kracht. Zij hebben niets te maken met magie. God kan alles! Zij hebben niet tot doel mensen naar hem toe te trekken, weg van de aanbidding van zijn andere namen en vormen. Er is geen reden om ons naar hem toe te trekken, want hij is van ons en wij zijn van hem, of men dat nu prettig vindt of niet. Hij gebruikt deze kracht ook niet om mensen rijker te maken; hij gebruikt hem alleen om geloof en vertrouwen te versterken. Door middel van zijn wonderen toont hij dat hij alomtegenwoordig, almachtig en alwetend is. Maar belangrijker dan deze kenmerken is zijn vermogen om onbeperkt zuivere liefde voort te brengen. Hij handelt slechts uit liefde, want hij is liefde.
Het volgende verhaal is hiervan een goede illustratie.
Op de ochtend van zijn verjaardag werd hij door de devotees in processie van de tempel naar een grote tijdelijke hal gebracht. Er waren twintigduizend mensen aanwezig in deze ruimte; studenten reciteerden vedische mantra's en er werden bhajans gezongen. Sai Baba nam plaats op de zilveren stoel op een verhoging en net als andere jaren nodigde hij enkele devotees uit om enige druppels olie op zijn hoofd te sprenkelen, zijn moeder als eerste. Kasturi hield een kom met olie in zijn handen en de devotees doopten daar een bloem in. Op het moment dat Indra Devi als laatste olie sprenkelde, zag Baba mevrouw Anderson uit de Verenigde Staten in haar rolstoel zitten. Zij droeg de sari die hij haar, net als alle andere buitenlandse vrouwen, de dag ervóór had geschonken. Zij kon niet lopen en bracht een groot deel van haar tijd in het ziekenhuis van de ashram door. Baba wendde zich tot Kasturi, wees voorzichtig naar de betreffende vrouw, die een meter of tien van hen af zat, en zei: 'Die vrouw in de rolstoel zal gelukkig zijn wanneer je met de kom naar haar toegaat om haar een bloem in de olie te laten dopen die dan daarna op mijn hoofd kan worden gelegd.'
Voor hij zich kon omdraaien, hield Baba hem echter tegen en zei: 'Wacht! Ik zal zelf naar haar toegaan.' Hij stond op en alle aanwezigen rekten hun hals uit om te zien wat er gebeurde. Bij de vrouw aangekomen hield Kasturi haar de kom en de bloem voor en Baba boog zijn hoofd. Stralend doopte zij de bloem drie keer in de olie en drie keer liet zij enkele druppels op zijn haar vallen. Na de derde keer pakte Baba haar hand en zei: 'Sta op'... en zij stond op! 'Kom met mij mee,' zei hij en, gelijke tred met hem houdend, liep zij de meer dan tien meter naar zijn stoel.
Kasturi rende naar de microfoon en kondigde aan: 'Mevrouw Anderson, die al jaren niet meer kon lopen, is genezen! Zij is opgestaan uit haar rolstoel op Baba's bevel en haar benen zijn weer perfect.'
Alle devotees waren overweldigd door vreugde en hun geloof en vertrouwen in God werden op deze manier enorm versterkt.

Toen Baba ongeveer 45 jaar oud was, begon zijn haar grijs te worden. Baba liet dit onverschillig, maar dat gold niet voor sommige van zijn studenten. Zo klaagde een van hen tegen zijn klasgenoten: 'Hebben jullie gezien dat het haar van Swamiji grijs wordt? Een mooie Avatar. Hij kan niet eens zijn haar zwart houden!'
Toen dit gebeurde, was Baba in zijn ashram Brindavan in Whitefield. Die avond ging hij naar het studentenhuis - zoals hij wel vaker deed - om wat te praten met de studenten en op een gegeven moment riep hij de betreffende student naar voren. Toen deze voor hem stond, zei Baba: 'Kijk eens naar mijn haar. Wordt het hier en daar grijs?' en toen de jongen ja knikte, schudde Baba een paar keer zijn hoofd heen en weer en zei: 'Kijk nu eens!' en tot ieders verbazing was er geen enkele grijze haar meer te zien.
In de loop der jaren hebben veel bezoekers hem gevraagd waarom hij zo'n enorme bos met haar heeft, maar daar is hij nooit echt op ingegaan. Een feit is dat hij opvalt door zijn haar, net als door zijn kleurige kafni's. Reeds van verre is hij heel eenvoudig te ontdekken in een menigte en dat vinden de devotees prettig.
Er zijn ook mensen die denken dat hij een pruik draagt. Daarom heeft hij op een keer iemand die beslist weigerde te geloven dat het echt was, zo hard als hij kon aan zijn haar laten trekken. Hij slaagde er niet in ook maar één haar uit Baba's hoofd te trekken.

Alleen maar om het geloof van een student te versterken, liet Baba zijn haar weer zwart worden. Ook uit het volgende verhaal blijkt dat iedereen, zonder ook maar een uitzondering, belangrijk is voor Baba.
Professor Frank Baranowski, een Amerikaan, was gespecialiseerd in het onderzoek van aura's - de banden van energie die het menselijk lichaam omgeven en die sommigen kunnen zien - en via zijn aura liet Baba hem kennismaken met zijn onmetelijke liefde.
Baranowski was in die tijd werkzaam aan de Universiteit van Arizona en hij was een expert in de fotografie van het biomagnetisch stralingsveld. Hij had de aura's van talloze mensen, onder wie veel als heilig beschouwde mannen en yogi's uit India, gefotografeerd en vervolgens geïnterpreteerd. Voor het fotograferen gebruikte hij de uiterst gevoelige Kirlian-camera. Deze camera, genoemd naar haar Russische uitvinder, registreert de velden en de kleuren van de aura die zich rond een mens bevindt en die gewoonlijk niet zichtbaar is voor het blote oog. Het is overigens meer een soort röntgenapparaat dan een camera. Baranowski las verscheidene boeken over Sai Baba. Hij was op dat moment bezig met het schrijven van een boek over reïncarnatie en daardoor was hij geïnteresseerd in Baba's mededeling dat hij dezelfde was als Shirdi Sai Baba. Hij vroeg Baba schriftelijk om een voorwoord te schrijven voor zijn boek. Hij was zelfs zo vriendelijk om hem een percentage van zijn royalties voor dat boek aan te bieden. Baba beantwoordde zijn brief niet, maar gaf hem enige tijd later een bijzondere ervaring. Tijdens Kerstmis 1977 was Baranowski te gast in een huis waar ook bhajans werden gezongen. Niet gewend aan een dergelijke wijze van Kerstmis vieren, trok hij zich terug in een kamer boven. Hij zat daar rustig in die donkere kamer toen hij werd opgeschrikt doordat een kaars op tafel plotseling ging branden. De heldere vlam verlichtte een afbeelding van Sai Baba die er vlakbij stond.
Hij begreep niet, wie die kaars kon hebben aangestoken. Hij was immers alleen in de kamer en er was beslist niemand binnengekomen. Hij staarde naar Baba's foto en deze bracht veel in hem teweeg. Baba leek in hem binnen te dringen en hem te wenken. Voor een man van de wetenschap was dit voorval absoluut onverklaarbaar.
Nog lang na deze ervaring bleef hij aan Baba denken en op een gegeven moment besloot hij naar India te gaan. De eerste keer dat hij daar arriveerde, zag hij Baba op het balkon van zijn huis in Brindavan. Hij was sprakeloos bij het zien van de omvang en de kleuren van Baba's aura. Uitgestrekte, brede banden wit en roze stroomden uit hem - wit, de kleur van energie, en roze, de kleur van de liefde. En wat hem vooral verbaasde, waren de banden van goud en zilver die zich uitstrekten tot aan de horizon. Hij had nog nooit eerder dergelijke banden gezien, ofschoon hij wist dat ze in theorie bestonden. Voor het eerst zag hij iemand met een gouden aura, stralend goud, die golfde en straalde zoals zonnestralen op het water. Het was voor hem adembenemend. Bijna een week lang sloeg hij Baba gade op het terrein van de ashram Brindavan en wat hij zag, verwoordde hij later als volgt: 'Er stroomde zoveel energie en zoveel liefde uit hem. Het roze omringde de mensen, ging hun lichamen binnen en kwam weer naar buiten. Zijn aura breidde zich uit, strekte zich uit naar en vulde de ruimte in één massa of wolk van roze. Het was allemaal energie in de vorm van liefde die uit hem stroomde. Er wordt zoveel van zijn energie door de mensen opgenomen. Het stroomt gewoon uit hem naar de mensen en die nemen het allemaal in zich op.'

Iedereen heeft een aura en soms heeft zo'n aura een opvallende kleur, maar Baranowski wist dat een dergelijke kleur roze, zulke brede banden roze iets zeer buitengewoons waren en dat iemand alleen zo'n aura kon hebben wanneer hij of zij onbeperkt lief had, liefde verspreidde en uitdrukte, liefde verwoordde en liefde was. In een van zijn publicaties vertelde hij verder dat Baba's aura ook zeer uitgestrekte blauwe banden bevatte voorbij het wit en dat deze minstens tweemaal zo omvangrijk waren als die van een gewoon mens. Vervolgens waren deze weer omringd door roze. Een aura is blauw wanneer iemand vol liefde is en deze wordt roze wanneer die liefde geuit wordt. Hij legde uit dat er vijf verschillende kleurschakeringen in aura's waren, die respectievelijk fysieke, psychische, morele, spirituele en intellectuele aspecten aanduidden. Deze aura's konden alle wetenschappelijk worden verklaard, maar de aura die hij om Sai Baba heen zag, ging volgens hem elke verklaring te boven. Baranowski vertelde aan iemand dat Baba's aura het omvangrijkst was wanneer er bhajans werden gezongen. Dan omringde het roze de zingende mensen in de tempel volledig en het strekte zich zelfs nog verder uit. Letterlijk zei hij: 'Ik kan geen wetenschappelijke verklaring vinden voor dit unieke verschijnsel. De liefde die hij ontwikkelt, omhult jullie. Zijn liefde gaat bij jullie naar binnen. Zo velen van jullie trekken zijn energie aan... Zijn energie lijkt oneindig, net zoals zijn liefde. Een gewoon menselijk wezen zou zoveel activiteit niet kunnen overleven nadat zovelen zoveel uit hem hebben gehaald.'
Op een dag zag hij Baba tijdens darshan praten met een klein meisje dat invalide was en in een rolstoel zat. Later schreef hij: 'Sai Baba's aura werd enorm toen hij haar omringde met zijn goedheid, en zijn liefde stroomde uit hem en in het meisje.'
Nadat hij in Baba's ogen had gekeken, schreef hij: 'Sai Baba's ogen gloeiden ook vanbinnen met een schittering als van een diamant. Ik heb heel wat bruine ogen gezien, maar nog nooit die zó vanbinnen kunnen gloeien en gloeien deden ze! Hij is liefde... Hij is precies wat hij beweert te zijn: een belichaming van liefde.' En later voegde hij daar nog aan toe: 'In mijn land is het moeilijk iemand als God te accepteren, want dat is niet wetenschappelijk. Wanneer ik zeg dat ik heb gekeken in het gezicht van God wiens ogen het licht laten zien, dan zet ik mijn wetenschappelijke reputatie op het spel en mijn collega's zullen misschien denken dat ik gek geworden ben. Maar dat kan mij niets schelen. Want naar mijn mening en op grond van mijn proefnemingen is Sri Sathya Sai Baba, blijkens zijn aura, precies wat hij zegt te zijn en wat hij jullie allemaal vraagt om te zijn. Hij is liefde, zuivere en eenvoudige liefde. Hij is liefde op twee benen. Zulke onzelfzuchtige liefde is niets anders dan goddelijkheid.' Als tastbare herinnering materialiseerde Baba voor hem een gouden ring met negen edelstenen. En ondanks alles wat hij nu ervaren had, was hij verbluft: 'Het gebeurde vlak voor mijn ogen, die toch wetenschappelijk getraind zijn. Het is ongelooflijk dat hij, met gebruikmaking van energie, een geschenk van goud kan maken.'

15. Liefde kent geen pijn

'Is deze auto wel in orde?' vroeg Sai Baba aan de beide devotees.
'Ja, Swami. Hij is pas helemaal nagekeken en gerepareerd.'
'En jullie weten zeker dat alles goed werkt?'
'Ja, Swami,' luidde wederom het antwoord en een van de beide mannen gaf een uitvoerige technische uiteenzetting van de reparaties die hun auto onlangs had ondergaan.
Ofschoon hij wist dat de auto in zeer slechte staat verkeerde, ging Baba er niet verder op door en zo vertrok het gezelschap met drie auto's naar Bombay. Het was 9 mei 1970, vroeg in de middag, en zij hadden een reis van meer dan duizend kilometer voor de boeg. Onderweg ging het met de derde auto herhaaldelijk mis. Reeds na enkele tientallen kilometers verloor de auto een onderdeel. De chauffeur stopte, raapte het betreffende onderdeel op en moffelde het onder zijn stoel weg, alsof het hier ging om een volkomen onbelangrijk voorwerp. Enige tijd later kwamen er vreemde geluiden onder de motorkap vandaan. De chauffeur stopte weer, rommelde wat onder de kap en stapte weer in. Dit alles herhaalde zich nog verscheidene malen en Kasturi, die ook in deze auto zat, werd steeds zenuwachtiger.
Tijdens een korte tussenstop ging Kasturi naar Baba toe en vroeg: 'Swami, kan ik misschien verder in een van de andere auto's meerijden? De auto waarin ik nu zit, lijkt in snel tempo uit elkaar te vallen.'
Baba keek hem geamuseerd aan en zei: 'Ja, het lijkt wel wat op dat clownsnummer dat in circussen wordt vertoond, waarbij de clowns rondjes rijden in een auto die onderweg steeds meer onderdelen verliest tot zij uiteindelijk op de grond zitten.'
Kasturi keek Baba zielig aan in de hoop dat deze medelijden met hem zou krijgen, maar Baba zei: 'Maak je geen zorgen. Als je eruit valt, zullen wij er beslist voor zorgen dat iemand je opraapt en er weer in zet.'
Aangekomen in Dharwar vroeg hij aan Kasturi: 'Zijn er nog problemen geweest nadat je mij verteld had wat er aan de hand was? '
'Hoe hadden er nog problemen kunnen zijn, Swami!'
Ofschoon zij zonder verdere moeilijkheden tenslotte Bombay bereikten, bracht de chauffeur de auto toch maar naar een garage. De monteur controleerde het een en ander en vroeg toen vol verbazing aan de chauffeur: 'Hoe hebben de inzittenden van deze auto Bombay levend kunnen bereiken? De veren van de voorwielen zijn gebroken!'
Toen de chauffeur dit later aan Baba vertelde, zei de eigenaar van de auto ter verklaring van dit wonder: 'De chauffeur is een devotee,' en Kasturi voegde daaraan toe: 'De inzittenden zijn ook devotees, Swami.'
Maar Baba zei: 'Het gaat niet om jullie. De auto is de devotee, een groot devotee!'
Wat de meeste mensen zich niet realiseren, is dat er niets in de wereld is dat geen hart heeft, dat niet in staat is vreugde en verdriet te voelen. De mens zou een eerbiedige houding moeten aannemen tegenover alles wat God geschapen heeft. In plaats daarvan gebruikt hij de voortbrengselen van de natuur zoals het hem uitkomt; hij verspilt ze en hij doodt zijn medeschepselen.
Deze auto was geen levenloos voorwerp zonder gevoel en dat dat ook gold voor andere voorwerpen zou blijken uit het vervolg.
Nu hij toch in Bombay was, besloot Sai Baba een flink aantal sari's te kopen, bedoeld als geschenk voor de vrouwen die hielpen bij de bouw van het college in Anantapur. Dit college was weliswaar reeds in gebruik genomen, maar er moest nog veel aan gebeuren. Baba bekeek de honderd exemplaren die hem op zijn verzoek waren gebracht en daarbij bleek hem dat er vier niet helemaal in orde waren. Deze vier legde hij apart zodat ze konden worden teruggestuurd naar de winkel. Toen hij een uurtje later weer bij de tafel kwam waarop de doos met de afgewezen sari's stond, zag hij hoe Hislop (
16) er aandachtig naar stond te kijken. Terwijl ook de andere aanwezigen om hen heen kwamen staan, zei Hislop: 'Swami, er druppelt water uit de doos.'
Baba haalde de deksel van de doos en iedereen kon zien hoe er water uit de zomen van de sari's droop.
'Swami,' zei Hislop verbaasd, 'er is hier geen water. Wij hebben ongeveer een uur rond deze tafel gestaan. De tafel was helemaal droog.'
Baba antwoordde: 'Arme sari's! Het doet hun verdriet dat ik ze opzij gelegd heb. Oké. Ik zal ze ook met mij meenemen naar Anantapur.'
De verbazing van de omstanders was groot en hij legde hun uit dat de sari's huilden, omdat zij van hem geen waardering kregen en ongeschikt verklaard waren. Later gaf Baba de betreffende sari's aan mevrouw Hislop en enige andere dames in zijn gezelschap.
De dagen die volgden waren vol activiteiten, zowel in Bombay als in omliggende steden. Op de veertiende ging Baba met zijn gevolg per vliegtuig naar Jamnagar, waar zij enkele dagen zouden logeren in het paleis van de Rajmata van Nawanagar.
Op voorstel van de Rajmata vertrokken zij de volgende dag naar Dvaraka, een havenstad aan de westkust van het land. Zo'n vijfduizend jaar geleden leefde Krishna daar als regerend vorst en het was dan ook een belangrijke bedevaartplaats. Er ging een flinke groep devotees met hen mee en ook Easwaramma maakte deel uit van dit gezelschap. De kans om de stad waar Krishna gewoond had te bezoeken, liet zij zich niet ontgaan.
Bij aankomst in Dvaraka was de beroemde Krishna-tempel tot de nok toe vol met mensen die op Sai Baba wachtten. Niettemin slaagde zijn moeder erin door te dringen tot het binnenste van de tempel om Krishna's darshan te ontvangen. Teneinde problemen te voorkomen, bleef Baba zelf niet in de tempel, maar zocht hij een plek op een binnenplaats, waar de aanwezigen zich om hem heen verzamelden om te luisteren naar zijn woorden.
Later die dag bezocht Baba samen met de devotees de stad Mithapur nog en vandaar reden zij naar het zuiden, terug naar Jamnagar. In de loop van die middag reden zij langs een duinenrij en Baba besloot daar enige tijd uit te rusten. Allen stapten uit de auto's, klommen over de duinen en liepen naar de zee. Daar vermaakte het gezelschap zich enige tijd op de afscheiding van land en water en sommige devotees werden doornat door de aanrollende golven. Easwaramma verzamelde schelpen in allerlei vormen en kleuren en terwijl zij ze in een punt van haar sari bond, zei zij tegen Baba: 'De kinderen zullen zo blij zijn met deze schelpen.' Zij vond het heerlijk om kinderen gelukkig te maken.
Wat later ging de hele groep in het zand zitten op een plaats die Baba door de devotees liet uitkiezen. Op zijn verzoek maakten enkelen een berg zand voor zijn voeten en met een handbeweging veranderde hij een handvol zand in suiker en een andere handvol zand in vibhuti. Aan een van de devotees vroeg hij: 'Welk aspect van God vereer jij?'
'Sri (Heer) Ganesha, Swami,' antwoordde deze.
'Hier is een afbeelding van Ganesha,' zei Baba, terwijl hij een handvol zand pakte. Toen hij zijn hand opende, lag er een verzilverd plaatje op met daarin gegraveerd een afbeelding van de god met het olifantshoofd. Blij verrast pakte hij het aan. Nu kwamen ook andere devotees een stukje naar voren en op dezelfde manier materialiseerde Baba voor hen afbeeldingen van de vormen van God die zij vereerden.
'Wie van jullie heeft vanmorgen de darshan in de tempel gemist?' vroeg Baba. Hij wist dat verscheidene devotees teleurgesteld waren, omdat zij het Krishna-beeld in de tempel niet hadden kunnen zien.
Er ging een tiental handen omhoog en Easwaramma zei: 'Ik kon geen volledige darshan ontvangen, Swami!'
'Je was de eerste die naar binnen ging,' antwoordde hij.
'Ja, maar het was zo'n gedrang. Het enige wat ik kon zien, was de walm van de wierook.'
'Nu, maak je daar maar niet druk over. Je kunt hem zien zolang als je maar wilt,' verzekerde hij haar.
Daarop maakte hij de bovenkant van de berg zand vóór zich plat en tekende er met zijn vinger de vage figuur van een man in. Vervolgens stak hij zijn hand in het zand en hield die daar ongeveer twee minuten. Toen zei hij: 'Aha, het is nu klaar,' en hij haalde een massief gouden beeld van Krishna uit het zand. Het was ongeveer veertig centimeter hoog en het was zo zwaar dat hij het met twee handen moest optillen. Het was de bekende fluitspelende Krishna en alle aanwezigen slaakten uitroepen van bewondering.
'Dit beeld toont Krishna zoals jullie je hem voorstellen,' zei Baba. 'Wanneer ik hem had afgebeeld zoals hij er werkelijk heeft uitgezien, dan hadden jullie hem niet herkend. Ik zei tegen mijzelf: "Laat dat beeld van Krishna, dat traditioneel aanwezig is in de geest van al deze mensen, verschijnen in de vorm van een gouden standbeeld." En na die opdracht is het beeld er dan.'
Nadat iedereen het goed bekeken had, gaf hij het beeld aan de Rajmata, aangezien zij haar gasten waren.
De Rajmata heeft later nog problemen gekregen met haar beeld. Toen de politie vernam dat er op het strand een gouden beeld was 'gevonden', kreeg zij te horen dat zij het beeld moest inleveren bij de autoriteiten. Volgens de Indiase wet zijn in de grond gevonden waardevolle voorwerpen eigendom van de overheid. Gelukkig slaagde zij erin hen ervan te overtuigen dat het beeld niet gevonden was, maar door Sai Baba gematerialiseerd.
Op de zeventiende ging het gezelschap van Jamnagar naar Somnath, waar Baba de gopuram (toegangspoort) van de bekende Shiva-tempel zou inwijden. Deze tempel was nu, na tientallen jaren van verwaarlozing, volledig gerenoveerd en daarin had de Jam Saheb van Nawanagar een belangrijk aandeel gehad. De tempel was prachtig geworden en de toegangspoort was een juweel van architectuur. De Jam Saheb had Baba uitgenodigd om deze gopuram in te wijden, maar voor hij daaraan gehoor had kunnen geven, was de Jam Saheb overleden. Op verzoek van de Rajmata, zijn weduwe, zou Baba nu alsnog aan zijn wens voldoen.
Omstreeks het jaar negenhonderd waren vreemde troepen India binnengevallen en deze troepen hadden ook de Shiva-tempel van Somnath niet ongemoeid gelaten. Tijdens hun talrijke rooftochten hadden zij niet alleen goud en juwelen gestolen, maar hadden zij ook vele lingams uit deze tempel meegenomen of vernield. Wat zij niet wisten, was dat er nog een heel bijzondere lingam aanwezig was. Deze jyotir-lingam, deze lingam die het goddelijke licht in zich droeg, was duizenden jaren geleden door een grote wijze diep onder de grond verborgen in het midden van het heiligdom. Deze albasten ellipsvorm, die het symbool van God was, lag daar nog altijd onbeschadigd, terwijl de grote stenen lingams die erbovenop hadden gestaan, alle verdwenen waren. Nu was het moment aangebroken om deze lingam tevoorschijn te halen.
Toen Baba en zijn gezelschap bij de Somnath tempel arriveerden, werden zij daar opgewacht door priesters en hoge ambtenaren. Sai Baba liep over de rode loper en opende vervolgens met een zilveren sleutel het slot van de schitterend gebeeldhouwde deur. Terwijl er vedische gebeden werden gereciteerd, liep hij door de toegangspoort naar het heiligdom. Hij vroeg om een schaal, hield zijn rechterhand erboven, spreidde zijn vingers en bewoog zijn hand heen en weer. Een stroom van 108 zilveren bilva-bladeren en 108 gouden bloemen daalde als een waterval neer in de schaal. Daarna goot hij de bladeren en de bloemen over een lingam die nog niet zo lang geleden in de tempel was geplaatst. Terwijl hij de aanwezige devotees vertelde over de jyotir-lingam die in dit heiligdom verborgen lag, maakte hij een draaiende beweging met zijn hand. Er verscheen een licht uitstralende ellipsvormige steen en terwijl hij deze ophief naar de aanwezigen, zei hij: 'Laat de oeroude lingam van het Kosmische Licht darshan schenken aan allen.'
Vervolgens materialiseerde hij met een handbeweging een zilveren voetstuk om de lingam die hij zojuist uit zijn schuilplaats tevoorschijn had gehaald, in te zetten. Hij overhandigde beide aan de hoofdpriester met de woorden: 'Laat deze lingam vanaf heden in het volle daglicht zijn. Laten vrome ogen zijn schittering bewonderen en het beeld van zijn heerlijkheid in hun hart achterlaten. Er is geen noodzaak meer om hem verborgen te houden. De Avatar is gekomen om alle angst weg te nemen.'
Daarna gaf Baba darshan aan de duizenden wachtenden voor de tempel.
Nog diezelfde dag ging het gezelschap terug naar Bombay en enkele dagen daarna keerden zij terug naar Brindavan.

