VAHINI'S
INHOUD
BABABOOKS



 

 
 


8. Meer tekenen van Zijn ware aard

HET LEVEN VAN SATHYA SAI BABA

 

 

Dasara of Navaratri is een belangrijk feest in India. Dit tien dagen - letterlijk: negen (nava) nachten (ratri) - durende feest wordt gevierd in september of oktober, afhankelijk van de maanstand. Het symboliseert de strijd van de ziel om bevrijding te bereiken. De tiende dag, Vijayadashami genaamd, is de dag van de overwinning, de dag waarop de illusie wordt doorzien en het doel bereikt.
Tot dan toe werd dit feest in de tempel gevierd met gebed en meditatie en vanaf de vierde dag werd er iedere dag een yajna, een vuurofferceremonie gehouden, een ritueel dat staat voor het verbranden van alle slechte eigenschappen. En er was ook muziek en toneel. Bovendien bereidde een groep devotees op de laatste dag een grote hoeveelheid voedsel dat werd uitgedeeld onder de armen.
In 1946 waren er een aantal zeer spirituele vrouwelijke devotees aanwezig, die tijdens dit feest hun liefde voor Sai Baba wilden tonen door hem op te tuigen met sieraden en hem vervolgens in een draagstoel door het dorp te dragen. De rani (koningin) van Chincholi, de prinses van Sandur, de prinsessen van Mysore en nog anderen hadden speciaal voor dit doel hun juwelen meegebracht. Aanvankelijk had Baba zijn medewerking geweigerd. Hij stelde geen prijs op dergelijk uiterlijk vertoon. Maar na uren 'onderhandelen' had hij toegegeven aangezien hun verlangen zuiver spiritueel was.
De vrouwen kleedden hem vervolgens in een zijden dhoti (lendendoek), een kleurige kafni (lang gewaad) en schitterend geborduurde sandalen. Zij deden hem ringen aan alle vingers met diamanten, smaragden, saffieren en andere edelstenen erin.
Iedere avond van het feest werd hij zo in een met bloemen overdekte draagstoel - de ene dag in de vorm van een zwaan, een andere dag in de vorm van een pauw, een lotus of een veelkoppige slang - in processie door het dorp gedragen, begeleid door groepen die bhajans zongen. Bij ieder pleintje en iedere straathoek stopte de stoet en speelde een van de muziekkorpsen, die speciaal hiervoor uit Bangalore waren gekomen, een van hun geliefde melodieën. De tocht duurde uren, temeer daar veel inwoners van het dorp, arm of rijk, hindoe of moslim, wilden dat de stoet voor hun deur halt hield opdat zij Baba een bloemslinger konden aanbieden of de arati voor hem konden doen met brandende kamfer. Tijdens deze processie steeg de devotie tot zo'n hoog niveau dat er zich vibhuti en kumkum op Baba's voorhoofd materialiseerde. Vanuit de draagstoel wierp hij soms handenvol bloemen naar de mensen, die snel door hen werden opgeraapt. Sommige bloemen waren dan veranderd in snoepjes en andere in medailles. Om de eenheid van de beide Sai's te tonen, stond er aan de ene kant van die medailles een afbeelding van Shirdi Baba en aan de andere kant een afbeelding van zijn huidige belichaming. Overigens waren er ook inwoners die hun deur sloten wanneer de processie er aankwam en er waren er zelfs die met stenen naar de stoet gooiden. Niemand is er ooit in geslaagd daarbij Sai Baba te raken. Hij liet de steen die te dicht in zijn buurt kwam, gewoon stoppen.
Op de tiende dag