Op 6 december 1970 vertrok Baba met een klein gezelschap in twee auto's uit Brindavan voor een bezoek aan Goa, Poona en Bombay. Zoals gebruikelijk in India zat een flink gedeelte van de weg vol stenen en kuilen en op een gegeven moment vroeg Baba aan de chauffeur om wat voorzichtiger te rijden. 'Je weet niet wat een buikpijn ik krijg wanneer hij zo hotst.'
De andere passagiers keken verbaasd op toen Baba dat zei, maar hij reageerde daar niet op.
Op de avond van de tweede dag arriveerden zij bij Cabo Raj Nivas, vroeger het paleis van de Portugese machthebbers, gelegen nabij de hoofdstad Panaji. Dit was nu de woning van de gouverneur van de deelstaat Goa, Sri Nakul Sen, en daar zouden zij logeren. Die avond verscheen Sai Baba wel aan tafel, maar hij at niets, ondanks het aandringen van mevrouw Sen. Bovendien vroeg hij haar om hem de volgende ochtend pas op het ongebruikelijk late tijdstip van acht uur koffie te laten brengen. Ondanks protesten stuurde hij iedereen daarna naar hun slaapkamer met de mededeling: 'Vooruit, ga naar bed. Jullie zijn allemaal doodmoe.' Tezelfdertijd trok hij zich ook terug in zijn kamer.
De volgende ochtend kon hij het niet langer geheim houden. In korte tijd wisten alle aanwezigen in het paleis dat Baba die nacht ernstig ziek was geworden. Mevrouw Sen voelde zich bedrukt omdat hij in haar huis ziek geworden was en zij noemde Cabo Raj Nivas een plek van ongeluk, maar Baba zei tegen haar en haar echtgenoot: 'Nee, het is een huis van geluk! Ik heb de ziekte met mij meegebracht naar Cabo opdat ik mij er hier van kan bevrijden.'
Hij benadrukte dat het niet nodig was om een dokter te roepen, maar dat mocht niet baten. Nakul Sen liet een uitgebreid medisch team roepen, omdat hij duidelijk zag dat Baba veel pijn had, misselijk was en koorts had. Hij bleef de hele dag in bed. Die avond kwamen de dokters tot de conclusie dat hij een acute blindedarmontsteking had en onmiddellijk moest worden geopereerd.
'Anders kunnen wij geen enkele verantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen,' sprak het hoofd van de medische staf dramatisch.
Maar Baba weigerde iedere medische behandeling en antwoordde: 'Ik heb het met liefde op mij genomen en liefde kent geen pijn!'
Op deze achtste december zou Sai Baba eigenlijk een toespraak houden in een park in het centrum van de stad, maar hij moest de samengestroomde menigte teleurstellen. Hij kwam nog wel uit bed en kleedde zich aan, maar het lukte hem niet om de 28 treden van de trap af te lopen. Hij stuurde daarom een van de vrouwen uit zijn gezelschap naar het park met de opdracht te vertellen wat er aan de hand was en de mensen te verzekeren dat hij binnenkort alsnog de beloofde toespraak zou houden op dezelfde plaats. Haar verhaal bracht een stroom van geruchten op gang. Journalisten uit alle hoeken van het land kwamen naar Goa om de dokters die Baba 'behandelden', te spreken en ook de telefoon stond niet stil. De volgende morgen stonden alle kranten vol met het nieuws van zijn ziekte en dat veroorzaakte bezorgdheid en wanhoop in de harten van miljoenen mensen. Honderden telefoontjes en telegrammen arriveerden in het paleis. Men smeekte Baba om zichzelf te verlossen van deze ziekte of om zich toch maar te laten opereren. Anderen beloofden te vasten tot hij beter zou zijn en weer anderen boden zelfs aan om de ziekte van hem over te nemen. Angsten en zorgen kwamen naar boven, maar ook heel veel zuivere devotie! Indra Devi, een van de leden van zijn gezelschap, ging naar Baba toe met het potje met vibhuti dat hij haar eens gegeven had, een potje dat nooit leegraakt. Hij had haar toen gezegd dat zij die vibhuti moest geven aan mensen die lijden en daarom kwam zij er nu mee naar hem toe. Hij weigerde de vibhuti met de woorden: 'Dat zou egoïstisch zijn. Ik heb jou deze vibhuti alleen gegeven in het belang van anderen.'
Op 10 december constateerden de artsen dat zijn blindedarm was opengebarsten en dat het pus in zijn bloedsomloop was terechtgekomen. Dit is voor gewone mensen dodelijk. Toen de journalisten en radioverslaggevers dit vernamen, werd enkele uren later op de radio uitgezonden dat Sai Baba stervende was. Omstreeks diezelfde tijd zei hij tegen de artsen - hun aantal was inmiddels opgelopen tot 25 - dat hij die namiddag een toespraak zou houden.'
Dat kan wel zo zijn, maar ik zeg dat u stervende bent,' antwoordde het hoofd van de medische staf.
'Kijk maar om vier uur vanmiddag.'
Enige tijd daarna kwam Baba uit bed, nam een bad, schoor zich en trok een schoon gewaad aan. Vervolgens riep hij de artsen weer bij zich om hem te onderzoeken. Hoe zij ook hun best deden, zij konden niets abnormaals meer ontdekken. Het hele gebied rond de blindedarm was zacht en normaal.
Alsof er niets was gebeurd, wandelde Baba naar de plaats van de geplande bijeenkomst en hoorde vanuit de verte reeds hoe een grote groep devotees bhajans zong.
In zijn daaropvolgende toespraak zei hij onder meer:

'Er zijn veel mensen die twijfelen aan het bestaan van God of die Hem ontkennen of die de idee van God verwerpen als dwaas, verouderd bijgeloof. Om hen ertoe te brengen hun waanidee los te laten, openbaart God vanuit zijn altijd aanwezige genade zijn bovenmenselijke heerlijkheid. De twijfelaars krijgen antwoord zonder te vragen; de deur wordt geopend zonder zelfs te kloppen, want zij die God ontkennen, zullen helemaal niet kloppen. Het "bijgeloof" zal worden verlicht en een goddelijke staat aannemen door een concrete ervaring, een onbetwistbaar feit. Het menselijk lichaam ontwikkelt ziektes als gevolg van verkeerd voedsel of lichtzinnige gewoontes of dwaze onbezonnenheid of overdreven emoties. De ziekte waarvan jullie de afgelopen twee dagen getuige zijn geweest, was van geheel andere aard. Dat was een ziekte die door mij was overgenomen, die ik vrijwillig op mij had genomen teneinde een slachtoffer te redden dat deze ziekte niet had kunnen overleven! Zijn voortleven in goede gezondheid is wenselijk voor de taak die mij dierbaar is. Genade uitstorten over de oprechte is een van de taken van de Avatar. De blindedarm was ontstoken; hij veranderde in een gezwel dat de doktoren slechts konden genezen door het te verwijderen... Hij zou dit niet hebben overleefd, dat weet ik. Ik ben gekomen in dit lichaam teneinde andere lichamen te behoeden voor lijden. Dit lichaam is altijd vrij van lijden. Ziekte kan het nooit aantasten. Ik moest iemand te hulp komen die zich aan mij had overgegeven - zelfs zijn mening. lk nam zijn ziekte over en doorstond deze. Hij zal niet meer bij hem terugkomen. Jullie noemen deze gebeurtenis een wonder, maar bedenk, iedereen is een wonder! Iedere ademhaling is een bewijs van de goddelijke voorzienigheid. Iedere gebeurtenis is het gevolg van goddelijke almacht. Overal waar je waarheid, schoonheid, goedheid, rechtvaardigheid, wijsheid, mededogen vindt, is God aanwezig en werkzaam. Een atheïst ontkent God met dezelfde adem die God hem heeft gegeven! Hij sluit de ogen die God in hem heeft geopend en verklaart dat hij in zichzelf God niet kan zien. Daarom moeten dergelijke verbazingwekkende gebeurtenissen overal plaatsvinden en bekendgemaakt worden aan de mensen, opdat de mensheid kan worden gered van overdreven betrokkenheid bij de wereld en vol liefde naar de Meester van de wereld kan worden getrokken.'

De volgende dag kwamen in Baba's aanwezigheid de 25 artsen, samen met een flink aantal van hun studenten, bijeen in het paleis om zich te beraden over de vraag hoe een lichaam met een doorgebroken appendix in leven kon blijven zonder operatieve ingreep. Na een verhitte discussie sprak de arts die aan het hoofd stond, de verlossende woorden: 'Dit is een nutteloze discussie! Sri Sathya Sai is goddelijk.'
Baba materialiseerde 25 ringen tegelijkertijd, voor elke arts één, als herinnering aan deze gebeurtenis. Sindsdien hebben zij zich allen aan Baba overgegeven en steeds als zij een patiënt gaan behandelen, roepen zij hem aan.
Het bericht van zijn ziekte was ook doorgedrongen tot Puttaparthi en Prasanthi Nilayam en ook daar maakten velen zich ernstige zorgen. Zijn moeder had - met de genezing tijdens Gurupurnima in 1963 in gedachten - veel vertrouwen in een goede afloop. Om hen niet langer in onzekerheid te laten, stuurde Baba iemand van zijn gezelschap naar het dorp om de goede afloop te vertellen.
De beloofde toespraak in het centrum van de stad hield hij alsnog op de avond van de achttiende. Er waren veertigduizend mensen, tweemaal zoveel als er tien dagen eerder tevergeefs hadden gewacht op zijn komst.
De devotees in Bombay werden langzamerhand ongeduldig, maar door een staking bij Indian Airlines kon Baba niet vertrekken. Tenslotte bracht iemand hem en nog enkele anderen op 21 december met een privé-vliegtuig van Goa naar Bombay.

In de loop der jaren heeft Sai Baba heel wat keren ziektes overgenomen van devotees, maar dat waren vaak niet van die spectaculaire gevallen zoals hiervóór beschreven. Zo heeft hjj koorts overgenomen, tyfus, de bof, brandwonden en zelfs de pijn van kraamvrouwen.
Enkele devotees werden wat paniekerig toen Baba op een dag in juni 1959 plotseling koorts leek te krijgen. De thermometer werd erbij gehaald en die wees ruim veertig graden aan! Gelukkig bleek zijn temperatuur vijf minuten later alweer gedaald te zijn naar 37 graden. Hoewel men benieuwd was naar de oorzaak van deze plotselinge stijging en daling, ging Baba niet in op vragen daarover. Pas 's avonds kwam men wat meer te weten. Tijdens het eten buiten op het terras vroeg Baba aan een jongeman uit Madras: 'Wanneer je morgen naar je moeder gaat, zeg haar dan dat zij wat voorzichtiger moet zijn met vuur. Verzeker haar dat Baba altijd bij haar is en dat zij nooit letsel zal oplopen.'
Nieuwsgierig schoof iedereen in hun richting en daarop vertelde Baba: 'Vanmiddag heeft de sari van deze vrouw vlam gevat toen zij in gebed was. Zij stond op dat moment in de gebedskamer van haar huis en om haar heen stonden verscheidene olielampen op de vloer.' Een van de aanwezigen kwam op het idee om de betreffende vrouw in Madras - zo'n 350 kilometer van Puttaparthi vandaan - op te bellen. Telefonisch vertelde de vrouw wat er precies gebeurd was en daarna nam Baba de hoorn over. Haar eerste vraag aan hem was: 'Swami, heeft u uw handen gebrand toen u het vuur uitdoofde?'
'O nee,' antwoordde hij. 'Ik heb mijn handen niet gebrand. Alleen ging mijn temperatuur korte tijd omhoog.'

Na een lange periode waarin weinig gebouwd werd, kwam de groei van de ashram in de tweede helft van de zestiger jaren in een stroomversnelling. Deze periode werd ingeluid door de verzelfstandiging van de ashram op 6 augustus 1967. Op die datum verklaarde de regering van de deelstaat Andhra Pradesh de ashram tot een zelfstandige administratieve eenheid, die de naam Prasanthi Nilayam Township kreeg. Korte tijd daama startten er bouwactiviteiten die zouden voortgaan tot in de volgende eeuw. Er werden een aantal flats en slaaphallen neergezet voor de devotees, er kwam een grotere kantine en er werd een muur gebouwd tussen de ashram en het dorp. Er werden waterleidingen en rioleringen aangelegd en er werd op een nabijgelegen heuvel een enorm waterreservoir gebouwd. Het water in dit reservoir werd voortdurend aangevuld vanuit enkele bronnen, die op Baba's aanwijzingen waren geslagen in de bodem van de rivierbedding. Voor het oppompen van het water was elektriciteit nodig, maar dat was geen prableem. Puttaparthi was namelijk reeds sinds 1956 aangesloten op het elektriciteitsnet en bovendien had de ashram zelf ook nog enkele generatoren staan. In later jaren kwam er ook een boekwinkel alsmede winkels waar de devotees zaken als groenten, fruit, vruchtensap, kleding en allerlei dagelijkse gebruiksvoorwerpen konden kopen.
Verder werd er in oktober 1972 een grote hal geopend voor allerlei massa-activiteiten. Deze hal, die de naam Poornachandra Auditorium kreeg, had een oppervlakte van 60 bij 45 meter en bood plaats aan bijna twintigduizend mensen. De bouw ervan bood heel veel mensen de gelegenheid om seva (onbaatzuchtige dienstverlening) te doen. Zo moest het stuk land waarop de hal zou komen te staan, eerst geëgaliseerd worden. De gekozen plek was namelijk een helling. Dit soort werk wordt in India veelal door vrouwen gedaan en in dit geval werd de helling geëgaliseerd door vrouwen die in de ashram woonden, meisjes van het college in Anantapur en nog talloze vrouwen uit Puttaparthi en de omliggende dorpen. Zij vormden een menselijke transportband voor de manden met zand en zo werd deze helling in korte tijd veranderd in een vlak stuk land. Velen waren van mening dat met de bouw van dit auditorium de grens wel bereikt was, maar naar aanleiding van grote bijeenkomsten in Madras, Bombay en andere plaatsen zei Baba over de toekomst: 'Slechts het uitspansel zal het dak vormen van het auditorium waar deze devotees zullen samenkomen!'
Ter gelegenheid van Baba's vijftigste verjaardag - volgens de Indiase telling - in november 1975 werd er een vijftien meter hoge zuil vlakbij het Poornachandra Auditorium neergezet. Deze zuil symboliseert de eenheid van alle godsdiensten en op de basis staan de symbolen afgebeeld van de vijf oudste godsdiensten van India, net als in het oude sarva dharma-embleem. Tijdens de viering van de betreffende verjaardag waren er meer dan honderdduizend mensen aanwezig. Een record voor die tijd, dat nadien vele malen zou worden gebroken. Omdat alles nog niet zo goed georganiseerd was als in latere jaren, was het een enorme drukte en Sai Baba was genoodzaakt darshan te geven vanuit een helikopter. Ofschoon het in de toekomst dus nog veel drukker zou worden, zou niemand naar Puttaparthi kunnen komen zonder dat Baba hem riep, hoe toevallig het ook mocht lijken. Hij laat alleen díe mensen komen die gereed zijn om hem te zien en niemand anders. Niemand kan de weg erheen uit zichzelf vinden.

De volgende geschiedenis begon in 1971. Walter en Elsie Cowan uit Santa Ana, Californië, waren toen reeds vele malen bij Sai Baba in de ashram geweest en op zijn verzoek waren zij in hun land begonnen met het verkopen en uitlenen van boeken over zijn leven en leringen. In december van dat jaar stuurde hij hun een telegram met de tekst: 'Kom onmiddellijk naar Madras - Baba'. Hoewel zij zeer verbaasd waren over dit verzoek, voldeden zij er direct aan. Zij pakten hun koffers en stapten op het vliegtuig. Bij aankomst in Madras stond er een auto op hen te wachten om hen naar het Connemara Hotel te brengen. Omdat zij al tegen de tachtig liepen en Walter zich bovendien helemaal niet goed voelde, was die auto heel welkom, maar het verbaasde hen wel, want zij hadden niemand verteld wanneer zij zouden arriveren.
Sai Baba was in die tijd zelf in Madras omdat hij daar de achtste All-India Conference van de Sri Sathya Sai Seva Organisations voorzat. Op de avond van 23 december, de dag van hun aankomst, gingen de Cowans naar de zaal waar de conferentie zou worden afgesloten met een toneelstuk. Er waren bijna vierduizend afgevaardigden aanwezig en die zaten vrijwel allemaal met gekruiste benen op de grond, zoals dat in India veelal gebruikelijk is. Voor de Cowans werden stoelen neergezet opzij van het toneel, zodat zij het stuk goed konden zien, maar toch niemands uitzicht zouden belemmeren. Tijdens een decorwisseling kwam Baba naar hen toe en zij waren opgetogen. Elsie Cowan vroeg: 'Swami, mag ik uw voeten kussen?'
Baba glimlachte en knikte bevestigend. Daarna wreef hij Walter over zijn rug en borst om hem enige verlichting van zijn klachten te schenken.
Toen het stuk weer begon, zei Baba: 'Ik zie jullie straks weer.' Na afloop was het zo'n gedrang dat zij Baba niet meer konden bereiken. Daarom gingen zij terug naar hun hotel. De volgende dag werden zij uitgenodigd voor het diner in het huis waar Baba verbleef, maar zij voelden zich geen van beiden fit genoeg om te komen. In plaats daarvan gingen zij vroeg naar bed.
Omstreeks elf uur voelde Walter zich heel akelig worden en hij stond op om naar de badkamer te gaan. Na enkele stappen zakte hij inelkaar. Elsie schrok wakker en dacht dat haar man ergens over was gestruikeld. Toen zij hem niet alleen overeind kreeg, riep zij de hulp in van een van de medewerkers van het hotel en samen legden zij Walter in bed.
'Heb je je pijn gedaan, Walter?' vroeg zij. 'Nee,' antwoordde hij, 'ik mankeer niets. Ik ben alleen gestruikeld.'
Walter viel in slaap, maar Elsie kon de slaap niet vatten. Een uur later hoorde zij hem weer opstaan. Zij hoorde hem naar het raam lopen, snakkend naar adem, maar voor hij bij het raam was, zakte hij weer inelkaar. Elsie riep de hulp in van een hotelmedewerker en van mijnheer en mevrouw Ratanlal, een bevriend echtpaar dat in een kamer logeerde tegenover die van de Cowans. Zij hadden Walter juist weer in bed gelegd toen de inderhaast opgeroepen hoteldokter verscheen. Deze kon niet anders doen dan de dood constateren. Terwijl Elsie en mevrouw Ratanlal tot Sai Baba baden om hulp, belde de dokter een ziekenwagen om het lichaam naar een ziekenhuis te laten brengen. Het betreffende ziekenhuis, Lady Willingdon's Nursing Home, beschikte niet over een mortuarium en daarom werd het lichaam voorlopig in een kamertje gelegd. Kort daarop ging dokter Rajagopalam, de cardioloog, naar het kamertje, maar ook hij kon slechts constateren dat Walter was overleden. Vervolgens kwam er een verpleegster, die het lichaam goed legde, watten in de neus en oren stopte en een laken over het lichaam trok.
Vanaf het moment dat hij in het hotel was overleden, was Walter zich ervan bewust dat hij dood was, maar niettemin had hij moeite met de manier waarop men met zijn lichaam omging. Tijdens de tocht naar het ziekenhuis bleek de deur van de ziekenwagen niet goed te sluiten en iedere keer als de auto moest stoppen, dacht hij dat zijn lichaam eruit zou vallen. Hij probeerde de chauffeur hierop attent te maken, maar dat lukte niet. Ook de manier waarop zij zijn lichaam in het ziekenhuis op een bed gooiden, beviel hem absoluut niet, maar hij kon niets doen.
De volgende ochtend om acht uur gingen Elsie en mevrouw Ratanlal naar het huis waar Baba verbleef. Elsie was in wezen heel gelukkig. Waar had haar man beter kunnen sterven dan in Baba's omgeving? Wat zij zich niet realiseerde, was dat het heel wat problemen zou gaan opleveren om het lichaam van Walter terug te laten brengen naar Amerika. Bovendien wist zij niet dat Walters taak op aarde in dit lichaam nog niet teneinde was. Toen zij binnenkwam en wilde gaan vertellen wat er was gebeurd, stak Baba zijn hand op en zei: 'Walter leeft.' Zij stond als aan de grond genageld en kon geen woord uitbrengen en hij vervolgde: 'Ga terug naar het ziekenhuis. Ik zal om tien uur komen.' Om tien uur waren Elsie en mevrouw Ratanlal terug in het ziekenhuis en daar troffen zij Walter inderdaad levend aan. Zij gingen onmiddellijk naar de cardioloog en Elsie zei tegen hem: 'U heeft toch gisteren geconstateerd dat mijn man was overleden?'
'Inderdaad, mevrouw. Toen uw man gisteren in het ziekenhuis arriveerde, was hij reeds overleden. Het spijt mij dat ik niets meer voor hem kon doen.'
'Maar hij is niet dood!' riep Elsie uit.
'Mevrouw, u vergist zich. Dat kan immers niet. Ik zal nog even met u meelopen.'
Nadat hij bij Walter was geweest, zei hij, enigszins in de war, dat hij dit niet kon verklaren. Hij wist toch zeker...
Baba zagen zij bij die gelegenheid niet, want hij was iets vroeger naar het ziekenhuis gegaan en toen zij arriveerden was hij juist weer vertrokken. Hij had Walter opgewekt uit de dood.
De volgende dag, 26 december, ging Sai Baba, vergezeld van Hislop en Appa, naar een bijeenkomst waar hij prijzen zou uitreiken en een toespraak zou houden. Tijdens zijn toespraak riep mevrouw Cowan, die in het ziekenhuis was, hem opeens. Zij zag haar man plotseling verslechteren en dacht dat hij stierf. Zij schrok enorm en riep onmiddellijk luidkeels: 'Baba, Baba, Baba! Walter sterft.' Zonder zijn toespraak te onderbreken ging Baba direct naar het ziekenhuis en gaf Walter de benodigde hulp. Na afloop van de bijeenkomst in de auto op weg naar het huis van een devotee om te lunchen, vertelde hij dit aan Hislop en Appa en hij voegde eraan toe: 'Jullie zullen niet samen met mij kunnen lunchen. Breng deze vibhuti naar het ziekenhuis en geef mijnheer Cowan iets ervan in zijn mond en wrijf de rest op zijn voorhoofd en borst. Wanneer jullie naar die hoek daar lopen, zullen jullie mevrouw Hislop daar in een taxi vinden. Zij zal jullie naar het ziekenhuis brengen.'
Mevrouw Hislop was hen stiekem gevolgd in een taxi. Zij had haar uiterste best gedaan om onopgemerkt te blijven, maar die moeite had zij zich kunnen besparen.
Ruim een week later ging het nogmaals mis. Baba was reeds enkele dagen terug in Prasanthi Nilayam toen mevrouw Cowan hem weer te hulp riep en hij wekte mijnheer Cowan voor de derde keer op uit de dood. Vanaf dat moment ging het goed met hem. Hij zou nu spoedig uit het ziekenhuis ontslagen worden. Vóór zijn opstanding uit de dood had hij zware suikerziekte en nog diverse andere kwalen, maar die waren nu verdwenen. Van al deze kwalen had Baba hem voor de rest van zijn leven verlost.
Op Baba's verzoek gingen de Cowans na zijn ontslag uit het ziekenhuis met hem mee naar Bangalore. Daar lieten zij zich met een auto naar het West End Hotel brengen. Ook in Bangalore bezocht Baba hen enkele malen, net als hij dat had gedaan in Madras. Hij verbleef in Brindavan, maar dat lag slechts op geringe afstand van Bangalore. Op een gegeven moment zei hij: 'Nu Walter beter is, zullen wij een spiritueel huwelijk sluiten.' Wanneer een echtpaar de zestig is gepasseerd en de kinderen zijn het huis uit, is dat echtpaar daarmee bevrijd van wereldse verplichtingen. Wanneer zij dat willen, kunnen zij zich dan volledig overgeven aan een spiritueel leven en het is in India de gewoonte om dat nieuwe leven met God symbolisch te laten beginnen met een tweede huwelijksceremonie. Baba zei tegen Elsie: 'Kom naar Brindavan en geef mij je maten. Ik zal een bruidsjapon voor je laten maken en wij zullen een prachtige huwelijksplechtigheid hebben.'
Elsie kwam zonder haar man naar Brindavan omdat al dat reizen voor Walter nog te vermoeiend was. Baba liet iemand haar maten nemen en vervolgens een eenvoudige, maar elegante bruidsjapon maken.
Kort daarop voltrok hij in zijn huis in Brindavan hun spirituele huwelijk in het bijzijn van een kleine schare van hun vrienden. Enkele van deze vrienden hadden Elsie vooraf geadviseerd een bloemenkrans voor Baba mee te nemen, maar zij vond dat niet nodig. Zij wist of dacht te weten dat hij niet gaf om zulke zaken. Maar bij een dergelijke huwelijksplechtigheid hoort een bloemenkrans en dus vroeg hij haar bij de aanvang van de ceremonie: 'Waar is de bloemenkrans?'
Enigszins sip moest zij antwoorden: 'Wij hebben er geen meegebracht, Swami.'
Sai Baba keek bedroefd, alsof hij wilde zeggen dat de ceremonie niet door zou kunnen gaan zonder krans. De Cowans keken hem verwachtingsvol aan, wetend dat hij wel met een oplossing zou komen. Hij hield hen daarom niet langer in spanning en vroeg een van de aanwezigen om de krans die de dag ervoor in de koeling was gelegd, te gaan halen. Tijdens de ceremonie sprak Baba over de betekenis van het spirituele huwelijk en daarna deden de Cowans de bloemenkrans om zijn hals. Tot slot materialiseerde hij voor beiden een ring. Zij waren heel gelukkig. Elsie's hart was heel zuiver en vanuit deze zuivere liefde sprak zij Baba soms volkomen spontaan aan met 'Honey'. Daar maakte hij normaal gesproken geen bezwaar tegen, maar toen zij dit bij deze gelegenheid weer deed, corrigeerde hij haar met de woorden: 'Mijn naam is Sri Sathya Sai Baba.' Hij deed dit waarschijnlijk omdat er enkele mensen aanwezig waren die de neiging hadden haar na te gaan doen. Zij zouden het echter niet gedaan hebben uit liefde, maar uit gebrek aan respect en uit trots dat zij zo dicht bij Baba stonden dat zij hem aldus mochten aanspreken.
Rond die tijd heeft Walter zijn ervaringen na de dood van zijn lichaam nogmaals uitvoerig aan zijn vrouw verteld. Hij verwoordde deze ervaringen als volgt:

'Terwijl ik in het Connemara Hotel in Madras was, kreeg ik, twee dagen na mijn aankomst aldaar, een zware longontsteking en moest in bed blijven. Terwijl ik naar adem lag te snakken, was de strijd van het lichaam plotseling voorbij en ik stierf. Ik was heel rustig en bevond mij in een toestand van wonderbaarlijke gelukzaligheid, en de Heer, Sai Baba, was aan mijn zijde. Ook al lag mijn lichaam op bed, dood, mijn geest bleef steeds doorwerken tot Baba mij terugbracht. Ik voelde geen verlangen of angst, maar een overweldigend gevoel van welzijn, want ik was alle angst voor de dood kwijt. Baba nam mij mee naar een hele grote zaal waar honderden mensen rondliepen. Het was de zaal waar alle verslagen van al mijn levens werden bewaard. Baba en ik stonden voor de reehtbank. Degene die de leiding had, kende Baba heel goed en hij vroeg om de verslagen van al mijn levens. Hij was heel aardig en vriendelijk en ik had het gevoel dat wat er ook besloten werd, dat het beste zou zijn voor mijn ziel. De verslagen werden de zaal binnengebracht - armen vol rollen en zij schenen alle in verschillende talen te zijn geschreven. Terwijl zij werden voorgelezen, legde Baba ze mij uit. Aanvankelijk gingen zij over landen die al duizenden jaren niet meer bestaan en die ik mij niet kon herinneren. Toen zij aankwamen bij koning David werd de tekst over mijn levens boeiender. Ik kon nauwelijks geloven hoe belangrijk ik klaarblijkelijk was geweest in ieder volgend leven. Terwijl zij verdergingen met het voorlezen van de tekst over mijn levens, kreeg ik de indruk dat wat werkelijk van belang was mijn motieven en karakter waren, aangezien in mijn geval vrede en spiritualiteit het meest op de voorgrond traden. Ik herinner mij niet alle namen, maar ik kom voor in bijna alle geschiedenisboeken ter wereld vanaf het begin der tijden. In ieder van de verschillende landen waar ik een lichaam aannam, volbracht ik mijn taak - en die was vrede en spiritualiteit. Na ongeveer twee uur waren zij gereed met het voorlezen van de rollen, en de Heer, Sai Baba, zei dat ik het werk waarvoor ik geboren was, nog niet voltooid had en hij vroeg de rechter om mij aan hem over te dragen teneinde mijn taak, het uitdragen van de waarheid, te voltooien. En Baba verzocht om mijn ziel terug te geven aan mijn lichaam onder zijn leiding. De rechter zei: "Het zij zo." De zaak werd gesloten en ik ging met Baba mee om naar mijn lichaam terug te keren. Ik aarzelde om deze wonderbaarlijke gelukzaligheid achter te laten, maar ik wist dat het het beste was om mijn taak te voltooien zodat ik zou kunnen opgaan in de Heer, Sai Baba.
Ik vertelde het gebeurde direct aan Elsie en zij nam het op met de cassetterecorder. Ik besprak het ook met Baba en hij zei dat het geen verbeelding van mij was - het was een echte ervaring. Mijn leven gaat nu verder onder de leiding van Sai Baba, die ik aanbid en aan wie ik mijn leven te danken heb.' Aldus de woorden van Walter Cowan.

Deze ervaring van hem was dus een werkelijke ervaring. Het was geen illusie. Baba heeft bevestigd dat het plaatsvond in mijnheer Cowans geest en dat hij daar was om zijn gedachten te sturen en te verhelderen. In een toespraak uit februari 1971 heeft Baba verteld dat in het gerechtshof van Yama, de koning van de dood, Chitragupta werkzaam is. Hij is administrateur en hij houdt een register bij van alle goede en slechte daden van ieder levend wezen. Wanneer iemand sterft, brengt hij de betreffende stukken naar het hof en maakt de balans op tussen debet en credit. Yama, de koning, bepaalt vervolgens de straf, die dient als boetedoening en als leerproces. Deze Chitragupta heeft zijn kantoor in de geest van de mens en hij is er altijd. Hij legt alle geheime ingevingen vast die uitmonden in daden. Hij noteert zowel de waarschuwingssignalen als de gelegenheden waarbij van deze signalen geen notitie wordt genomen of waarbij ze moedwillig worden veronachtzaamd. Men moet daarom acht slaan op de waarschuwingen van God betreffende louter menselijke of zelfs dierlijke neigingen.
De Cowans gingen in april terug naar huis en daar leefde Walter nog ruim anderhalf jaar in tamelijk goede gezondheid. Zijn enthousiasme om over Baba en zijn leringen te vertellen, was enorm. Vóór zijn wederopstanding was hij een zeer zorgelijk mens. Hij maakte overal een probleem van. Maar in de laatste periode van zijn leven was hij kalm, vrij van zorgen en zonder angst voor de dood. De ervaring voor de rechtbank had hem ervan bewust gemaakt dat hij het lichaam niet was, dat hij in werkelijkheid onsterfelijk was. Op zijn uiteindelijke sterfbed in Californië zijn hij en zijn vrouw Baba's naam voortdurend blijven herhalen tot het laatste moment. Baba was bij hem en hij was volkomen gelukzalig toen hij stierf. Direct na zijn dood stuurde Baba zijn weduwe een telegram met de tekst: 'Walter is hier in goede gezondheid aangekomen.'
16. De Vormloze met vorm, de Naamloze met naam

In april 1972 begon er voor het eerst in Brindavan een zomerschool. Vervolgens werd er tot en met 1979 ieder jaar, met uitzondering van 1975, een dergelijke cursus georganiseerd, maar daarna was dit pas weer in de negentiger jaren het geval en dan nog slechts incidenteel. In dit eerste jaar werden studenten uit alle deelstaten van India uitgenodigd om deze zomerschool, die dertig dagen zou gaan duren, bij te wonen. Meer dan achthonderd studenten - jongens en meisjes - gaven aan de uitnodiging gehoor en kwamen gedurende de zomervakantie naar Whitefield. Daar volgden zij iedere dag een serie lezingen, die gehouden werden in een gebouw dat tijdelijk was opgetrokken op het terrein van de ashram.
De studenten en de leraren die hen begeleidden, werden gehuisvest in alle ruimten die maar te vinden waren in het grote studentenhuis. Voor het bereiden van de maaltijden hadden zich een groot aantal vrijwilligers uit Prasanthi Nilayam aangemeld en onder hen bevond zich ook Easwaramma. Zij sliep niet in het studentenhuis, maar op de begane grond van Baba's in de vorm van een lotus gebouwde woning, tezamen met een van haar kleinzoons en nog enige anderen. Ondanks haar 82 jaren stond zij nog altijd voor iedereen klaar. Het deed haar bijzonder veel genoegen dat Baba zoveel aandacht besteedde aan studenten en leraren. Zij was zich er duidelijk van bewust dat goed onderwijs essentieel was voor het kweken van goede toekomstige leiders, mensen met gezag of verantwoordelijkheid, die het goede voorbeeld zouden kunnen geven.
De lezingen over spiritualiteit en Indiase cultuur werden gegeven door mensen die bekend stonden om hun grote deskundigheid op deze gebieden. Het programma was tamelijk zwaar en de dagen waren lang, maar niettemin deden alle studenten met veel enthousiasme mee aan alle onderdelen. Naast het bijwonen van de lezingen hielden zij zich bezig met het reciteren van het Om (de scheppingsklank), het zingen van bhajans, het doen van yoga-oefeningen, het houden van korte toespraken en met werk op het land in de omliggende dorpen. Baba besteedde veel aandacht aan hen en bovendien hield hij iedere avond een toespraak.
Easwaramma werkte vol toewijding in de keuken, maar Baba wist dat dat nog maar voor heel korte tijd zou zijn. Haar ziel stond op het punt de aarde te verlaten.
In de tweede week van de zomerschool werd zij ziek. Zij had hoge koorts en moest in bed blijven. Om haar voor te bereiden op haar vertrek ging Baba op een dag naar haar toe. Ze lag rusteloos te woelen en hij vroeg haar: 'Ammayi (moedertje), hoe voel je je?' 'Mijn hele lichaam doet pijn,' antwoordde zij terwijl ze haar blik op Baba vestigde.
Op dat moment zag zij Baba als Ramachandra - Rama die de rustel0ze geest zuivert - met een kroon op het hoofd en de onoverwinnelijke boog in de hand. Ze vouwde haar handen en probeerde rechtop te gaan zitten. Nu was alle twijfel voorgoed bij haar verdwenen. Zij wist dat hij God was en maya kon daar geen invloed meer op uitoefenen! Baba nam zijn gewone vorm weer aan, gaf haar vibhuti en zei: 'De koorts zal verdwijnen.' Daarna verliet hij de kamer.
Zij knapte snel op en wilde zelfs alweer in de keuken gaan werken. Baba hield haar tegen en zei dat zij het rustig aan moest doen. Tijdens een gesprek mer haar op 5 mei vroeg hij haar plotseling: 'Vertel mij eens, is er nog iets wat je verlangt?'
Zij antwoordde: 'Ik heb nu bedevaarten gemaakt naar alle tempels. Ik heb de grootste tempel van allemaal gezien en de God die daar verblijft. Ik heb geen andere verlangens meer.'
Maar Baba wist dat er zich nog een klein verlangen schuilhield in een hoekje van haar geest. Zij wilde haar kleindochter Sailaja, die binnenkort jarig was, graag een cadeautje geven. Met enig aandringen wist hij haar over te halen wat geld van hem te accepteren en met dat geld stuurde hij haar naar de bazaar om iets te kopen. Toen zij terugkwam met het geschenk straalde zij van blijdschap. Die avond zat zij op de binnenplaats van het huis in het gezelschap van haar dochter Venkamma en een aantal klein- en achterkleinkinderen. De jarige kreeg haar geschenk en Easwaramma vertelde de achterkleinkinderen een verhaal, zoals zij dat zo vaak deed. De atmosfeer was vol vrede.
De volgende ochtend in alle vroegte hielden de studenten nagara-samkirtan. Dit is het gezamenlijk zingen van bhajans terwijl men langzaam door de straten van de stad of het dorp loopt. Dit zuivert de atmosfeer. Toen zij omstreeks zes uur terugkwamen, gaf Sai Baba hun darshan. Daarna ging hij naar boven om een bad te nemen. Zijn moeder was inmiddels in bad geweest en zat nu beneden op de veranda van het huis heerlijk ontspannen koffie te drinken. Terwijl Baba naar de badkamer liep, riep zij opeens: 'Swami, Swami, Swami!'
Hij riep terug: 'Ik kom, ik kom!'
Daarop liep hij onmiddellijk naar beneden en terwijl zij Baba's hand vasthield, stierf zij.
Welk een schitterend einde van het aardse leven! Op het moment van haar dood dacht zij slechts aan God.
Baba liet enige auto's naar de zij-ingang van het huis komen om het lichaam van zijn moeder, begeleid door een aantal familieleden en nog enkele anderen, naar Puttaparthi te brengen. Hij had instructies gegeven dat het lichaam naar het huis van Seshama - die toen weer in Puttaparthi woonde - moest worden gebracht, opdat de dorpsbewoners in de gelegenheid zouden zijn om afscheid te nemen. Toen de auto's eenmaal in Puttaparthi waren aangekomen, verspreidde het nieuws zich als een lopend vuurtje door het dorp. Er heerste diepe droefheid. Die avond werd het met bloemen bedekte lichaam naar het graf gedragen terwijl devotees bhajans zongen. Terwijl de zon langzaam achter de horizon verdween, werd het lichaam eerbiedig neergelaten in het graf, naast dat van haar echtgenoot.
Baba was zelf niet aanwezig bij de begrafenis aangezien hij een taak te vervullen had in Brindavan. Toen hij de studenten en de andere aanwezigen vertelde wat er was gebeurd, was iedereen erg verslagen en menigeen huilde. Hij riep haar sterfdag uit tot Easwaramma-dag. Easwaramma hield zoveel van kinderen dat in het vervolg ieder jaar op deze zesde mei kinderen over de gehele wereld zou moeten worden gewezen op het ideale leven dat zij had geleid en zij zouden moeten worden aangespoord om ook zo te leven. Alleen wanneer zij zich hun gehele leven op God richtten, zouden zij erin slagen bij hun dood slechts aan God te denken. Verder zou de middelbare school in Puttaparthi, die over enkele maanden zou worden geopend, Easwaramma High School gaan heten teneinde allen eraan te herinneren, hoe belangrijk het was kinderen liefde te geven en hun de kans te geven hun talenten te ontplooien en hun goddelijkheid te ontdekken.
Bij haar dood dacht Easwaramma slechts aan God. Bij velen zal de geest zich op dat moment richten op de kinderen, op bezittingen of op andere aardse zaken. Er is in het Telugu een spreekwoord dat in vertaling luidt: Goedheid bewijst zich in de manier waarop iemand sterft. Echte toewijding blijkt tijdens de laatste ogenblikken. Easwaramma zat op de veranda samen met Venkamma en Sailaja, maar toch riep zij slechts om Baba. Dat is een bewijs van een volkomen op God gerichte levenswijze. Dit komt van binnenuit; het kan niet van buitenaf worden opgelegd en ook trucjes werken niet. Baba heeft dit eens geïllustreerd met het volgende verhaaltje.
'Er was eens een winkelier die werd geïnspireerd door dat verhaal van Ajamila. Hij besloot om zich door middel van een slimmigheidje de naam van God te herinneren bij zijn laatste ademtocht. Hij vernoemde zijn zonen naar de verschillende Avatars, want hij wist dat hij hen beslist zou roepen wanneer hij dood zou gaan. Tenslotte kwam dat moment en zoals te verwachten was, riep hij al zijn zonen bij naam, een voor een. Hij had er zes en dus riep hij de Heer totaal zes maal. De jongens kwamen en stonden rond zijn bed en terwijl hij de groep rondkeek, was de gedachte die in de geest van de stervende opkwam, precies op het moment dat hij doodging: "Ach! Zij zijn allemaal hierheen gekomen. Wie zal er nu op de winkel letten?" '
De winkel was zijn lust en zijn leven geweest en hij kon niet zomaar vlak voor zijn dood op God overschakelen. Bij het sterven zullen je gedachten en gevoelens zich richten op dat wat tijdens je hele leven het belangrijkste voor je is geweest. Alleen wanneer je er een gewoonte van maakt God bij iedere ademhaling in gedachten te hebben, zul je Hem in gedachten kunnen hebben bij je laatste ademtocht.

Wetenschappers verlangen ernaar Sai Baba's vermogens onder laboratorium-omstandigheden te onderzoeken, maar dat zal nooit gebeuren. Baba zegt dat zijn goddelijke krachten er uitsluitend zijn om zijn liefde te tonen en om de buitengewone krachten van God zichtbaar te maken. De huidige wetenschappers menen alles te kunnen verklaren, maar zij realiseren zich niet, dat de menselijke zintuigen feilbaar en beperkt zijn. Niemand zal ooit Baba's mysterie kunnen begrijpen, wie hij ook is, hoelang hij het ook probeert en welke methoden hij ook toepast.
Het voorgaande kwam ter sprake tijdens een interview dat Baba toestond aan Osis en Haraldsson (
17).
Zij vertelden Baba dat zij onderzoek deden op parapsychologisch gebied en dat zij veel hadden gehoord over de wonderen die hij zou doen. Ondertussen materialiseerde Baba met een handbeweging een grote gouden ring met een afbeelding van zichzelf, die hij vervolgens om de ringvinger van Osis deed. Zij spraken over gecontroleerde experimenten, over het grote belang van wetenschap en zij kwamen met vele argumenten, maar de essentie van de waarde van wetenschap noemden zij niet. Tijdens de lange discussie zei Baba dat wetenschap nodig en nuttig is, maar dat zij haar onderzoek zou moeten beperken tot datgene wat behoort tot het terrein van de menselijke zintuigen. Spiritualiteit daarentegen overstijgt de zintuigen. Wanneer men de aard van geestelijke kracht wil begrijpen, dan kan men dat alleen doen via de weg van de spiritualiteit, en niet via die van de wetenschap. De wetenschap is beperkt in haar mogelijkheden, maar dankzij de wetenschap kan de mens kennis verwerven van wereldse zaken en deze kennis kan worden gebruikt om die wereldse zaken op verstandige wijze te gebruiken teneinde de uiteindelijke bestemming, God, te bereiken.
Tenslotte zei Baba: 'Het gewone, dagelijkse leven en het spirituele leven zouden met elkaar vergroeid moeten zijn zoals een dubbele rudraksha.'
Beide wetenschappers keken niet-begrijpend en Baba probeerde hun uit te leggen wat een rudraksha was. Kennelijk slaagde hij daar niet in en hij riep de hulp in van de aanwezige vertaler. Ook deze had geen succes en Haraldsson - die enigszins geïrriteerd was omdat hij wel merkte dat Baba niet bereid was aan zijn experimenten mee te werken - bleef doorvragen. Met schijnbaar een zweem van ongeduld sloot Baba zijn hand tot een vuist, cirkelde er even mee, opende zijn hand onder de neus van Haraldsson en zei: 'Dit is er een.' Op zijn hand lagen de aaneengegroeide pitten van twee rudraksha-vruchten. Dergelijke pitten zijn bruin en fraai gestructureerd. Rudraksha-pitten worden vaak gebruikt voor het rijgen van japamala's (bidsnoeren). Dubbele rudraksha's zijn in de natuur uiterst zeldzaam. Baba liet hun de pitten bekijken, nam ze daarna weer zelf in zijn hand en zei tegen Haraldsson: 'Ik wil je een geschenk geven.'
Hij vouwde zijn handen om de pitten, blies erop en opende ze weer. In zijn handpalm lag de dubbele rudraksha, nu voorzien van een gouden schildje, aan boven- en onderkant verbonden door gouden kettinkjes. Bovenaan het bovenste schildje zat een gouden kruisje met een robijn. Achter het kruisje was een opening zodat het sieraad aan een kettinkje om de hals kon worden gedragen.
Later heeft Haraldsson zijn elaecarpus ganitrus - zijn rudraksha - laten zien aan een groot aantal botanisten en anderen. Vrijwel niemand had ooit een dubbele rudraksha gezien, maar als dat wel het geval was, dan ging het toch om kleine, misvormde exemplaren. Niemand had ooit zo'n prachtige, grote dubbele rudraksha gezien als hij bezat.
Haraldsson was nu toch wel onder de indruk en hij vroeg: 'Hoe kunt u zo'n prachtig sieraad schijnbaar uit het niets tevoorschijn halen? Hoe komt het dat u dat wel kunt en wij niet?'
'Wij zijn allemaal als lucifers,' antwoordde Baba, 'maar het verschil tussen jou en mij is dat de mijne brandt.'
Het interview eindigde opgewekt en Sai Baba beloofde de beide wetenschappers dat hij hen de volgende dag weer zou spreken. Tijdens dat volgende interview begon met name Haraldsson weer over het grote belang van gecontroleerde experimenten voor de wetenschap en voor Baba's geloofwaardigheid.
Omdat hij verdere discussie hierover kennelijk zinloos vond, koos Baba blijkens het vervolg van deze geschiedenis voor een andere oplossing. Hij zei: 'Ik zal jullie één dag de tijd geven voor experimenten. Over enkele dagen vertrek ik naar Bangalore en daar zullen die experimenten plaatsvinden. Ik sta er wel op dat dr. Bhagavantham daarbij aanwezig is. Hij is een bekende Indiase wetenschapper op atoomgebied. Momenteel is hij in het buitenland, maar hij komt over enkele dagen terug.'
Na enkele dagen en nog enkele interviews vertrokken Osis en Haraldsson alvast naar Bangalore. Zij zouden op korte termijn teruggaan naar hun eigen land en zij moesten nog veel voorbereiden voor de beloofde experimenten.
Toen Baba niet kwam opdagen in Bangalore stuurden zij hem via een devotee een briefje met het verzoek om spoedig te komen. De boodschap die Baba hun via een andere devotee deed toekomen, was een grote teleurstelling voor hen. De geplande experimenten konden niet doorgaan. Zij begrepen wel dat Baba er niets aan kon doen dat Bhagavantham was opgehouden en niet op tijd terug kon zijn voor de afspraak, maar toch...
Tijdens hun tweede bezoek aan Prasanthi Nilayam, eenjaar later, kwamen Osis en Haraldsson tijdens interviews telkens weer terug op hun wens Baba's 'gaven' wetenschappelijk te onderzoeken. Hij legde herhaalde malen uit dat wetenschappers spiritualiteit niet kunnen begrijpen en dat spiritualiteit begint waar wetenschap eindigt, maar niets hielp. Deze keer vond Baba het blijkbaar tijd voor een experiment van zíjn kant.
Omdat hij wist dat Haraldsson ieder detail in het oog hield, had hij hen vanaf het moment dat zij waren binnengekomen, niet aangeraakt of dicht benaderd en nu zaten zij voor hem op de grond op zo'n anderhalve meter bij hem vandaan. Tijdens de discussie zei hij opeens tegen Osis: 'Kijk naar je ring.' Osis en Haraldsson keken naar de ring die Baba tijdens hun eerste bezoek voor Osis had gematerialiseerd, en constateerden dat de steen met de afbeelding van Baba was verdwenen. De steen was in de ring gevat geweest en werd bovendien nog vastgehouden door vier tandjes. Nu was deze verdwenen ofschoon noch de ring noch de tandjes verbogen waren. Heel misschien had de steen eruit kunnen vallen wanneer hij gebroken was en dus richtten alle blikken zich op de vloer. Terwijl zij zochten, zei Baba plagend: 'Kijk, dit was nu een experiment van mij. Jullie vroegen om een wonder en dat heb ik je nu gegeven.'
Haraldsson had de afbeelding in de ring nog vlak voor de verdwijning gezien en ook enkele anderen van de aanwezigen bevestigden dat zij de afbeelding zojuist hadden gezien. En Osis zelf had enkele dagen eerder uitgeprobeerd hoe stevig de steen in de ring zat. Toen zij later terug waren in hun kamer onderzocht Haraldsson de tandjes met een vergrootglas, maar hij kon niet anders dan constateren dat die niet verbogen waren.
Twee dagen later gaf Baba de wetenschappers weer een interview en tijdens dit gesprek vroeg hij aan Osis om de ring aan hem te overhandigen.
'Beviel hij je?' vroeg hij.
'Ja,' antwoordde Osis kort.
'Wil je dezelfde steen of een andere?'
Hij wilde dezelfde. Baba sloot de ring in zijn vuist en hield die een tiental seconden vlak voor Osis' gezicht. Toen opende hij zijn hand en op zijn palm lag de ring, compleet deze keer. Hij schoof hem om Osis' vinger.

In de beginjaren van Baba's missie werden er niet zoveel foto's van hem gemaakt als tegenwoordig. Bovendien wilde hij in die tijd dat men hem eerst toestemming vroeg voor men ging fotograferen. Dat was toen algemeen bekend, maar niet iedereen hield zich daaraan. Menigmaal heeft een enthousiast fotograaf een lege film zien verschijnen bij het ontwikkelen van een rolletje dat hij had vol gemaakt zonder Baba's toestemming. Maar ook heeft hij enkele malen voor een fotograaf een fotorolletje gematerialiseerd, wanneer deze tijdens het fotograferen-met-toestemming onverwacht door zijn voorraad rolletjes heen bleek te zijn.
Hij heeft in de loop der jaren ook heel wat afbeeldingen voor devotees gematerialiseerd. Vaak waren dat foto's van zijn huidige belichaming, maar het ging ook om afbeeldingen van zijn vorige lichaam en van goden zoals Shiva en Ganesha.
Lang geleden heeft hij eens een foto gematerialiseerd van een man die reeds was overleden vóór Baba in zijn huidige lichaam geboren werd. Zijn weduwe bezat geen enkele foto van hem en zij verlangde hevig naar een afbeelding. Om haar te plezieren heeft Baba toen een foto van de overleden echtgenoot gemaakt. Het zal eind zeventiger jaren zijn geweest toen Baba een bijzondere foto materialiseerde voor een juwelier uit Stockholm. Tijdens een kort verblijf in zijn zomerresidentie in Ootacamund zat Baba samen met hem op een bank. Er was verder niemand aanwezig en zij voerden een diepgaand gesprek. Tijdens een korte pauze dacht Curdt Orefjaerd - de juwelier in kwestie - hoe blij hij zou zijn met een foto van Sai Baba en hem, samen zittend op die bank. Hij hield deze gedachte voor zich, want hij wilde Baba niet lastigvallen met dergelijke zaken. Toen Baba ongeveer een maand later van Bangalore naar Bombay vloog, was deze juwelier ook in zijn gezelschap aanwezig. Opeens haalde Baba een envelop tevoorschijn en gaf hem die met de woorden: 'En er was niet eens een fotograaf aanwezig.' Tot zijn stomme verbazing bevatte de envelop een foto van Baba en hemzelf, samen gezeten op de bank in Ooty.

Tegenwoordig is er aan de ashram een model-zuivelbedrijf verbonden. De boeren uit de omliggende dorpen kunnen op deze proefboerderij met de naam Gokulam, zien hoe zij te werk moeten gaan om een zo hoog mogelijke melkproductie te krijgen.
De Gokulam werd op 29 augustus 1975 officieel in gebruik genomen en op die dag werden de koeien en de buffels in processie met muziek en zang naar hun nieuwe woonruimte gebracht, ongeveer één kilometer vanaf de ashram.
In de stoet liep ook de olifant Sai Gita mee, want ook zij kreeg haar nieuwe stal in de Gokulam. Sai Baba heeft Sai Gita in 1964 gekregen van enkele devotees. Haar moeder was door stropers gedood en deze devotees zochten een tehuis voor haar jong, dat toen pas elf dagen oud was. Zij is inmiddels een bekende verschijning in de ashram en tijdens feesten loopt zij meestal mee in de ceremoniële processies. Zij is erg gehecht aan Baba en wanneer hij bij haar is, aait zij hem met haar slurf of houdt hem ermee vast om te verhinderen dat hij weggaat.
Baba heeft altijd veel dieren om zich heen gehad, zoals parkieten, papegaaien, pauwen, konijnen en herten en gedurende enige tijd ook een paard en een kameel. Ook dieren zijn zijn kinderen en de mens kan vaak nog veel van hen leren, zoals mededogen, genegenheid en dienstverlening.

Vroeger heeft hij ook honden gehad als gezelschap. Hun trouw en toewijding waren een voorbeeld voor veel devotees. De eersten waren Jack en Jill, twee keeshonden uit Ootacamund, die zo'n drie jaar bij hem zijn geweest. Dat was nog in de tijd van de Oude Mandir. Hij kreeg ze van een Engels echtpaar toen ze nog heel jong waren. Men had hun namen ontleend aan het bekende kinderliedje Jack and Jill went up the hill. Als gevolg van daden in een vorig leven aten zij nooit vlees en hadden zij de gewoonte om op donderdag te vasten. Jack sliep altijd aan het hoofdeinde van Baba's bed en Jill aan het voeteneinde.
In die tijd moesten devotees hun auto aan de overzijde van de rivier parkeren, dus bij Karnatanagapalli. Dichter bij de ashram konden zij niet komen. Zij waren daar niet zo blij mee aangezien zij er dan geen enkel zicht op hadden. Nieuwsgierige dorpsjongens vonden het wel prachtig. Zij konden zonder gestoord te worden deze onbekende voertuigen uitgebreid bekijken en betasten. Jack zag het als zijn plicht deze auto's te bewaken en hij lag daarom vaak onder een van de wagens zonder dat de bezitter dat wist. Met zijn geblaf hield hij de dorpsjongens op een afstand. Op zekere dag kwam de maharani (koningin) van Mysore naar Puttaparthi en ook zij kwam het laatste stuk lopend, samen met haar chauffeur. Deze laatste zou na het eten teruggaan naar de auto om erin te overnachten. Omdat hij misschien in het donker de weg niet zou vinden en Jack ter plaatse goed bekend was, zei Baba tegen de hond: 'Jack, ga jij met de chauffeur mee en kom dan morgenochtend weer terug.'
Jack ging voorop en de chauffeur volgde hem. Terug bij de auto kroop de chauffeur op de achterbank om te gaan slapen en Jack ging getrouw aan zijn gewoonte onder de auto liggen. De volgende ochtend trof de chauffeur enigszins gehaast voorbereidingen om de maharani op te gaan halen. Omdat het koud was, startte hij de motor om te zien of dat geen problemen zou opleveren. Vervolgens zette hij de auto een stukje achteruit, niet wetend dat Jack eronder lag. Een van de wielen reed over de slapende hond en zijn ruggengraat brak. De chauffeur merkte niets en met hevige pijn sleepte Jack zich over het zand van de rivier naar de Oude Mandir. De man die voor Baba's deur de wacht hield, zag hem aankomen en riep: 'Swami! De ruggengraat van onze Jack is gebroken. Hij jankt terwijl hij zich voortsleept!' Baba kwam direct naar buiten en riep luid: 'Jack!'
De hond kwam jankend aangelopen en zakte voor Baba's voeten in elkaar. Deze liet wat melk halen en gaf hem dat. Toen legde Jack zijn voorpootjes in Baba's hand, keek hem aan en stierf.
Jill kon niet leven zonder hem en weigerde vanaf dat moment om te eten en enkele dagen later stierf ook zij. Zij werden beide begraven achter de Oude Mandir.
Later kwamen Chitty en Bitty en na hen Lilly en Billy, ook allemaal keeshonden. En toen Minnie en Mickie, en Honey en Goldie, cocker-spaniëls. Al deze honden zijn enige jaren bij Baba geweest, maar daarna heeft hij ze weggegeven aan devotees. Hij heeft ook nog twee stel Duitse herders gehad, namelijk Rover en Rita, en daarna Tommy en Henry. Zijn liefde voor deze dieren moet de mensen leren dat alle dieren hun broeders en zusters zijn. Baba's liefde stroomt in volstrekt gelijke mate naar alle wezens en de mensen moeten zich ervan bewust worden dat mededogen met alle schepselen de grootste deugd is. Het moedwillig leed berokkenen aan enig schepsel is de ergste ondeugd.

Baba's liefde voor dieren blijkt ook uit het verhaal over Minkie, de kat van een vrouw uit Gauhati, de hoofdstad van de deelstaat Assam. Het was een zwerfkatje, dat liefdevol door haar was opgenomen in huis, ofschoon haar zuster een grote hekel had aan katten. Op een avond, het was begin 1972, waren de zussen bezig met het bereiden van de maaltijd voor enkele gasten toen Minkie de keuken binnensloop en een moot vis stal. Alle opgekropte woede tegen de kat en tegen haar zuster Lakhi, die het beest in huis had gehaald, kwam in een keer naar boven en zij barstte uit tegen haar zuster. Deze raakte hierdoor zo over haar toeren dat zij de kat in haar nekvel greep en haar begon af te ranselen met een stok. De kat schreeuwde van pijn en opeens vielen alle foto's van Sai Baba die aan de muren hingen, zestien in totaal, op de grond. 'Een aardbeving, een aardbeving,' riepen verscheidene gasten en iedereen rende naar buiten.
De zuster zag echter al gauw dat alleen Baba's foto's naar beneden waren gevallen en zij begreep dat hij een teken gaf om de kat te redden.
'Lakhi! Hou op! Hou op!' riep zij. 'Vermoord haar niet! Baba is kwaad op ons!'
Ontdaan en huilend zette Lakhi de trillende kat op tafel. De gasten, die nu ook weer binnenkwamen, zagen - net als de zusters - hoe de kat zich langzaam herstelde en haar vacht schudde. Maar wie schetst hun verbazing toen zij uit die vacht wolkjes heerlijk geurende vibhuti zagen opstijgen! Even later lag er overal om de kat heen vibhuti en allen begrepen dat Baba de kat op deze manier zegende.
Kort voor Baba's verjaardag dat jaar kwam er een grote groep devotees uit Assam naar de ashram en onder hen was ook Lakhi. Zij waren een week onderweg geweest en ook de terugreis zou minstens een week duren. Baba ontving hen in de tempel en hield een korte toespraak. Daarna gaf hij allen een handvol zakjes vibhuti. Toen hij daarmee gereed was, keerde hij terug naar Lakhi en gaf haar nog een aantal zakjes met de woorden: 'Ye billy ke liye. ' (Deze zijn voor de kat.)

Een van de feesten die in de ashram worden gevierd, is Mahashivaratri, 'de grote nacht van Shiva'. Het wordt gevierd in februari of maart in de nacht die voorafgaat aan de nacht van nieuwe maan. De juiste datum is afhankelijk van de maanstand. Het is in heel India een belangrijk feest. De maan, die heerst over de geest, heeft dan nog maar een nacht nodig om geheel te verdwijnen en daarmee haar invloed te verliezen op de beroeringen van de geest. Wanneer men deze nacht wijdt aan vurige aanbidding van God, dan kan men de geest overwinnen. Iedere maand kent een Shivaratri, maar eenmaal per jaar viert men een Mahashivaratri.
Voor het eerst in 1940 en - voorlopig - voor het laatst in 1976 deed Baba tijdens dit feest twee wonderen met een diepe spirituele betekenis. Vanaf 1977 heeft hij de viering ervan in Prasanthi Nilayam beperkt, omdat het aantal bezoekers bij deze gelegenheid inmiddels zo groot was geworden dat velen na afloop teleurgesteld vertrokken, omdat zij helemaal niets hadden kunnen zien van de wonderen. Pas vanaf 1999 zou Baba het tweede wonder - de geboorte van de lingam - weer in het openbaar laten plaatsvinden.
In 1976 viel Mahashivaratri op 28 februari. In de dagen daaraan voorafgaand hadden de devotees de tempel, het tempelplein en het Poornachandra Auditorium versierd met vlaggetjes en gekleurde elektrische lampjes. Bussen vol belangstellenden arriveerden en er was nauwelijks voldoende slaapplaats voor allen. Zelfs klaslokalen van de scholen buiten de poort werden ingericht als slaapplaats, maar ondanks dat moest menigeen een plekje zoeken onder een boom of op een van de grasvelden of het open terrein rond de scholen.
Op de 28ste gingen de rolluiken van het Poornachandra Auditorium om zeven uur 's morgens open en de devotees stroomden naar binnen. Om negen uur begon het zingen van bhajans en wat later betrad Sai Baba de hal via de ingang achter het toneel. Hij glipte tussen de zware, donkerblauwe gordijnen door het toneel op en liep vandaar de zaal in om darshan te geven. Ondertussen zetten enkele medewerkers een tafel op het toneel en plaatsten daarop een zilveren beeld van Shirdi Baba. Na darshan ging Baba het toneel weer op en waste het beeld met water. Vervolgens haalde hij met de bekende draaiende handbeweging een zilveren ketting tevoorschijn en deed die om de nek van het beeld.
Toen kwam het moment waarop ieder wachtte: de vibhuti-abhisheka, de rituele reiniging met as. Bhagavantham hield een lege pot ondersteboven boven het beeld. Baba trok zijn mouw omhoog, stak zijn rechterhand in de pot en begon draaiende bewegingen te maken. Onmiddellijk stroomde er vibhuti uit de pot op het beeld. Toen zijn rechterarm vermoeid raakte, haalde hij zijn hand uit de pot en de stroom vibhuti stopte direct. Vervolgens stak hij zijn linkerhand in de pot en de as begon weer te stromen. Hij wisselde nog enkele malen van arm en tenslotte stak hij beide handen in de pot. Terwijl de devotees het tempo van de bhajans opvoerden, stroomde er een waterval van as omlaag. Toen hij tenslotte zijn handen uit de pot haalde, was het beeld overdekt met vibhuti en lag er een dikke laag rond de voet ervan. Sai Baba en Bhagavantham waren helemaal grijs. Overal hing de zoete geur van de vibhuti. Vervolgens nam Baba de pot met het water dat hij gebruikt had om het beeld te baden en begaf zich tussen de devotees. Met een kwast sprenkelde hij water op de aanwezigen. Daarna ging hij terug naar zijn kamer in de tempel om zich te verkleden. Het ritueel van de ochtend was voorbij. Vrijwilligers zouden pakjes maken van de vibhuti en Baba zou die de volgende dag uitdelen tijdens darshan.
Ofschoon dit ceremoniële asbad veel indruk maakte op de devotees, wisten maar weinigen wat de diepere betekenis ervan was. Baba deed deze ceremonie om de devotees de les van onthechting te leren. Shiva verbrandde Kama, de god van het verlangen, tot een hoopje as. Vervolgens tooide Shiva zichzelf met die as en aldus schitterde hij als overwinnaar van het verlangen. Toen Kama eenmaal was vernietigd, kon Prema heersen als de godin van de liefde. Liefde kan pas waarachtig en volledig zijn wanneer alle verlangen is opgegeven. Er is geen groter offer dat je God kunt brengen, dan de as die het teken is van je overwinning over het verlangen. De vibhuti-abhisheka heeft tot doel de devotees te inspireren om alle verlangens op te geven.

Om zes uur 's avonds ging het auditorium weer open. Kort daarop begon het zingen van bhajans en dat duurde voort tot Baba verscheen rond acht uur. Deze avond zou de lingodbhava, de geboorte van de lingam, in het openbaar plaatsvinden.
Eerst hielden drie studenten een korte toespraak en vervolgens hield Baba een toespraak. Bhagavantham vertaalde zijn Telugu simultaan in het Engels.
Daarna begon Baba bhajans voor te zingen. Al snel kwam de lingam vanuit zijn maag omhoog en hij legde zijn hand op zijn rechterzij. Hij toonde tekenen van pijn, stopte met zingen en dronk wat water. Onmiddellijk nam iemand anders het voorzingen van hem over. De lingam die zich in de afgelopen dagen als een zachte, buigzame substantie in zijn maag had gevormd, kwam omhoog door zijn slokdarm en bereikte zijn mond, waar hij hard werd. Snel stond Baba op en hield zijn handen als een schaaltje onder zijn mond. Hij opende zijn mond en de lingam, die zo groot was als een ganzenei, viel in zijn handen. Hij hield hem omhoog tussen duim en wijsvinger en er brak een luid gejuich los onder de tienduizenden aanwezigen. Daarna plaatste hij de lingam op een zilveren schaal en ging terug naar zijn kamer terwijl de devotees doorgingen met zingen - de hele nacht.
In de loop der jaren heeft Baba op deze manier tientallen lingams in zijn lichaam gematerialiseerd en via zijn mond tevoorschijn gebracht in het bijzijn van de devotees. Sedert zijn bekendmaking materialiseert hij ieder jaar tijdens dit feest een aantal lingams en hij zal dat blijven doen, maar slechts een gedeelte daarvan materialiseert hij in het openbaar. In de meeste gevallen ging het bij het in het openbaar materialiseren om een lingam van kristal of gekleurde steen, maar hij heeft ook een keer twee gouden lingams en een andere keer negen zilveren lingams achter elkaar tevoorschijn gehaald. De meeste lingams geeft hij weg aan devotees die zich bewust zijn van de werkelijke waarde ervan. Zij vereren dit geschenk iedere dag op de daarvoor bestemde wijze. De lingams die hij niet weggeeft, stuurt hij meestal terug naar waar zij vandaan zijn gekomen.
Een lingam is ellipsvormig, zoiets als een ei. Hij heeft voor- noch achterkant, begin noch einde en daarom is hij een symbool van God, die zonder begin en zonder einde is. Maar aangezien God en zijn schepping in wezen één zijn, is hij ook een symbool van de schepping. Hij is de Vormloze met vorm, de Naamloze met naam en de lingodbhava is daarmee de symbolische geboorte van God in tijd en ruimte. Wij kunnen Baba's onmetelijke vermogens niet begrijpen en daarom materialiseert hij de lingam als een voorbeeld van zijn macht. Hiermee zijn wij getuige van een blijk van zijn goddelijkheid.
Enkele jaren vóór de hier beschreven gebeurtenis gaf hij nog een blijk van zijn goddelijkheid door na de geboorte van de lingam in trance te gaan. Meestal verlaat hij de bijeenkomst na de lingodbhava, maar die keer bleef hij in zijn stoel zitten. Zijn lichaam werd langzaam stijf en zijn ademhaling ging steeds trager. Aanvankelijk hadden alleen Kasturi, Bhagavantham en nog enkele anderen in de gaten wat er gebeurde. Na twintig minuten boog Kasturi zich naar Baba over en riep zachtjes: 'Swami! Swami!', maar deze reageerde niet. Na een half uur wisten ook de devotees die helemaal achteraan zaten, dat er iets aan de hand was en velen verzonken in een diep gebed. Naarmate de tijd vorderde, gingen steeds meer mensen zich afvragen of alles met Baba wel in orde was en sommigen begonnen zelfs te huilen. Daarom beëindigde hij de trance na 55 minuten, opende zijn ogen en glimlachte. Iedereen zuchtte van opluchting en sommigen voelden zich beschaamd vanwege hun gebrek aan geloof. Baba ging terug naar de tempel en onderweg vertelde hij aan enkelen dat hij een reis om de wereld had gemaakt! Om hen te zegenen had hij alle plaatsen bezocht waar devotees op dat moment Mahashivaratri vierden.

Laten wij nog even teruggaan in de tijd en wel naar Mahashivaratri 1973, want op die dag in het begin van maart vond er nog een bijzondere gebeurtenis plaats. Sai Baba had besloten om de geboorte van de lingam te laten plaatsvinden op een afgelegen plek in het gezelschap van slechts een handjevol devotees en daarom vertrok een klein groepje die dag reeds vroeg in enkele auto's naar het Bandipur Game Sanctuary, een wildreservaat in Bandipur Forest, enkele uren rijden vanaf Puttaparthi.
Zij reden wat rond door het reservaat in de hoop één van de kuddes wilde olifanten te zien, maar dat was tevergeefs. De opzichter van het gebied vertelde Baba dat hij een rustig plekje wist aan de oever van de Kakkara Halla-rivier en daarom reden zij daarheen. De plek beviel Baba en toen de schemering begon te vallen, gingen zij daarnaar terug. Zij stopten langs de kant van de weg en liepen in de richting van de zanderige, droge bedding. John Hislop liep naast Baba. Toen zij langs een struik liepen, brak Baba er twee takjes af, legde het ene takje gekruist over het andere en vroeg aan hem: 'Wat is dit, Hislop?'
'Wel, Swami, het is een kruis,' antwoordde hij.
Vervolgens sloot Baba zijn hand en blies driemaal tamelijk langzaam in zijn vuist tussen duim en wijsvinger. Daarna opende hij zijn hand en toonde een beeldje van Christus genageld aan een kruis, dat hij aan Hislop gaf met de woorden: 'Zo zag Christus er werkelijk uit op het moment dat hij zijn lichaam verliet, dus niet zoals kunstenaars zich hem hebben voorgesteld of zoals geschiedkundigen hem hebben beschreven. Zijn maag is ingevallen en al zijn ribben zijn zichtbaar. Hij had acht dagen lang geen voedsel gehad.'
Hislop staarde sprakeloos naar het kruisje en Sai Baba vervolgde: 'Het kruis is gemaakt van hout van het echte kruis waaraan Christus werd gekruisigd. Het kostte wel wat tijd om na tweeduizend jaar een stukje van het hout te vinden! Het beeldje toont Christus na zijn dood. Het is de afbeelding van een dode.'
Hislop bekeek het kruisje en de afbeelding nauwgezet en vroeg toen: 'Swami, wat is dat voor een gat bovenaan in het kruis?'
'Het kruis werd opgehangen aan een reeds in de grond staande paal. Daarom zit er een gat in het hout.'
Daarna liepen zij verder naar de rivierbedding waar zij in het zand gingen zitten. Iedereen bewonderde het kruisje, er werden bhajans gezongen en Baba bracht via zijn mond een lingam tevoorschijn uit zijn lichaam.
Toen hij weer terug was in Amerika heeft Hislop dit kruisje door deskundigen laten onderzoeken en zij bevestigden wat Baba reeds gezegd had, namelijk dat het hout minstens tweeduizend jaar oud was.
Net zoals Boeddha, Mohammed, Zoroaster en vele anderen was Jezus een goddelijke leraar. In ieder tijdperk zendt God boodschappers, profeten en wijzen naar de aarde om de mens de weg naar God te wijzen. Aanvankelijk noemde Jezus zich een boodschapper, een knecht, een dienaar van God. Hij zocht God in de uiterlijke wereld. Omstreeks zijn twintigste jaar kwam hij tot het besef dat hij veel meer was dan alleen zijn lichaam, dat hij een deel was van God en toen noemde hij zich Gods zoon. Uiteindelijk verwierf hij de wijsheid dat de allesomvattende liefde van de Vader zijn eigen fundamentele aard was en hij verklaarde: 'Ik en mijn Vader zijn één.' Hij spoorde de mensen door zijn leringen en zijn voorbeeld aan om de deugden van liefdadigheid, mededogen, verdraagzaamheid, liefde en geloof aan te kweken.
Ieder die God zoekt moet dezelfde stadia als Jezus doorlopen. De eerste stap is een dienaar van God te worden en de mensheid te dienen. De tweede stap vindt plaats wanneer men door zijn dienst aan God geheel in beslag wordt genomen. Als men het derde stadium bereikt, zijn er geen slagbomen meer tussen die persoon, God en de mensheid. Alles is liefde. Alles is één.

Een andere belangrijke gebeurtenis is Dasara.
Sedert het begin van de veertiger jaren wordt dit feest in de ashram gevierd en in hoofdstuk acht is daarover reeds het een en ander verteld. In 1946 werd Sai Baba voor het eerst iedere dag in een met bloemen overdekte draagstoel in processie door het dorp gedragen. Dit werd daarna nog vele jaren gedaan. Verder is het lange tijd de gewoonte geweest om op de laatste dag van Dasara door de devotees bereid voedsel uit te delen onder de armen, de zogenaamde Narayana Seva.
Op een gegeven moment heeft Baba een aantal veranderingen aangebracht in de viering. Zo heeft hij eind jaren vijftig de processie door het dorp afgeschaft. Het moet bij Dasara en ook bij alle andere spirituele fees ten gaan om de innerlijke betekenis en niet om uiterlijk vertoon. Enkele jaren eerder was hij reeds de nadruk gaan leggen op het aanbidden van God als de moeder. De vrouwelijke devotees offerden in die tijd gedurende negen dagen van het feest tweemaal per dag kumkum (rood poeder) en met deze kumkum verrichtte hij op de tiende en laatste dag de abhisheka van het beeld van Shirdi Sai. Hij goot de verzamelde kumkum daartoe op ceremoniële wijze over het zilveren beeld van zijn vorige lichaam. Ook de toneelvoorstellingen, de muziekuitvoeringen en de voordrachten van poëzie stonden in die tijd helemaal in het teken van de goddelijke moeder. In 1962 heeft Baba vervolgens de Narayana Seva in de tijd naar voren gehaald en Ziekenhuisdag ingevoerd. De volgende zeven dagen van het feest zijn sindsdien volledig gericht op de veda's, maar daarover is reeds in hoofdstuk dertien het een en ander verteld.
Sindsdien begint het feest meestal met Narayana Seva, doorgaans vertaald als 'het verstrekken van maaltijden aan de armen'. Sai Baba noemt het liever 'onderwijs in mededogen ten opzichte van de minder fortuinlijken'. Bovendien mogen zij dan wel arm zijn aan aardse goederen, maar velen van hen zijn rijk aan spiritualiteit.
Reeds dagen tevoren beginnen de vrijwilligers, voornamelijk studenten, met het opvouwen van de sari's en de dhoti's die tijdens die eerste dag zullen worden uitgedeeld. Andere vrijwilligers maken het Hillview Stadium schoon en weer anderen zorgen voor de verspreiding van informatie over het programma van de betreffende dag in de dorpen in de omgeving. Op de dag zelf stromen duizenden mensen naar het stadion. Honderden vrijwilligers wijzen hun een plaats en binnen zeer korte tijd is er nauwelijks meer een plekje te vinden. In de voorafgaande nacht zijn vrijwilligers begonnen met het bereiden van de maaltijden in geïmproviseerde keukens in een tijdelijk opgetrokken gebouw nabij het stadion. Al vroeg in de ochtend arriveert Baba en hij zegent het voedsel door een kokosnoot stuk te slaan en de melk eruit over het voedsel te sprenkelen. Ondertussen delen de studenten de aan elkaar genaaide bladeren uit die als bord dienst zullen doen. Dan geeft Baba een teken en de vrijwilligers beginnen met het uitdelen van het voedsel. Ieder krijgt zoveel als hij wil en dat is voor velen een grote uitzondering. De meeste dagen van het jaar is het voor deze mensen passen en meten om rond te komen. Wanneer iedereen voldoende heeft gegeten, deelt Baba als eerste enkele kledingstukken uit, waarna de vrijwilligers het verder van hem overnemen. Zo is deze dag voor duizenden een onvergetelijke dag. God geeft de mensen de kans om Hem te dienen door het dienen van hun medemensen. Een devotee vroeg Baba eens waarom de kranten helemaal niets schreven over deze geweldige gebeurtenis. Zijn antwoord luidde: '? ' Ik vraag mij af waarom dat nodig zou zijn. Wanneer jouw familie bij je op bezoek komt en je geeft hun te eten, nodig je dan de pers uit en verlang je dat het bekend wordt?'

Ziekenhuisdag heeft tot doel de aandacht te vestigen op een levenswijze die zowel het lichaam als de geest gezond houdt en op de plicht van alle mensen om hun zieke medemensen te helpen. Op deze dag brengt Baba - vaak vergezeld van een belangrijke overheidsfunctionaris - een bezoek aan de ziekenhuizen, waarna zij vergezeld van dokters en verpleegsters naar het Poornachandra Auditorium gaan. Daar wordt verslag gedaan van de activiteiten in de ziekenhuizen en Baba houdt een toespraak.
Het lichaam, zegt Sai Baba, is de boot waarmee men de oceaan van het leven moet oversteken. Besteed daarom een gezonde aandacht aan het lichaam, maar overdrijf het niet. Het voedsel dat men opneemt, is de oorzaak van gezondheid en ziekte. Het voedsel dat via de mond binnenkomt, kan het beste bestaan uit verse groente, fruit, noten, peulvruchten, granen, rijst en alle zuivelproducten van de koe. Eet alleen vegetarisch voedsel, want door het eten van vlees ontwikkelt men hartstocht, agressie en dierlijke ziekten, en vis veroorzaakt onreine gedachten. Het gaat overigens niet alleen om het voedsel dat via de mond het lichaam binnenkomt, maar ook om alles wat via de zintuigen binnenkomt.
Als gevolg van zintuiglijke indrukken ontstaan er in de geest verlangens en deze veroorzaken haat, afgunst, woede, angst, teleurstelling, zorgen en spanning en ook deze zijn de oorzaak van een slechte gezondheid. Daarom moet alleen dát voedsel worden gegeten en gedronken en moeten alleen díe zintuiglijke indrukken worden opgenomen, die leiden tot gelijkmoedigheid, zuiverheid en innerlijke vrede. Wees goed, wees vrolijk, wees moedig, wees oprecht, wees matig, wees geduidig. Dat zijn allemaal regels voor gezondheid.
Is het lichaam of de geest door ziekte aangetast, dan kan men een arts raadplegen en men kan vibhuti gebruiken, maar men moet zich in ieder geval tot God wenden. Geen enkele pil is even doeltreffend als het herhalen van de naam van God. Ook de vreugde die het gevolg is van het dienen van zijn medeschepselen, beïnvloedt het lichaam en maakt de mens vrij van ziekten.

Nog een bijzondere feestdag is 6 mei, Easwaramma-dag. In veel landen wordt hieraan door de devotees op bescheiden schaal aandacht besteed, maar in India is deze dag inmiddels uitgegroeid tot een feest dat een week duurt en waarin kinderen diensten verlenen aan kinderen. De kinderen van de Bal Vikas-klassen - kinderen van devotees, die meestal in weekend-klassen les krijgen in Baba's leringen in het algemeen en in de vijf menselijke waarden in het bijzonder - doen spelletjes met de kinderen uit de sloppenwijken, bezoeken kinderen in ziekenhuizen en zingen bhajans in tehuizen voor gehandicapten en ontspoorde jongeren. Zij geven deze kinderen speelgoed en zelfgemaakte presentjes en op al deze manieren brengen zij de boodschap van de liefde.

17. Mijn leven is mijn boodschap

In de tachtiger jaren kreeg Puttaparthi een busstation en kwamen er goed berijdbare wegen en in de ashram werden veel nieuwe flats gebouwd met stromend water, toilet en douche. Bovendien werd in 1984 het oude ziekenhuis vervangen door een nieuw gebouw, groter en zeer goed geoutilleerd. Het kreeg honderd bedden, een operatiekamer, een laboratorium enzovoort.
In de negentiger jaren kwam er een aparte Westerse kantine, een museum en een vliegveld. Bovendien werd de zogenaamde compound - het terrein voor de tempel - overdekt zodat de devotees geen last meer zouden hebben van zon en regen.
Verder werd er begin negentiger jaren niet ver van het nieuwe vliegveld nog een tweede ziekenhuis gebouwd. Op de dag voor Baba's 65ste verjaardag vond de officiële opening plaats van dit Super Speciality Hospital, een ziekenhuis met driehonderd bedden, dat zich met name zou richten op grote operaties aan hart, longen, nieren, hersens en ogen. Nog geen jaar eerder had Baba opdracht gegeven tot de bouw ervan en duizenden arbeiders waren erin geslaagd dit project in zeer korte tijd tot stand te brengen. Vooraanstaande chirurgen uit heel India komen speciaal naar dit ziekenhuis, niet om het geld, maar om te dienen, en voor de patiënten zijn alle voorzieningen gratis. Op de dag van de opening werden direct al de eerste twee hartoperaties uitgevoerd.
Het museum is indertijd heel klein begonnen op de eerste verdieping van het bibliotheekgebouw dat onderdeel uitmaakt van het college in Brindavan. In 1990 werd in Puttaparthi een nieuw museum gebouwd, het Sri Sathya Sai Sanathan Samskriti - in het Nederlands het Onvergankelijk Erfgoed Museum genoemd. Het staat op de heuvel naast het administratiegebouw van de universiteit. Met behulp van teksten, foto's en tekeningen, maquettes, beelden, muziekinstrumenten, heilige boeken en allerhande andere voorwerpen en een video- en diapresentatie wordt hier een beeld gegeven van zeer vele godsdiensten, de schepping, het leven en de leringen van Rama en Krishna en van Sai Baba's vorige en huidige belichaming. De nadruk ligt hierbij op één wereld, één godsdienst.

Iedere dag krijgt Baba honderden brieven, deels per post en deels tijdens darshan van de aanwezige devotees.
Op een dag vroeg een van zijn medewerkers: 'Swami, waar haalt u de tijd vandaan om al die brieven te lezen?'
'Pak eens een willekeurige brief,' zei Baba, wijzend op de enorme stapel brieven die de postbode zojuist had bezorgd.
Hij groef in de stapel en haalde er een tevoorschijn. Vóór hij de brief kon openen, hield Baba zijn hand tegen en zei: 'Deze brief komt van een oude vrouw uit Bhubaneshwar. In haar brief bedankt zij mij voor de genezing van haar kleinzoon en als tastbaar bewijs van haar dank heeft zij een biljet van één roepie ingesloten. Zo, maak de brief nu maar open.'
Tot zijn verbazing klopte Baba's verhaal precies met de inhoud van de brief.
'Ik hoef de brieven dus niet te lezen,' legde Baba hem uit. 'Ik weet de inhoud. Het is zelfs nog sterker: op het ogenblik dat de gedachte wordt gevormd in de geest van een devotee, bereikt deze mij, ook al moet hij nog beginnen met het schrijven van zijn brief.'
Een andere keer heeft Baba in een zelfde soort geval iemand de inhoud verteld van een brief die de volgende dag pas per post arriveerde in de ashram.
Overigens is het niet zijn gewoonte om de brieven die hij ontvangt, aan anderen te laten lezen of hun de inhoud te vertellen, zeker niet wanneer er persoonlijke zaken in zo'n brief aan de orde komen. Normaal gesproken mag niemand een aan Sai Baba gerichte brief openen. Dit waren verantwoorde uitzonderingen, nodig om twijfelaars te overtuigen van zijn alwetendheid.
Incidenteel beantwoordt Baba vertrouwelijke post van devotees door het sturen van een brief. Vanwege het vertrouwelijke karakter schrijft hij dat antwoord zelf en plakt hij de envelop persoonlijk dicht. Hij dicteert zo'n brief dus niet aan een van de medewerkers, die hem vervolgens uittypt.
Lange tijd heeft Baba aangetekende brieven persoonlijk in ontvangst genomen en zelf voor ontvangst getekend. Dit had tot gevolg dat devotees die eigenlijk niets belangrijks te melden hadden, aangetekende brieven gingen sturen om op die manier zijn handtekening te krijgen! Tegenwoordig gebruikt een van de medewerkers een stempeltje met zijn handtekening voor het in ontvangst nemen van dergelijke brieven.

Wanneer Baba in Prasanthi Nilayam is, geeft hij meestal iedere morgen en middag darshan. Langzaam loopt hij langs de studenten en docenten, langs de vrouwenkant en langs de mannenkant, terwijl hij hier en daar brieven aanpakt, zakjes vibhuti en medailles die men hem voorhoudt, zegent, enkele woorden van troost of bemoediging spreekt, een vraag beantwoordt of een grapje maakt en zo nu en dan ook vibhuti materialiseert voor een devotee. Soms weigert hij een brief aan te nemen, bijvoorbeeld wanneer iemand iets vraagt wat niet goed voor hem zou zijn of wanneer er een loterijbriefje in zit dat iemand wil laten zegenen. Vroeger probeerden velen zijn voeten aan te raken wanneer hij even stilstond. Sinds juli 2001 staat Baba dit niet meer toe, 'want jij en ik zijn één. God woont in alle wezens. Hetzelfde atma is aanwezig in jou, mij en iedereen.' Daarom is het niet nodig de voeten aan te raken als eerbetoon. Wil je Baba toch eervol groeten, doe dat dan in gedachten.
Een bezoek aan de ashram is voor velen een onvergetelijke ervaring en als Baba wil dat jij naar hem toekomt, dan neemt hij alle belemmeringen weg die dat zouden kunnen verhinderen. Maar hij zegt ook dat het niet nodig is om naar Puttaparthi te komen om zijn aandacht op je te vestigen. Voelje de behoefte om te gaan, ga dan, maar bedenk dat hij bij je is, waar je je ook bevindt.
Tijdens darshan nodigt Sai Baba mensen uit voor een interview. Hij spreekt iemand aan en vraagt bijvoorbeeld: 'Uit hoeveel personen bestaat jullie groep?' en vervolgens loopt hij zwijgend door of zegt: 'Ga!' Dat laatste is het sein dat alle leden van de betreffende groep zich mogen verzamelen vóór de interviewkamer om daar te wachten tot hij klaar is met darshan. Tijdens het interview materialiseert hij meestal vibhuti, medailles, ringen of japamala's, want zijn wonderen zijn zijn visitekaartje, het bewijs dat hij is wie hij zegt dat hij is. Verder stelt hij vragen en beantwoordt hij vragen van de aanwezigen. Sai Baba zegt dat je een interview krijgt wanneer je dat nodig hebt, bijvoorbeeld om je geloof te versterken of om je extra kracht te geven om je problemen aan te kunnen. Denk dus niet dat iemand die geen interview krijgt, dat niet waard is! Alleen Baba kent verleden, heden en toekomst en dus kan alleen hij bepalen wie een interview nodig heeft.
Zo was er eens een politie-inspecteur die buiten de interviewkamer enigszins uitdagend tegen een vriend zei: 'Wanneer hij mij iets kan vertellen over een bepaalde gebeurtenis in mijn leven, dan neem ik mijn petje voor hem af.'
Na het interview zei hij vol vreugde tegen deze vriend: 'Hij weet alles, van A tot Z, alle officiële feiten en alle onofficiële.'
Om te bewijzen dat hij echt alles weet, zei Baba eens tegen een Amerikaans echtpaar tijdens een interview: 'Zijn jullie vandaag niet 33 jaar getrouwd?'
Met open mond staarden zij hem aan. Toen drong het tot hen door dat hij gelijk had. Vervolgens materialiseerde hij een ring met zijn eigen portret en legde die op de trillende hand van de vrouw met de woorden: 'Doe deze om de vinger van je echtgenoot.'
Weer maakte hij het bekende draaiende handgebaar en nu verscheen er een gouden ketting met daaraan een lotus. Hij vroeg de echtgenoot om deze om de hals van zijn vrouw te doen. Hun gezichten straalden van liefde en vreugde.
Omstreeks 1960 bracht een gezin een bezoek aan Shirdi en zij besloten om vandaar verder te reizen naar Pandharpur om daar de Heer te aanbidden in de vorm van Panduranga. Als gevolg van hevige regen en overstromingen konden er evenwel nauwelijks treinen rijden en zij slaagden er daardoor niet in Pandharpur te bereiken. Toen zij korte tijd later bij Sai Baba kwamen, vroeg hij de bejaarde ouders van het gezin tijdens het interview voor hun vertrek: 'Jullie konden Panduranga niet zien, he? Het schijnt jullie veel verdriet te doen dat jullie pelgrimsreis halverwege moest worden afgebroken. We I, als jullie darshan willen hebben van Panduranga, kijk dan naar mij.'
Zij keken en werden toen overweldigd door vreugde. Zij hadden hun darshan van Panduranga!
De man in het volgende verhaal kreeg van Baba een privé-interview. Hij had de gewoonte om dagelijks de 108 namen van God te reciteren en op donderdag reciteerde hij de 1008 namen. Wanneer hij daarmee gereed was, liet hij zich plat op de grond vallen voor Baba's portret en daarbij stelde hij zich voor dat hij diens voeten met beide handen omvatte. Hij stelde zich dan voor dat de voeten zich bevonden in de ruimte tussen zijn handpalmen. Hij genoot iedere dag weer zo van dat beeld dat hij tranen in zijn ogen kreeg. Toen hij naar Prasanthi Nilayam kwam, gaf Baba hem een interview en tijdens dat interview zei hij tegen hem: 'Kijk eens naar mijn voeten, zoals ik nu voor je sta. Let eens op de ruimte die ik nodig heb om mijn beide voeten op een prettige manier op de grond te kunnen zetten. Je houdt je handpalmen niet ver genoeg van elkaar; daardoor moet ik iedere keer als je mij wilt vereren, mijn voeten krampachtig tegen elkaar drukken. Houd ze iets verder uit elkaar!'
Een ander humoristisch voorval deed zich voor tijdens een interview waarbij een man uit Denemarken aanwezig was. Tot zijn grote vreugde kreeg deze man verscheidene interviews en op een gegeven moment belde hij naar huis om zijn vrouw te laten delen in zijn vreugde. Zij was echter niet zo vrolijk, want tijdens de afwezigheid van haar man was de verwarming kapot gegaan, had de wasmachine het begeven en waren er nog enkele andere dingen misgegaan. Zij was daardoor behoorlijk geïrriteerd en in gedachten gaf zij Baba de schuld van alles. 'Waarom geeft u hem zoveel aandacht, Swami, en geeft u mij alleen maar problemen?' dacht zij herhaaldelijk.
Tezelfdertijd riep Baba haar echtgenoot weer voor een interview en tijdens dat interview zei hij tegen hem: 'Je vrouw is behoorlijk humeurig.'
De echtgenoot, die niets wist van de problemen thuis, antwoordde: 'Nee, Swami. Zij is erg lief.' Maar Baba hield vol: 'Maar ze wordt wel erg gauw kwaad.'
'Maar Swami, ik heb geen problemen met haar.'
'Nee, antwoorde Baba, 'jij hebt misschien géén problemen met haar...'
De volgende gebeurtenis speelde zich alweer vele jaren geleden af. Tijdens een interview zei Sai Baba tegen een jonge vrouw: 'Ik heb je gered van verlamming.'
'Ja,' antwoordde zij - en daar bleef het gesprek bij.
Na het interview ging haar vader, de Amerikaanse zakenman James Sinclair, die ook bij het interview aanwezig was geweest, naar haar toe en vroeg: 'Marlene, wat zei Swami tegen jou, waarop jij "ja" zei?'
Voordat nu haar antwoord volgt, moeten we even terug in de tijd. De betreffende jonge vrouw deed aan paardensport en was daarin tamelijk succesvol. Met een jong paard dat zij zelf had getraind, deed zij op een keer mee aan een springconcours. Zij naderde in galop een zeer hoge hindernis toen het paard struikelde. Zij vloog als eerste over de hindernis en landde met haar hoofd op de grond. Daarna landde het achthonderd kilo wegende paard bovenop haar. Het medische team had 45 minuten nodig om haar te bevrijden waarna zij met spoed naar het ziekenhuis werd gebracht. Toen haar vader, die telefonisch was gewaarschuwd, enige tijd later in het ziekenhuis aankwam, was haar toestand stabiel. Hij had een pakje vibhuti meegebracht en hij legde zijn dochter uit wat dat was. Vervolgens smeerde hij wat vibhuti op de wonden in haar gezicht en hij deed wat op haar tong. Toen hij de volgende ochtend weer kwam, was haar gezieht volledig genezen. Er was geen wond meer te zien.
Maar nu terug naar de vraag van haar vader na het interview: 'Marlene, wat zei Swami tegen jou, waarop jij "ja" zei?'
Zij antwoordde: 'Pa, ik heb het je nooit verteld, maar dat kan ik nu wel doen. Bij het ongeluk tijdens het springconcours indertijd werd ik blind en raakte ik verlamd. Maar al die tijd dat ik daar lag in de regen, en al die tijd in de ziekenwagen, op de eerste hulp en de hele nacht in het ziekenhuis, voelde ik dat er iemand heel dicht bij mij was. En nog vóór jij bij mij kwam, kon ik weer zien en was de verlamming verdwenen.'

Sai Baba besteedt altijd veel aandacht aan de jongeren, want zij zijn de leiders van de toekomst. Hij maakt hen tot zijn instrument. Op een keer zei hij tegen een groep van zijn studenten: 'Jullie zijn allemaal ledematen van mij, die door mij worden gevoed en gekoesterd. Jullie vormen het Sai-lichaam. Sai zal jullie voeden waar je ook bent, wat je ook doet, op voorwaarde dat je Sai dát geeft waar Sai het meest naar verlangt: deugd, geloof, discipline, nederigheid, eerbied.'
Ook ouders en leraren moeten veel aandacht besteden aan de jeugd en zij moeten hun het goede voorbeeld geven. Kinderen behoren op te groeien in een atmosfeer van devotie, wederzijdse dienstverlening en samenwerking. Zorg daarom, zegt Baba, voor een goede sfeer in huis, voor harmonie en geluk, vrij van ruzie en fanatisme. Laten alle bewoners leren samen te leven in verdraagzaamheid en liefde. Leer te leven met andere meningen en andere temperamenten. Probeer de anderen te begrijpen; wees gelukkig wanneer anderen gelukkig zijn en wees mededogend wanneer anderen verdriet hebben.
Onderwijs dient tegenwoordig nog slechts om later in het levensonderhoud te kunnen voorzien, niet meer om te leren het doel van het leven te bereiken. Dat eerste is wel van belang, maar dat mag niet ten koste gaan van de spirituele opvoeding. Deze laatste doet de inherente goddelijkheid in de mens ontwaken. Spirituele opvoeding is voor het leven, wereldse opvoeding voor het levensonderhoud. Wereldse opvoeding is van kortstondige aard. Lezen, schrijven, de kost verdienen en naam en faam verwerven zijn het resultaat van wereldse opvoeding. Bij spirituele opvoeding gaat het om mededogen, waarheid, verdraagzaamheid en liefde. Tegenwoordig verwachten ouders van hun kinderen dat zij een hoge opleiding zullen volgen, rijkdom zullen vergaren en groot zullen worden; slechts weinigen willen dat hun kinderen goed worden. Goedheid is langdurig, terwijl grootheid tijdelijk is. Over de hele wereld bidden mensen om vrede, maar deze kan slechts bereikt worden door de juiste opvoeding, namelijk de opvoeding tot liefde. Zonder liefde heeft het leven geen enkele waarde!
De onderwijsinstellingen van Sai Baba - die onderwijs omvatten dat loopt van kleuterschool tot universiteit en dat geheel kosteloos is - willen een voorbeeld zijn voor alle andere scholen. Reeds in 1978 heeft Sai Baba een cursus spiritueel onderwijs georganiseerd voor 665 onderwijzers die waren uitgekozen door de deelstaatregering van Andhra Pradesh. De regering had namelijk de resultaten op onderwijsgebied gezien van de Sai-organisatie en had aan Baba gevraagd de onderwijzers van de deelstaat een oriëntatiecursus te geven met als doel de lagere scholen in de hele staat om te vormen tot plaatsen van werk, aanbidding en wijsheid, van liefde en dienstverlening. De nadruk van de training lag op gebed, muziek, dans, tekenen en ouderparticipatie. Sindsdien zijn er nog vele cursussen georganiseerd voor docenten en inmiddels is Baba's opvoedingsmethode gebaseerd op de menselijke waarden overgenomen door de onderwijsautoriteiten van geheel India en ook in enkele andere landen zijn er al scholen die hun onderwijs volledig hebben gebaseerd op deze methode. In juli 2001 werd er in Prasanthi Nilayam een conferentie gehouden waar duizenden leerkrachten uit de gehele wereld aan deelnamen. Tijdens die conferentie werd er een spiritueel actieplan geïntroduceerd onder de titel Sathya Sai Educare. Bij dit actieplan gaat het om onderwijs in menselijke waarden, dat vervolgens moet worden vertaald naar handelen. Het zal uiteindelijk alle kinderen van de gehele wereld moeten bereiken en het zal de mens in staat stellen om God in zichzelf te ervaren.
Via het onderwijs wordt Baba's boodschap dus verspreid, maar ook vele anderen willen zijn boodschap graag uitdragen. Zij geven lezingen, organiseren bijeenkomsten en schrijven artikelen in kranten en tijdschriften. Sai Baba wijst er echter op dat de devotees zijn boodschap in eerste instantie moeten uitdragen door hun gedrag. Wees liefde in gedachte, woord en daad. Maak al je handelingen tot seva (onbaatzuchtige dienstverlening)!
Daardoor zullen de mensen je herkennen als Sai-devotee.
Een beroemd dichter en prediker zei eens tegen Baba: 'Swami, zoals u weet, heb ik in talloze landen lezingen gegeven over godsdienst. Ik ben in Amerika, Rusland en Japan geweest. Wanneer u dat wilt, zal ik de rest van mijn leven van continent naar continent vliegen om de boodschap van uw komst op aarde te verkondigen.'
'Maakje niet druk over mijn komst,' antwoordde Baba. 'Maak je druk over je eigen toekomst. Ik zou willen dat iemand jou zou kortwieken om je op een vaste plek te houden, opdat je wat sadhana (spirituele oefeningen) kunt doen en zo jezelf kunt redden voor het te laat is. '

Alle studenten van de Sai-scholen nemen deel aan sevaprojecten. Zij houden het terrein van hun school schoon, helpen bij het verbouwen van groenten en doen nog vele andere plaatselijke werkzaamheden. Daarnaast adopteren groepen studenten dorpen en helpen zij bij rampen. Bij het adopteren van een dorp gaat het om het aanleggen van wegen, het slaan van putten, het opzetten van een medische post zowel voor mensen als voor dieren enzovoort. Bovendien leren zij de plaatselijke bevolking hoe zij de dieren beter kunnen verzorgen en hoe hygiëne ziektes kan voorkomen. In verband met die hygiëne houden zij zich ook bezig met het schoonmaken van het dorp, het opruimen van alle vuilnis dat door de meeste bewoners maar gewoon ergens neergegooid wordt.
Net als de studenten zou iedere devotee zich moeten bezighouden met seva. Om het pad van liefde te kunnen volgen, is dienstverlening aan je medeschepselen een noodzaak. Wanneer je je ervan bewust bent dat alles één is, leidt dat vanzelf tot dienstverlening. Liefde neemt toe door seva en wanneer het druppels van liefde regent, zal de rivier van liefde vol vreugde door de dalen stromen en zal ieder kind, iedere vogel, ieder dier en iedere steen het lied van de liefde zingen.
Ooit zei Baba tegen de dorpelingen van Mirthipadu, gelegen in de buurt van Rajahmundry: 'In het zweet van jullie aanschijn veranderen jullie aarde en zand in voedzaam, smakelijk voedsel voor mens en dier. Welk een heilige taak is dat die jullie dagelijks volbrengen! Ik ben erg blij vandaag in jullie midden te zijn. Jullie ondergaan ontelbare ongemakken en zwoegen voortdurend en jullie hebben een sterk vertrouwen in jezelf. Jullie lopen rond op deze groene velden, in de koele bries, onder de blauwe hemel. Wat zou het fijn zijn wanneer jullie, rond deze velden lopend, de glorie van de Heer zouden zingen, de Heer die aanwezig is in al deze schoonheid, al deze overvloed en al deze grootheid! Bezoedel de atmosfeer niet door boze woorden tegen elkaar te schreeuwen; zuiver haar door de naam van de Heer te herhalen.'
En tegen de duizenden arbeiders die bezig waren met het bouwen van een stuwdam in de Krishna-rivier bij Srisailam, zei hij: 'Laat bij dit werk niets aan het toeval over. Dit is een geheiligde taak, die voedsel en geluk zal verschaffen aan tientallen miljoenen mannen, vrouwen en kinderen gedurende vele eeuwen. Waarlijk, jullie leven zal waardevol geweest zijn. Jullie, die hard werken om de grilligheid van deze machtige rivier te bedwingen, moeten ook hard werken om jullie eigen grilligheid te bedwingen. Werp een dam op tegen de enorme stroom van hartstocht, die de vrede en vreugde in jullie huizen in gevaar brengt. Kanaliseer deze naar nuttige akkers. Precies zoals jullie de gezondheidsvoorschriften in acht nemen uit angst om ziek te worden, moeten jullie ook de regels voor zelfbeheersing in acht nemen opdat jullie volmaakte vrede zullen verwerven. Breng iedere ochtend en avond enkele minuten in stilte door voor het altaar in je huis; breng die tijd door met God. Ervaar de voortdurende aanwezigheid van God. Voel dat Hij altijd bij je is, onder alle omstandigheden. Vertrouw op Hem. Het is zijn toneelstuk; jij speelt slechts een rol, bent slechts een acteur.'

Een belangrijk sevaproject, dat evenals zoveel andere projecten geheel betaald wordt uit giften van devotees, is ook het waterproject. Dit is een project voor het verschaffen van veilig en schoon drinkwater aan meer dan zevenhonderd dorpen in het district Anantapur. Door de uitdroging van de grond - een probleem dat al tientallen jaren bestond - moesten er steeds diepere putten worden gegraven en dit leidde ertoe dat er steeds minder putten kwamen. De inwoners van de dorpen moesten daardoor vaak enkele kilometers lopen om water te halen. Bovendien zit er in dit gebied erg veel fluor in het grondwater. Drink je dit water, dan kun je een ongeneeslijke ziekte oplopen die de botten misvormt. Sai Baba vond het kennelijk hoog tijd worden om daar iets aan te doen. Binnen één jaar werden er voor die zevenhonderd dorpen honderden waterreservoirs aangelegd alsmede een aantal waterbassins voor de zomer; bovendien werden er duizenden kilometers pijpleiding gelegd om water te halen uit enkele grote rivieren. In datzelfde jaar 1995 werd aan dit project nog de stad Anantapur zelf toegevoegd en in de jaren daarna nog twee andere districten van de deelstaat Andhra Pradesh. En het eind van de plannen is nog niet in zicht. De overheid vond dit waterproject zó belangrijk dat er een postzegel is uitgegeven met als opschrift 'Sri Sathya Sai Water Supply Project' (
18).
Ieder woord dat Baba spreekt en iedere handeling die hij verricht, bevat een boodschap, een les, maar het is niet altijd even gemakkelijk om die les te herkennen. Een voorbeeld zal dit verduidelijken.
Op zaterdagmorgen 20 augustus 1988 gleed Baba in de badkamer uit over een stuk zeep. Hij kwam nogal hard op zijn rug en zijn hoofd terecht en hij werd door een van de studenten, die de klap had gehoord en was komen kijken wat er aan de hand was, naar zijn slaapkamer gebracht. Ofschoon Baba zijn bezorgdheid wegwuifde, haalde de student er toch een van de dokters van het ziekenhuis bij. Deze onderzocht Baba en naar aanleiding van dat onderzoek stonden hij en enkele collega's van hem erop een röntgenfoto te maken van zijn heup. Ondanks de vreselijke pijn weigerde Baba om naar het ziekenhuis te gaan en daarom lieten zij röntgenapparatuur uit Bangalore overkomen. Tenslotte stemde hij in met het maken van die foto en deze wees uit dat hij zijn heup gebroken had.
Een van de dokters zei: 'Swami, u moet vier weken volstrekte bedrust nemen. Dan krijgt de heup de kans weer aan elkaar te groeien.'
Maar Baba antwoordde: 'Ik weet niet wat rust betekent. Ik heb geen rust nodig. Ik zal doorgaan met mijn werk.'
Naar aanleiding van het dringend advies van de dokters en de smeekbeden van devotees gaf Baba niettemin enkele dagen geen darshan, maar ondertussen ging hij wel gewoon door met zijn overige werkzaamheden. En na die paar dagen gaf hij ook weer gewoon darshan.
Op het eerste gezicht lijkt deze gebroken heup in strijd met Baba's uitspraak dat niets hem kan kwetsen en dat hij alleen ziek kan worden wanneer hij een ziekte van een devotee overneemt. Deze gebeurtenis bracht mensen zonder een sterk geloof aan het twijfelen omtrent zijn goddelijkheid.
Waarom heeft hij dit laten gebeuren?
Het lichaam is onderworpen aan de natuurwetten, die door God zijn ingesteld. Wanneer je uitglijdt, val je en kun je je bezeren. Dat geldt ook voor het lichaam van Sai Baba. Ook God moet zich onderwerpen aan zijn eigen natuurwetten. Maar alleen het goddelijke kan die pijn verdragen door zelfbeheersing, door de geest weg te leiden van het lichaamsbewustzijn. De les die hij hiermee gaf, is dat men bij alle lijden en moeilijkheden de geest zou moeten wegleiden. Op die manier kan de pijn worden verzacht. Door zijn voorbeeld heeft hij getoond dat dat mogelijk is. Natuurlijk had hij zichzelf direct kunnen genezen, maar zoals hij ook niet iedere devotee die iets mankeert, direct geneest, zo heeft hij verkozen ook zichzelf niet direct te genezen. Had hij dat wel gedaan, dan had men dat als egoïstisch kunnen beschouwen. Lichamelijke problemen zijn als voorbijgaande wolken. Bij ziekte is er enige tijd nodig voor het herstel van het lichaam. Baba adviseerde de devotees zich gedurende ziekte te oefenen in gelijkmoedigheid en de geest weg te leiden van de pijn overeenkomstig zijn voorbeeld. Zij moesten hun problemen vergeten en proberen zo gelukkig mogelijk te zijn. En zoals hij dat zo vaak doet, raadde hij hun aan voortdurend de naam van God te herhalen.

In hoofdstuk acht was reeds te lezen hoe er enige pogingen zijn gedaan om Baba te doden door hem te vergiftigen of door zijn hut in brand te steken.
Ook in later jaren zijn er pogingen ondernomen om hem te doden zoals de poging om hem te vergiftigen in 1974 en de aanslag op hem in 1993.
Vlak voor hij in maart 1974 naar Brindavan vertrok, bood iemand in Puttaparthi hem een geschenk aan in de vorm van voedsel. Hij wist dat het vergiftigd was en hij wist het motief van de dader. Deze twijfelde aan Baba's goddelijkheid en wilde dat hij zou bewijzen dat hij God was door de uitwerking van het vergif te boven te komen. Zou hem dat niet lukken, dan zou hij sterven of anders voor de rest van zijn leven verlamd blijven. En dus dankte Baba de schenker, nam het voedsel mee naar zijn kamer en at het daar op.
In Brindavan aangekomen merkten enkele devotees iets aan hem en een van hen vroeg: 'Swami, is er iets aan de hand? U loopt zo vreemd.'
'Ik heb een beetje pijn in mijn voeten en enkels. Niets om je druk over te maken,' antwoordde Baba luchtig.
Ondertussen kroop de pijn in zijn benen omhoog en raakten die steeds verder verlamd. Eerst waren het alleen de enkels, maar al spoedig waren zijn benen verlamd tot boven de knie en kon hij niet meer zonder hulp lopen of staan. Om bijvoorbeeld naar de badkamer te gaan, moest hij op zijn handen kruipen, zijn onbruikbare benen achter zich aanslepend. Degenen die bij hem in huis waren, werden langzamerhand steeds ongeruster en dr. Sunder Rao - een oogspecialist uit Bangalore en de enige medicus onder de aanwezigen - onderzocht hem enkele malen. Wanneer hij met een naald in Baba's benen prikte, bleek er geen normale reflex te volgen; zijn benen waren volkomen gevoelloos.
'Swami,' smeekte hij, 'sta mij toe een goede vriend uit Bangalore te bellen. Die is neurochirurg en hij kan u misschien helpen.' 'Dat heeft geen enkele zin,' antwoordde Baba. 'Een dokter kan niets voor mij doen. Heb geduld. Op de juiste tijd zal ik mijzelf genezen.'
In de dagen die volgden, kregen de devotees die in de ashram aanwezig waren, in de gaten dat er iets niet in orde was met Baba's gezondheid en er kwam een geruchtenstroom op gang. Om hen enigszins gerust te stellen, ging Baba zo nu en dan voor een openstaande deur op de bovenverdieping van zijn huis zitten schrijven, zodat iedereen hem kon zien. Hij kon natuurlijk geen darshan geven, lopend over het terrein, en daarom gaf hij soms darshan vanuit een deuropening. Hij stond daar dan schijnbaar gewoon, maar wat de mensen niet konden zien, was dat er aan iedere kant van hem een devotee stond die hem ondersteunde.
De devotees bij Baba in huis wisten dat hij al vele malen ziekten van anderen op zich had genomen en zij vermoedden dat dat nu ook het geval was. Daarom vertelde Baba hun op een gegeven moment dat het hier om iets anders ging. Hij vertelde dat iemand hem vergiftigd voedsel had gegeven. En hij voegde daaraan toe: 'Als deze man dit nodig heeft om tot geloof te komen, dan zal ik hem helpen. Ik moet dus een tijdje lijden aan de gevolgen van het vergif zodat de dader weet dat ik het voedsel heb opgegeten. Hij zal denken dat hij heeft aangetoond dat ik een bedrieger ben en hij zal verwachten dat ik sterf of dat ik blijvend verlamd raak. Dan zal ik mijn goddelijke kracht doen zegevieren door een ogenblikkelijke en volledige genezing!'
Het geduld van degenen om hem heen werd flink op de proef gesteld en sommigen begonnen hun vertrouwen in een goede afloop te verliezen. Het was dr. Sunder Rao die hem tenslotte een ultimatum stelde: 'Swamiji (geliefde Heer), als u zichzelf morgen om zes uur in de namiddag niet hebt genezen, zal ik de specialisten bij u brengen en zullen we beginnen met een volledig medisch onderzoek om tot een behandeling te komen waarop, naar wij hopen, genezing zal volgen.'
Baba gaf geen antwoord, want zowel Rao als de anderen wisten dat het een loos dreigement was.
Die nacht droomde Rao dat hij water sprenkelde op Baba's verlamde benen. Was dit een wensdroom geweest, vroeg de dokter zich later af, of was het een teken? Sai Baba had zichzelf immers reeds in een eerder geval genezen door water te sprenkelen op zijn verlamde hand en been.
De volgende dag leek zijn conditie nog verder verslechterd. De tijdgrens van zes uur kwam en ging voorbij, maar Rao deed geen poging om zijn dreigement uit te voeren. Wat zou dat voor nut hebben als Baba er toch niet mee instemde. Baba zat in zijn stoel en iemand zette een glas vers drinkwater op de tafel naast hem. Hij zag de bezorgde gezichten om zich heen, dronk wat van het water en zei: 'Ik heb er genoeg van. Hieraan moet een einde komen.'
Iedereen keek hem vol verwachting aan. Hij doopte zijn vingers in het glas en sprenkelde een paar druppels op zijn rechterbeen. Toen schopte hij het vooruit en liet het zwaaien om te laten zien dat het weer normaal was. Er klonken zuchten van opluchting en uitroepen van vreugde. Voordat hij zijn linkerbeen kon behandelen, zei Rao: 'Swami, ik heb een droom gehad waarin ik water sprenkelde op uw benen.' Baba knikte.
'Is het voor mij mogelijk om uw been te genezen door er water op te sprenkelen?'
'Ja,' zei Baba, 'als ik je de kracht geef,' en hij overhandigde hem het glas.
Rao sprenkelde enkele druppels water op zijn been en het wonder voltrok zich. Baba schopte en zwaaide met zijn linkerbeen, stond toen op en liep de kamer door alsof er nooit iets mis was geweest.

Op de avond van zondag 6 juni 1993 drongen omstreeks tien uur vier gewapende mannen de tempel binnen. Op de begane grond vermoordden zij Baba's trouwe devotees Radhakrishna en Sai Kumar Mahajan, waarna zij naar boven gingen op zoek naar Sai Baba. Zij drongen zijn kamer binnen en daar werden zij door de inmiddels gewaarschuwde politie gevonden en in een gevecht gedood. Baba had zijn kamer even vóór zij er binnendrongen, in stilte verlaten.
Overigens had Sai Baba Radhakrishna die avond nog verscheidene malen gesproken. Toen hij hem om zeven uur beneden in de tempel aantrof, had hij tegen hem gezegd: 'Radhakrishna, laten wij naar boven gaan. Blijf niet hier zitten.' Omdat hij tegensputterde, had Baba eerst aangedrongen en toen zelfs gedaan alsof hij erg boos op hem was en hij had hem koppig genoemd. Vervolgens was hij alleen naar boven gegaan. Radhakrishna was reeds 22 jaar bij Baba en hij wist dat wat Baba zei voor zijn welzijn was. Toen hij zich dat weer realiseerde, wilde hij zijn gedrag goedmaken en daarom haalde hij later op de avond in de keuken een kan karnemelk voor Baba.
Glimlachend zei hij: 'Swami, u bent boos op mij geweest. Drink deze karnemelk alstublieft en bedaar.'
'Radhakrishna! Het is geen boosheid. Ik heb alles gezegd voor jouw bestwil.'
'Swami denkt misschien dat ik ergens heen zal gaan om met anderen te praten.' Maar Baba antwoordde: 'Als ik dat zou denken, zou ik je dan bij mij houden? Beslist niet. Ik twijfel niet aan jou. Ik zeg dit voor jouw bestwil.
Baba drinkt nooit karnemelk, maar nu dronk hij er iets van om Radhakrishna te plezieren, maar hij stelde een voorwaarde: 'Ik zal de karnemelk drinken omdat jij dat graag wil, maar je moet mij je woord geven dat je weer naar boven komt nadat je de kan beneden in de keuken hebt gezet.'
'Ik kom beslist weer naar boven,' antwoordde hij.
Hij had zijn woord gegeven, maar hij kwam niet terug en om tien uur haalde de dood hem in.
Slechte mensen doen zelf geen goede daden, maar zij kunnen ook niet verdragen dat anderen goede daden doen. Alles wat Sai Baba doet, is onzelfzuchtig en bedoeld voor het welzijn van de wereld en dat is een bron van jaloezie.
Baba zei naar aanleiding van deze aanslag: 'Vandaag de dag is de ziekte van de jaloezie binnengedrongen in ieder terrein van handeling. Als gevolg daarvan vinden dergelijke afschuwelijke gebeurtenissen van tijd tot tijd plaats. (...) Zoals honger voortkomt uit de spijsvertering, zo komt jaloezie voort uit het verdwijnen van edele beweegredenen. Iemand die jaloers is, kan het niet verdragen iemand te zien die goed is of knap en aantrekkelijk. Hij kan het niet verdragen om te kijken naar iemand die een goede naam verwerft of een uitstekende positie heeft verkregen.'
En verder zei hij: 'In de wereld van vandaag worden Sai's naam en daden over de hele wereld bekend. Om dit op welke manier dan ook tegen te werken en te kleineren, nemen jaloerse mensen hun toevlucht tot bepaalde vormen van propaganda. Deze propaganda-acties zullen mijn reputatie op geen enkele manier aantasten. Mijn zuiverheid is de wezenlijke oorzaak van de glorie van mijn naam. Het is niet te danken aan enige vorm van publiciteit of propaganda. Mijn allesdoordringende onbaatzuchtige liefde is de oorzaak. Niemand kan deze zuivere liefde aantasten. Ik ben niemand vijandig gezind. Swami heeft niemand kwaad gedaan. Hoe kan iemand Swami kwaad doen? Het is onmogelijk.'
Sinds deze gebeurtenis zijn de veiligheidsmaatregelen in de ashram in opdracht van de overheid verscherpt. Zo zijn er metaaldetectors - poortjes - geplaatst bij de ingang van het tempelplein en wordt men daar door vrijwilligers gefouilleerd. Bovendien woont Baba sedertdien niet meer in de tempel, maar in een kamer van het daartoe verbouwde Poornachandra Auditorium.

De pogingen die in de loop der jaren zijn gedaan om Sai Baba te doden, hadden met name tot doel hem te ontmaskeren als een bedrieger.
Er is echter ook een wetenschapper (
19) die een studie heeft gemaakt van zijn wonderen en daaraan een heel boek heeft gewijd. Zijn - typisch wetenschappelijke - conclusie luidde dat hij geen bewijs had gevonden dat Baba zich aan bedrog zou schuldig maken.
Ook de beroemde Amerikaanse goochelaar Doug Henning heeft zich verdiept in zijn wonderen. Hij concludeerde dat hij met een goede voorbereiding de meeste van de wonderen zou kunnen nadoen - door middel van vingervlugheid. Maar hij gaf toe dat geen enkele goochelaar op verzoek van iemand uit het publiek onmiddellijk ieder gewenst voorwerp tevoorschijn zou kunnen halen.

Ook kranten en tijdschriften en radio en televisie hebben in de loop der tijd veel aandacht besteed aan Baba's doen en laten en het was deze media daarbij bepaald niet altijd te doen om zijn taak te ondersteunen. Vaak gaat het bij de medewerkers van deze media om sensatie en geld. Sommige mensen vallen Baba aan om zelf in de belangstelling te komen, zoals de man die hem ooit via de roddelpers uitdaagde voor een wedstrijd in het verrichten van wonderen. En sommigen keren zich tegen hem met bitterheid en wrok omdat zij niet de wereldse gunsten van hem krijgen die zij wensen.
Veel ophef ontstond er naar aanleiding van het krantenartikel dat op Baba's verjaardag in 1992 verscheen in de Deccan Chronicle in Hyderabad. De kop op de voorpagina luidde: DD tape unveils Baba magic, en in het artikel werd beweerd dat op een film, gemaakt door de Indiase televisie (Doordarshan, DD) tijdens een belangrijke gebeurtenis in Hyderabad op 29 augustus, te zien was hoe Baba stiekem een gouden ketting van een assistent aanpakte, een cirkelende beweging met zijn hand maakte en vervolgens deze ketting zogenaamd materialiseerde. Volgens de krant zou de ketting hem in handen zijn gespeeld op het moment dat de betreffende assistent hem een grote beker op een houten voetstuk overhandigde. Verder zei de krant dat er volgens betrouwbare bronnen tot op het hoogste niveau pogingen waren ondernomen om alle kopieën van deze film te vernietigen. Maar de moederband zou nog aanwezig zijn in het archief van de DD. De Deccan Chronicle had de hand kunnen leggen op een kopie en publiceerde vijf foto's van zeer slechte kwaliteit, afkomstig uit de betreffende film, waaruit het bedrog zou moeten blijken.
De gebeurtenis waarover de krant sprak, betrof de inwijding van een grote feestzaal in tegenwoordigheid van een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders, waaronder de toenmalige eerste minister van India, Sri P.V. Narasimha Rao. Op een gegeven moment pakte Baba de beker aan van zijn assistent. Omdat deze nogal zwaar was, bleef de assistent hem ook vasthouden en samen overhandigden zij de beker aan de architect van het gebouw. De gouden ketting zou Baba zijn overhandigd op het moment dat zijn linkerhand de rechterhand van zijn assistent onder de beker zou hebben aangeraakt. Nadat zij de beker aan de architect hadden overhandigd, zou hij de ketting van zijn linkerhand hebben overgenomen in zijn rechterhand, een draaiende beweging hebben gemaakt en de ketting tevoorschijn hebben gehaald. De ketting was bestemd voor de architect en Baba heeft hem om diens nek gehangen.
Naar aanleiding van het artikel ontving de krant meer dan tweehonderd brieven van lezers. Sommige schrijvers feliciteerden de krant met de ontmaskering van een bedrieger, andere stelden dat men toch respect voor Baba moest hebben omdat hij zoveel goede dingen voor de samenleving deed. Er waren ook schrijvers die op grond van de gepubliceerde foto's stelden dat daarop helemaal niets te zien was wat zou wijzen op het overhandigen van een voorwerp en die zich bovendien afvroegen hoe het dan zat met al die andere wonderen die Baba deed. Een van de briefschrijvers meende zelfs dat de krant de foto's met opzet zo vaag had gemaakt om Baba vals te kunnen beschuldigen en dat de film wellicht het resultaat was van zorgvuldige montage met hetzelfde doel.
Inmiddels is de film door verscheidene deskundigen met behulp van allerlei apparatuur bestudeerd en is gebleken dat er geen sprake is van het overhandigen van een ketting.
Dit verhaal heeft niet tot doel om Sai Baba te verdedigen, maar om duidelijk te maken dat men niet alles direct moet geloven wat er over hem gezegd wordt. De informatie uit het artikel in de Deccan Chronicle is zonder verder onderzoek door een groot aantal kranten en tijdschriften overgenomen en zo hebben miljoenen mensen kennis kunnen nemen van deze tekst. Voor Sai Baba zijn lof en blaam hetzelfde; zij hebben geen invloed op hem [S.B. 11.11: 16]. Maar devotees kunnen in de war raken en gaan twijfelen als gevolg van dergelijke verhalen. En daarom zegt Baba: 'Kom, zie, ervaar, onderzoek en geloof dan!'

Achter de middelbare scholen buiten de ashram ligt het Hillview Stadium en tegenwoordig wordt daar ieder jaar in januari een grote sportmanifestatie gehouden waaraan zeer vele studenten deelnemen. Zij doen dat omdat zij denken dat zij Baba daarmee gelukkig maken. Maar maken zij hem gelukkig wanneer zij bijvoorbeeld hun moed tonen door door een ring van vuur te springen of van een met hoge snelheid rijdende vrachtwagen af te springen? Baba zegt dat hij pas werkelijk gelukkig is wanneer alle studenten veilig en ongedeerd zijn en het publiek blij en tevreden is met hun verrichtingen! Toch zit er ook in deze sportwedstrijden een les. In de samenleving wordt meestal de nadruk gelegd op het wedstrijdelement, op wedijver en op winnen, het strijden van school tegen school, van leerling tegen leerling. Maar Baba vindt de manier waarop winnen of verliezen wordt aanvaard veel belangrijker dan het werkelijke resultaat. Hij vraagt daarom altijd aan de winnaars om de verliezers te bedanken, want wanneer de verliezers meer hun best hadden gedaan, hadden zij gewonnen en de huidige winnaars zouden geen prijzen hebben gekregen.

Net als andere jaren was het ook in 1999 de bedoeling dat studenten van de lagere en middelbare scholen en van de universiteit in Prasanthi Nilayam aan de sportmanifestatie zouden deelnemen, evenals studenten van enkele colleges. Toen Baba in december uit Brindavan vertrok, instrueerde hij het hoofd van het college daar om de jongens niet naar de sportdag te laten gaan. Terug in Prasanthi zei hij tegen de rector van de universiteit dat hij er geen bezwaar tegen had als de jongens zouden deelnemen aan verschillende takken van sport en spel zoals badminton, tennis en volleybal, maar tegelijkertijd waarschuwde hij hem om zich ervan te verzekeren dat tijdens het voor de elfde januari voorziene programma niemand van de deelnemers of het publiek letsel zou oplopen. De rector bracht Baba's woorden over aan de studenten die vol liefde bezig waren met het samenstellen van het programma, maar deze namen zijn woorden niet al te ernstig. Baba wist dat er gevaar dreigde, maar hij voelde ook dat het op dat moment geen zin had om hun advies te geven. Pas wanneer zij geconfronteerd zouden worden met de nasleep van hun ongehoorzaamheid aan zijn bevel, zouden zij de waarde van zijn woorden gaan beseffen.
Op de ochtend van de elfde werd Baba het stadion binnengereden in een tot praalwagen omgetoverde grote, met zilverbeslag versierde open auto. Hij zat achterin op een hoge zetel, die voorzien was van een baldakijn. Onmiddellijk zag hij twee vrachtwagens staan waaroverheen grote stellages waren gemonteerd. Enkele jongens zouden daarop acrobatische toeren verrichten. Hij wist dat een van de stangen niet goed was vastgemaakt en op het punt stond het te begeven. Als dat zou gebeuren, zouden de jongens zwaar hoofd- en rugletsel oplopen. Hij wilde dat zij gered zouden worden en hij besloot dit ongeval op zich te nemen.
Hij zei tegen de oudere devotee die de wagen bestuurde, dat hij moest stoppen. Dat deed hij. Maar juist toen Baba de rector wilde aanspreken, haalde de chauffeur per ongeluk zijn voet van de koppeling. De auto schokte en Baba viel in de wagen. Hierbij verwondde hij zijn hoofd, zijn hand en zijn ruggengraat. Omdat hij wist dat er onrust zou ontstaan wanneer hij bleef liggen, stond hij meteen op, zonder acht te slaan op de pijn, en begon te wuiven naar de devotees. De pijn was intens en de snee in zijn hand was zo diep dat het leek alsof er een mes doorheen was gegaan. De mouw van zijn kafni was niet gescheurd en daardoor had niemand in de gaten wat er aan de hand was.
Gehechtheid aan het lichaam is menselijk; volledige onthechting is goddelijk. Gehechtheid aan het lichaam is de oorzaak van alle lijden en ellende. Het is voor God volstrekt onbelangrijk of zijn lichaam lijdt aangezien Hij er op geen enkele wijze aan gehecht is. Alles wat zijn lichaam overkomt, is voor het welzijn van de wereld.
Maar nu bevond Baba zich in een lastige situatie. Hij moest het podium oplopen zonder dat men zijn verwondingen zou opmerken. Hij slaagde daarin en ging op zijn plaats zitten. Intussen was de dhoti onder zijn lange gewaad met bloed doordrenkt geraakt en daarom stond hij op en liep voorzichtig naar de toiletruimte. Nadat hij het bloed zo goed mogelijk had opgedept met de aanwezige handdoeken, besloot hij deze te wassen. Wanneer hij de met bloed bevlekte handdoeken zou achterlaten, zou iemand ze kunnen vinden en zich gaan afvragen wat er aan de hand was. Hoewel de pijn ondraaglijk was, waste hij de handdoeken met zeep, wrong ze uit en hing ze op om te drogen. In korte tijd ging hij wel vijf of zes keer naar de toiletruimte om zijn lichaam te verzorgen en dat verbaasde enkele jongens. Hij wimpelde hun vragen echter af.
Toen hij opstond om de vlag te hijsen, stond hij te wankelen, maar niettemin liep hij glimlachend naar voren. De wedstrijden namen een aanvang en iedere keer wanneer een groep gewonnen had, wilden zij met Baba op de foto. Omdat hij niemand wilde teleurstellen, moest hij dus gedurende de volgende vijf uren vele malen opstaan en het speelveld oplopen.
Na afloop van de manifestatie ging hij terug naar de tempel. De chauffeur van de auto maakte van de gelegenheid gebruik om hem aan te spreken.
'Swami, het spijt mij ontzettend dat u door mijn schuld bent gevallen. Ik hoop niet dat u zich pijn heeft gedaan.'
'Waarom maak je je zorgen over het verleden?' antwoordde hij. 'Voorbij is voorbij. Ik ben gelukkig. Maak je over mij niet bezorgd.'
Na de lunch begonnen zijn wonden weer te bloeden. Hij ging naar het toilet, maar juist toen hij bezig was met het opdeppen van het bloed, kwam Indulal Shah binnen.
'Swami, wat is er aan de hand?' riep deze uit.
Terwijl Baba hem zijn verwondingen toonde, zei hij liefdevol:
'Indulal Shah, alles wat met het lichaam moest gebeuren, is gebeurd.'
De andere aanwezigen, die op het gerucht waren afgekomen, schreeuwden het uit van verdriet toen zij overal bloed zagen.
Baba hief een hand op om hen tot kalmte te manen en zei: 'In het vervolg zal ik niets meer laten merken als jullie je verdriet op deze wijze tonen.'
Alles wat op deze dag was voorgevallen, was geheel overeenkomstig Baba's wil. Noch de studenten, noch de chauffeur waren ervoor verantwoordelijk. Zoals hij wel vaker deed, had hij het lijden overgenomen van een devotee.
In de dagen erna vroegen studenten die niets van het gebeurde wisten, hem geregeld waarom hij zo langzaam liep. Hij zei dan bijvoorbeeld met een lach: 'Er is niet genoeg ruimte voor mij om te rennen. Was die er wel, dan zou ik ook bereid zijn om te rennen.'
Enkele dagen later vertelde Baba dit hele verhaal in een toespraak en in diezelfde toespraak zei hij: 'Ik heb dit lijden alleen ten behoeve van jullie op mij genomen en in antwoord op jullie gebeden heb ik besloten mij nu ter wille van jullie te genezen.' En zo geschiedde het.
Uit dit verhaal blijkt eens temeer dat Sai Baba liefde is en dat hij tot het uiterste gaat om zijn devotees te beschermen. Bovendien zegt hij dat er tegenover elke daad van genade die aan ons bekend is, duizenden andere zijn waarvan wij geen weet hebben!

18. De 21ste eeuw

De toekomst is voor de mens in nevelen gehuld, maar Sai Baba zegt nadrukkelijk dat ons een schitterende toekomst wacht. In de komende twintig jaar zullen er grote veranderingen ten goede plaatsvinden en na de dood van zijn huidige lichaam zal hij in dit tijdperk nog eenmaal terugkeren op aarde. Zijn huidige lichaam zal 95 jaar worden, maar het zal niet oud of zwak worden. Het zal jong blijven en Baba zal doorgaan met zijn taak.
Zijn boodschap zal in een langzaam en geleidelijk proces over de gehele wereld bekend worden. Hij houdt hiervoor zijn eigen tempo aan, ondanks het feit dat de devotees graag zouden zien dat hij er haast mee zou maken. Het is voor de meesten moeilijk om zijn boodschap te begrijpen en daarom moet de verspreiding geleidelijk gebeuren. Maar niets en niemand kan het werk waarvoor hij gekomen is, stoppen of hinderen of vertragen. Nog onlangs zei hij tegen zijn studenten: 'Wanneer een vliegtuig op het punt staat om op te stijgen, moet het eerst naar de startbaan. Wanneer het de startbaan bereikt, moet het een hele slag draaien om in de richting te komen staan waarin het moet opstijgen. Het vliegtuig maakt deze draai langzaam. Nadat het vliegtuig helemaal gedraaid is, krijgt het een teken van de verkeerstoren en begint het snelheid te maken om op te stijgen. Wanneer het voertuig dan voldoende snelheid heeft, verlaat het tenslotte de grond.'

Die grote veranderingen die Sai Baba aankondigt voor de eerste twintig jaren van de nieuwe eeuw, lijken al begonnen te zijn. Wereldwijd vinden er ontwikkelingen plaats op sociaal, economisch, politiek en vooral spiritueel terrein, die terug te voeren zijn op het langzaam maar zeker bekend worden van Sai Baba's boodschap van liefde.
Blijkens de navolgende voorbeelden zijn er ook rond Baba's ashrams in de eerste jaren van deze eeuw reeds een aantal bijzondere projecten totstandgekomen.
Zo werd er in januari 2001 een tweede Super Speciality Hospital geopend. Het staat in Whitefield en het heeft 333 bedden en twaalf operatiekamers. Bovendien is er een opleiding voor verpleegkunde aan verbonden. Net als alle andere projecten is het betaald uit giften van devotees. Kort daarvoor werd er in Puttaparthi een instituut voor muziekopvoeding geopend, gebouwd in de vorm van verschillende muziekinstrumenten. In een toespraak zei Baba onder meer: 'Al die vakken zoals natuurkunde, plantkunde en scheikunde dragen er slechts toe bij dat men in zijn levensonderhoud kan voorzien. Geen daarvan kan het hart van de mens zó raken als muziek dat kan. Zelfs God wordt door muziek aangetrokken. (...) Dus wilde ik hier een muziekacademie starten.' Vrijwel tegelijkertijd werd er eveneens in Puttaparthi een nieuw museum geopend, het Chaitanya Jyoti - hetgeen 'licht van hoger bewustzijn' betekent. In de bouwstijl van dit zeven verdiepingen hoge gebouw zijn Oosterse en Westerse invloeden samengebracht. Opvallend is hierin het vooraanzicht dat de vorm heeft van een Chinese pagode. Het museum richt zich middels tentoonstellingen op het leven en de leringen van Sai Baba, alsmede op de wereldwijde activiteiten van de organisatie.

Maar er zijn meer ontwikkelingen en die lijken te wijzen op een te verwachten sterke groei in de belangstelling voor Sai Baba! Om ervoor te zorgen dat men de ashram zonder enig ongemak kan bereiken, heeft de regering een groot spoorwegstation laten bouwen in Puttaparthi. Het kwam gereed in november 2000 en het draagt de naam Sri Sathya Sai Prashanthi Nilayam. Het is voorzien van vele faciliteiten zoals een restaurant, een wachtruimte, rolstoelen en zelfs een kamer met twee rustbedden voor gehandicapten. Dankzij dit nieuwe station rijden er nu treinen die Penukonda, Dharmavaram en Puttaparthi met elkaar verbinden.
Een maand later werd de officiële website van Prasanthi Nilayam op internet geopend (december 2000) (
20). Overal ter wereld kan men nu vanuit de huiskamer informatie opvragen over het leven en de leringen van Sai Baba, over de wereldwijde organisatie, over seva-projecten enzovoort. Baba's meest recente toespraken zijn erop te vinden, men kan Baba bhajans horen zingen en er staat een grote verscheidenheid aan foto's van hem op.
En op Baba's verjaardag in 2001 kwam er een nieuwe radiozender in de lucht: Radio Sai Global Harmony, een radiokanaal voor het uitzenden van Baba's boodschap van liefde en mededogen over de gehele wereld. Deze zender was begin 2002 alleen nog te ontvangen in West-Azië, maar het is de bedoeling dat daar snel verandering in komt. Hij werkt met digitale uitzendingen via satellieten en dat betekent dat er zelfs in de jungle van Afrika een perfecte ontvangst zal zijn. Er zijn reeds twee satellieten in de ruimte, maar voor wereldwijde ontvangst moet er nog een bij komen. De zender is 24 uur per dag, zeven dagen per week, in de lucht en zendt momenteel voornamelijk toespraken van Baba en muziek uit. Te zijner tijd zal dit worden uitgebreid met lezingen, interviews en speciale programma's. Er is nog veel werk te verzetten, maar in de toekomst zullen de inwoners van alle landen ter wereld Baba's toespraken in hun eigen taal kunnen horen.

Reeds in 1947, toen hij pas twintig jaar oud was, voorspelde Baba dat er in de toekomst miljoenen mensen naar de ashram zouden komen. Velen beschouwden zijn woorden toen als grootspraak, maar deze en vele andere voorspellingen zijn inmiddels uitgekomen. Zal de gouden toekomst die hij voorspelt, ooit werkelijkheid worden? Er zullen wel altijd mensen blijven bestaan die weigeren Baba's woorden te geloven, maar gezien de vorengenoemde ontwikkelingen mogen wij aannemen dat dat er steeds minder zullen worden.
Een probleem hierbij is dat er zoveel voorspellingen worden gedaan, bijvoorbeeld door astrologen en palmbladlezers, en weinige van dergelijke voorspellingen komen uit.
Zo veroorzaakten astrologen uit Oost en West indertijd paniek naar aanleiding van de voorspelde samenstand van acht planeten tussen 2 en 5 februari 1962.
Bekende waarzeggers uit vele landen voorspelden opstanden, rassenonlusten, politieke omwentelingen, hongersnoden en nog veel meer. De Illustrated Weekly of India citeerde een Mexicaanse astroloog die had geschreven: 'Het kan bijzonder gevaarlijk zijn om in die eerste dagen van februari te reizen, zowel per vliegtuig als per boot, en op sommige plaatsen kan het zelfs gevaarlijk zijn om binnenshuis te slapen.'
Een Indiase astroloog met een uitgebreide Amerikaanse klantenkring schreef: 'Er zal een zeer zware aardbeving plaatsvinden en er zullen ernstige koudegolven ontstaan als gevolg van de samenstand van februari '62.'
Uit angst voor deze voorspellingen kwamen velen naar de ashram. Tijdens een toespraak zei Baba hierover: 'Velen raden jullie aan de genade van de goden te verwerven opdat zij jullie mogen behoeden voor onheil. Velen zamelen geld in om rituelen uit te voeren die de branden en de gewelddadigheden die zijn voorspeld, kunnen afwenden. Ik maak geen bezwaar tegen gebed of tegen de rituelen, want deze zijn op zichzelf goed, los van het planetaire verschijnsel. Maar laat je geen angst aanpraten. Er zal geen aardschok plaatsvinden en geen wervelstorm ontstaan, noch zullen er stortregens komen die leiden tot overstromingen; er zal geen schade worden toegebracht aan de aarde of het uitspansel! De enige ramp die zal plaatsvinden, is de verbeurdverklaring van de waarborgsom van een aantal verslagen kandidaten die in die maand meedoen aan de algemene verkiezingen!'
Deze woorden gaven velen moed en brachten sommigen ertoe weer andere astrologen te gaan geloven zoals de bekende A.N. Chandra, die schreef: 'Deze unieke samenstand kan zelfs wijzen op de komst van een groot religieus leider, die troost zal brengen aan de in nood verkerende en gekwelde mensheid in deze moderne wereld.' Of een astroloog uit Zuid-Afrika die schreef: 'De stand van de planeten kan wijzen op de komst van de nieuwe wereldleraar en wel óf op zijn geboorte óf op de aanvang van zijn taak.'
Sai Baba zegt dat wij blind geloof in horoscopen en voorspellingen van astrologen en palmbladlezers moeten loslaten en moeten vertrouwen op onszelf!

Ook wordt er soms met grote stelligheid beweerd dat Baba rampen zou hebben voorspeld. Zo circuleerden er eind 1990, begin 1991 in veel landen lijsten met rampen - rampen die door Baba zouden zijn voorspeld. In die lijsten was te lezen dat hij had verklaard dat er zeer binnenkort grote overstromingen zouden plaatshebben en dat grote gebieden onder water zouden komen te staan, en ook vele andere rampen zouden een groot aantal landen treffen. Tijdens een toespraak die hij hield op 13 februari 1991, zei Sai Baba: 'Dergelijke gedachten zijn nooit bij Swami opgekomen en zullen ook nooit bij hem opkomen. Het zijn de fantasieën van mensen die niets beters te doen hebben. (...) Devotees moeten dergelijke verhalen absoluut niet geloven, noch moeten zij er ruchtbaarheid aan geven door ze verder te vertellen. Jullie moeten niet luisteren naar zulke belachelijke geruchten. Het is een teken van zwakheid wanneer je naar dergelijke verhalen luistert of erover praat.'
Van tijd tot tijd, zegt Baba, kunnen er hier en daar op aarde ongelukken gebeuren, maar de wereld wordt niet werkelijk bedreigd door een wereldoorlog of een andere ramp. Wel zullen er kleinere oorlogen en schermutselingen zijn; daar is in de huidige situatie niets aan te doen.
Baba's voorspellingen hebben geen betrekking op rampen en zijn voorspellingen zullen uitkomen. En hij voorspelt dat Sanathana Dharma - de tijdloze geestelijke wet, die leert dat het de eeuwige plicht is van ieder levend wezen om God te dienen - in de gehele wereld in al zijn glorie zal worden hersteld opdat de wereld vrede en voorspoed zal kennen. Dat is de taak waarvoor hij gekomen is. 'Binnen hele korte tijd zullen alle volkeren van de wereld verenigd worden. Er is een groot aantal landen als Amerika, Rusland, Japan, China, Pakistan, India enzovoort die als aparte eenheid bestaan. Er zal spoedig overeenstemming komen tussen al deze landen. Zelfs degenen die wij als onverzoenlijke tegenstanders beschouwen, zullen onze naaste bondgenoten worden. (...) Binnenkort zullen jullie allemaal getuige zijn van de waarheid van de uitdrukking "Broederschap der mensen, vaderschap van God", het motto van de eenheid van de mensheid.'

Tijdens de Eerste Wereld Conferentie van Sathya Sai Organisaties in mei 1968 zei hij in een van zijn toespraken het volgende. 'Ik heb besloten om de bewoners van de wereld te hullen in de koesterende zorg van universele liefde zoals beschreven is in de veda's. Want de wereld is mijn woning en de continenten zijn de kamers daarin. Ik ben gekomen om een gouden hoofdstuk te schrijven in de geschiedenis van de mensheid, waarin de leugen zal ontbreken, waarheid zal zegevieren en deugd zal regeren. Karakter zal dan kracht schenken, en niet kennis of vindingrijkheid of rijkdom. Wijsheid zal op de troon worden geplaatst in de Raden der Volkeren.
Laat je niet misleiden. Het is niet mijn bedoeling de mensen met stomheid te slaan door het tentoonspreiden van wonderbaarlijke krachten! Ik ben gekomen om de weldaad van gelukzaligheid, de zegen van geluk te schenken als de beloning voor waarachtig spiritueel streven en om de mensheid te leiden naar vrijheid, licht en liefde.'

Enerzijds, zegt Sai Baba, is het een belangrijke taak voor de Saidevotees om een instrument te zijn voor de bevrijding van de mens uit zijn onwetendheid, maar anderzijds kan iedereen, ongeacht zijn woonplaats, zijn positie en zijn geloof, hiervoor een instrument zijn. Het menselijk leven zal namelijk niet omgevormd worden alleen maar op grond van wat politieke veranderingen of omdat er enige sociale, economische of wetenschappelijke en technologische veranderingen komen. Pas wanneer er diepgaande geestelijke en spirituele veranderingen in elk individu hebben plaatsgevonden, zal er in de mensheid een fundamentele omvorming totstandkomen. Baba zegt nadrukkelijk dat de verandering uit het hart moet komen; zij kan niet van buitenaf worden opgelegd. De omvorming van de mens is de grondslag voor de omvorming van de wereld. Laat ego, hebzucht en wedijver los en raak ervan doordrongen dat allen één zijn. Wanneer onze gedachten, woorden en daden verzadigd zijn van Baba's boodschap, dan zal deze zich zonder moeite en doeltreffend verspreiden en het aangezicht van de wereld zal erdoor worden veranderd.

Als het Poornachandra Auditorium te klein is om alle aanwezige devotees te bevatten, worden bijeenkomsten momenteel gehouden in de open lucht van het Hillview Stadium.
'Naarmate de tijd verstrijkt, zullen zelfs zij die nu niet in staat zijn de waarheid van Swami te herkennen, mij met tranen van berouw moeten naderen en mij moeten ervaren.' Wat zal zo'n toenemende stroom bezoekers voor gevolgen hebben?
'lk zal afstand moeten doen van het reizen per auto en zelfs per viiegtuig wanneer ik van plaats naar plaats ga, want de mensenmassa die eromheen dringt, zal te groot zijn. Ik zal mij langs de hemel moeten verplaatsen. Ja, ook dat zal gebeuren, geloof mij.'

Maar de 21ste eeuw zal nog meer brengen.
Enkele jaren na de dood van Baba's huidige Iichaam zal hij voor de derde en voorlopig laatste maal op aarde verschijnen. Hij heeft gezegd drie belichamingen nodig te hebben om de taak te vervullen die hij voor dit tijdperk op zich genomen heeft. Als Shirdi Sai Baba heeft hij de grondslag gelegd; als Sathya Sai Baba zorgt hij voor de verdere uitbouw, en als Prema Sai Baba - want dat zal de naam zijn die hij dan aanneemt - zal hij de taak voltooien. Prema betekent 'goddelijke liefde'.
Shirdi Sai legde de basis voor harmonie op aarde en gaf de mensheid de boodschap dat werk plicht is. Sathya Sai's huidige missie is het om de mensen ervan bewust te maken dat zij elkaar zouden moeten respecteren, liefhebben en helpen, ongeacht kaste, kleur of geloof, aangezien God in iedereen aanwezig is. Zo kan ieder werk een daad van aanbidding worden. Tenslotte zal Prema Sai de boodschap verkondigen dat God niet alleen in iedereen aanwezig is, maar dat iedereen zelf God is. Dat zal de uiteindelijke wijsheid zijn die ieder mens in staat zal stellen om op te klimmen tot goddelijkheid.
De volgende keer zal hij geboren worden in Gunaparthi, een dorp aan de oever van de Tungabhadra-rivier in het Mandya-district van de deelstaat Karnataka. Dit dorp Iigt tussen de grote steden Bangalore en Mysore. Hij zal daar in een harmonisch en devoot gezin opgroeien en net als in het huidige lichaam zal hij geleidelijk zijn identiteit onthullen.
Natuurlijk zijn de devotees nu reeds erg benieuwd hoe hij er dan zal uitzien, maar daarover wil Baba nog niet teveel zeggen, omdat het niet de bedoeling is dat hij te vroeg zal worden herkend als Prema Sai Baba.
Niettemin heeft Sathya Sai zo nu en dan reeds iets van zijn toekomstige identiteit onthuld. De belangrijkste onthulling betrof een ring die hij heeft gemaakt voor John Hislop.
Baba heeft in de loop der jaren verscheidene malen een ring voor hem gematerialiseerd. Op een gegeven moment raakte de steen met het portret van Baba los uit de ring die hij droeg. Vanaf die tijd droeg hij deze ring meestal aan een kettinkje om zijn hals.
Op een avond in 1978 zat Baba samen met Hislop, diens echtgenote, enkele andere devotees en een grote groep studenten op de veranda van zijn huis in Brindavan. Baba keek naar Hislop en zei: 'Wat is dat voor bobbel onder je overhemd, Hislop?'
Deze trok het kettinkje onmiddellijk tevoorschijn en zei: 'Het is mijn ring, Swamiji. Weer kapot.'
'Geef hem aan mij', zei Baba en Hislop gaf onmiddellijk gehoor aan dat verzoek. Baba bekeek de ring en zei: 'Deze stenen deugen niet.' En hij gooide de ring weer naar Hislop. Daarna blies hij op zijn lege duim en wijsvinger en er verscheen een massief gouden ring met een portret van zichzelf, die hij vervolgens aan Hislop gaf.
De volgende morgen hadden de studenten zich, zoals gebruikelijk, verzameld op de oprijlaan die bij Baba's huis uitkomt om hem te begroeten zodra hij naar buiten zou komen. Ook Hislop bevond zich onder de aanwezigen. Direct toen Baba naar buiten kwam, vormden zij een kring om hem heen, alsof zij reeds voelden dat er iets bijzonders stond te gebeuren. Baba richtte zich tot Hislop en zei: 'Geef mij de ring, Hislop.'
Vervolgens bekeek hij de ring aandachtig en sprak: 'Wat wil je, een afbeelding van Swami of een afbeelding van Prema Sai?'
Hislop was met stomheid geslagen. Een afbeelding van Prema Sai? Die had hij nog nooit gezien! Maar hoe kon hij tegen Baba zeggen dat hij liever een portret van Prema Sai had dan van hem? Terwijl hij met zijn mond vol tanden stond, ging Baba de kring rond en liet iedereen de massief gouden ring zien. Weer bij Hislop gekomen, zei hij nogmaals: 'En, Hislop, wat zal het zijn? Swami of Prema Sai?'
Hislop hield zielsveel van Baba en dus kon hij nog steeds geen antwoord geven op deze simpele vraag. Maar hij bedacht een oplossing en zei: 'Laat het uw wil zijn, Swamiji.'
'Heel goed,' zei Baba. 'Laat het dan Prema Sai zijn. Je hebt Swamiji al.'
De jongens verdrongen zich om Baba heen en Hislop had het alleen aan zijn lengte te danken dat hij nog iets kon zien van wat er verder gebeurde.
Baba nam de ring, verborg hem in de palm van zijn hand, blies driemaal door duim en wijsvinger, opende zijn hand en daar was Prema Sai! De ring zelf was zilverkleurig, gemaakt uit de legering van vijf metalen die zo karakteristiek is voor India. De steen was een bruinachtige camee, hoogglanzend, uitgesneden in profiel. De afbeelding toonde Baba's volgende belichaming zoals die zal zijn op volwassen leeftijd: een rustig, vredig voorkomen, een tamelijk lange neus, haar tot op de schouders, met snor en baard. Het hoofd ontsprong uit een lotusbloem. Baba zei: 'Hij verkeert nu nog in het proces van ontstaan. Daarom kan ik niet meer van hem laten zien. Dit is de eerste keer dat hij aan de wereld wordt getoond.'
Hij overhandigde de ring aan Hislop, die er gefascineerd naar staarde. De jongens waren erg opgewonden en sommigen kwamen reeds aanrennen met hun fotocamera. Hislop verborg de ring in zijn hand en vroeg: 'Swami, mogen er foto's van deze afbeelding gemaakt worden?'
'Nee,' antwoordde hij, 'geen foto's.'
Wat Hislop op dat moment nog niet wist, maar wat hij na verloop van een jaar of twee zou ontdekken, is dat de afbeelding van Prema Sai zou gaan draaien. Heel langzaam verandert de afbeelding van en profil naar en face. Alleen Baba weet hoe de ring er in de toekomst zal uitzien en of het draaien zal doorgaan tot het portret geheel en face is en wanneer dat dan zal zijn. De devotees zullen moeten afwachten wat de toekomst zal brengen, al heeft Baba wel reeds een tipje van de sluier opgelicht.
Wanneer God op aarde komt als Prema Sai, hoe zal de situatie dan zijn?
Dan zal de wereld vol vrede zijn. Dat is de betekenis van de naam Prema Sai. Er zal overal liefde zijn - liefde, liefde, overal liefde ...'


Enige verklarende aantekeningen

Hoofdstuk 1.
(1): Vishnu.
Brahman, de naam van God in het hindoeïsme, heeft drie aspecten, namelijk Brahma, Vishnu en Shiva. Brahma is hierin de schepper, Vishnu de instandhouder of beschermer en Shiva de vernietiger van al het vergankelijke. Narayana is een naam voor Vishnu, die betekent: 'de Heer die in alle wezens woont'.

Hoofdstuk 2.
(2): Vibhuti of heilige as is het symbool van de ziel, namelijk dat wat overblijft wanneer al het vergankelijke is verbrand. Vibhuti betekent ook: het vermogen waarmee God de gehele schepping bestuurt, bovennatuurlijk vermogen; de bescherming van de mensheid door de Heer. Voor Sai Baba is vubhuti ook een uitdrukking van zijn goddelijke genade, die kan worden gebruikt voor het genezen van lichamelijke en geestelijke aandoeningen.

(3): Het woord dharma is op vele manieren te vertalen. Hier volgen nog enkele betekenissen: rechtschapenheid, gerechtigheid, moreel gedrag, goddelijke wet, de geestelijke levenswet die aangeeft hoe de mens zich te gedragen heeft; religie, godsdienst.

Hoofdstuk6.
(4): De vertaling van deze bhajan luidt:
Vereer met geheel je hart de lotusvoeten van de goeroe.
Dat is de boot waarmee je de moeilijke overtocht over de oceaan van het leven kunt maken.
Glorie zij u, grote leraar.
Glorie zij u, volmaakte leraar Sai.
Om. Ik buig vol overgave voor Shiva, de vernietiger van al het vergankelijke.
Zoals de eerste zonnestralen die boven de Arunachala-berg uitkomen, het land verwarmen, zo verwarmt u, Shiva, ons hart.
Baba, voor u zing ik de mantra Om. Vol overgave buig ik voor u, Baba.

Hoofdstuk 7.
(5): Het woord karma heeft eigenlijk een ruimere betekenis en meer betekenissen dan de in de tekst genoemde, namelijk: handeling; elke verrichting in gedachte, woord of daad; gevolgen van alle activiteiten, verricht in dit leven of in vorige levens.

Hoofdstuk 11.
(6): Swami Satchidananda was een volgeling van Sami Sivananda Sarasvati (1887-1963), de stichter en voorzitter van de Divine Life Society (1936) en de oprichter van de Yoga-Vedanta Forest Academy in Rishikesh. Sivananda had in 1957 reeds duizenden volgelingen, onder wie veel hooggeplaatste ambtenaren, rechters en andere overheidsdienaren. Momenteel is de belangrijkste taak van de DLS het verspreiden van spirituele kennis en het bevorderen van onbaatzuchtige dienstverlening. Na het overlijden van Swami Sivananda werd diens werk voortgezet door Swami Satchidananda (voorzitter) en Swami Krishnananda (secretaris).

(7) Een Ganapati homa is het brengen van een offer aan Ganapati, en Ganapati is een andere naam voor Ganesha. Hij is de eerste zoon van Shiva en Parvati en heeft het hoofd van een olifant. Hij is de god van de wijsheid en degene die obstakels uit de weg ruimt.

Hoofdstuk 12.
(8): Beelden van deze tocht naar Badrinath zijn te zien op de video Glimpses of Bhagavan Sri Sathya Sai Baba (1961-1973). Het gaat om een kort fragment van matige kwaliteit, maar het zijn waarschijnlijk de oudste filmopnamen die er bestaan van Sai Baba. Deze video is te koop via de Nederlandse Sai-organisatie. Zie voor meer informatie achterin dit boek onder 'Belangrijkste geraadpleegde literatuur'.

(9): De naam van Kasturi is in dit boek reeds enige malen genoemd. Het gaat hier om Narayana Kasturi (1897-1987), die tijdens zijn werkzame leven onder meer professir geschiedenis was aan de universiteit van Mysore. Kasturi is ook de schrijver van Easwaramma; the chosen mother en van Loving God - zijn autobiografie.

(10) De veda's zijn de oudste religieuze geschriften van de mensheid. Zij bevatten Sanathana Dharma, de tijdloze geestelijke wet, die leert dat het de eeuwige plicht is van ieder levend wezen om God te dienen.

Hoofdstuk 13.
(11): De gayatri mantra heeft vele betekenissen. De letterlijke vertaling ervan luidt:
Om. Wij overdenken en loven de heerlijkheid van het goddelijke licht, dat de drie werelden (de grofstoffelijke, de fijnstoffelijke en de wereld die boven de stof uitgaat) verlicht.
Wij aanbidden de levenschenkende kracht van dat goddelijke licht.
Wij mediteren over de allesdoordringende schittering en luister van het goddelijke licht,
dat ons hoger bewustzijn moge versterken (opdat wij de werkelijkheid achter de illusie kunnen herkennen).
Het woord Om of Aum staat voor de scheppingsklank. Het is het geluid dat ontstond bij de oerbeweging, de trilling die werd veroorzaakt doordat de Ene zich omhulde met maya, de schepping.

(12): Sravanabelagola is voor de jains een belangrijk pelgrimsoord. Bovenop de Indragiri (heuvel) staat hier een zeventien meter hoog beeld van Heer Gomateshvara, een jain-heilige die in de tiende eeuw leefde. Het thans ruim duizend jaar oude beeld behoort tot de grootste monolitische scheppingen ter wereld.

(13): Mahashivaratri betekent letterlijk 'de grote nacht van Shiva'. Dit feest wordt gevierd in de nacht vóór nieuwe maan in februari of maart, wanneer slechts een klein stukje van de maan zichtbaar is. De maan is het symbool van de rusteloze geest en deze nacht is het meest geschikt om door middel van gebed, meditatie en het zingen van bhajans de geest op God te richten. Dit kan leiden tot de volledige overwinning van de geest, gesymboliseerd door het verdwijnen van zelfs het laatste stukje van de maan in de daarop volgende nacht van nieuwe maan.

Hoofdstuk 14.
(14): Indulal H. Shah, oorspronkelijk van beroep accountant ontmoette Sai Baba voor het eerst in 1965. Sindsdien verricht hij zeer veel werk voor de Sai-organisatie en is hij onder meer voorzitter geweest van de World Council of Sri Sathya Sai Organisations. Hij is de schrijver van onder meer Sixteen spiritual summers, We devotees ... en Spiritual blueprints of my journey.
(15): Deze tekst is terug te vinden in hoofdstuk 4, vers 8 van de Bhagavad Gita. Afhankelijk van de gebruikte uitgave zijn er kleine verschillen in de tekst.

Hoofdstuk 15.
(16): John S. Hislop (1904-1995) is gedurende vele jaren voorzitter geweest van de Amerikaanse Sai-organisatie. Hij is ook de schrijver van onder meer Conversations with Sathya Sai Baba en My Baba and I. Na zijn overlijden is er een selectie uit zijn toespraken verschenen onder de titel Seeking Divinity.

Hoofdstuk 16.
(17): Karlis Osis en Erlendur Haraldsson houden zich beiden bezig met psychologisch en paraspychologisch onderzoek. Zowel afzonderlijk als gezamenlijk hebben zij boeken over parapsychologische onderwerpen gepubliceerd. Het hier bedoelde interview vond plaats in 1973 tijdens hun eerste bezoek aan prasanthi Nilayam.

Hoofdstuk 17.
(18): Deze postzegel van drie roepie is in werkelijkheid 40 x 27 mm. groot. Er staat een rivier, een dam en een waterzuiveringsinstallatie op afgebeeld.

(19): De hier bedoelde wetenschapper is de IJslandse professor in de psychologie Erlendur Haraldsson en het bedoelde boek is 'Miracles are my visiting cards'.

Hoofdstuk 18.
(20): Het adres van de website van Prasanthi Nilayam is: http://www.srisathyasai.org.in
Het adres van de site van de wereldorganisatie is: http://www.sathyasai.org
Ook de Nederlandse Sai-organisatie heeft een eigen website: http://www.sathyasai.nl
En tenslotte is er ook veel informatie te vinden op de sites van de Sai-organisaties van de afzonderlijke landen.

Belangrijkste geraadpleegde literatuur

- Sai Baba. Sathya Sai Spreekt; deel 1 - 3
- Dijk, Wim G.J. van. Bevrijding komt niet uit de hemel vallen; leven en leringen van Sai Baba. (Uitgeverij Ankh-Hermes.)
- Hislop, John S. Gesprekken met Sathya Sai Baba.
- Hislop, John S. Mijn Baba en ik; ontmoetingen met Sai Baba: gebeurtenissen, leringen, gesprekken en brieven.
- Sathya Sai Baba Nieuws. Verscheidene nummers van dit officiële tijdschrift van de Sai-organisatie in Nederland.
- Sai Baba. Divine message on Guru Poornima; 3rd July, 1993.
- Sai Baba. Sathya Sai Speaks; volume I-XI.
- Ganapati, Ra. Baba: Satya Sai; part I and II.
- Haraldsson, Erlendur. 'Miracles are my visiting cards'; an investigative report on the psychic phenomena associated ith Sathya Sai Baba.
- Kanu, Victor. Sai Baba; God incarnate; (an introduction).
- Kasturi, N. Easwaramma; the chosen mother.
- Kasturi, N. Sathyam Sivam Sundaram; part I-IV.
- Rao, M.N. Sri Sathya Sai Baba; a story of God as man.
- Sai Baba and his message; a challenge to behavioral sciences; by Sathya P. Ruhela, Sathya Sai Baba, D. Dhairyam a.o.
- Sai humor; by Peggy Mason, Keith Critchlow, T. Meyer a.o.
- Steel, Brian. The Sathya Sai Baba compendium; a guide to the first seventy years.
- Sanatana Sarathi. Verscheidene nummers van dit officiële tijdschrift van de Sri Sathya Sai ashram Prasanthi Nilayam.

Voor meer informatie over (de hierboven genoemde en andere) boeken, CD's, geluidscassettes, videobanden, DVD's en foto's betreffende Sai Baba kan contact worden opgenomen met: Stichting Sri Sathya Sai Baba - Nederland, Postbus 2349, 3500 GH Utrecht. E-mail: info@sathyasai.nl.

EINDE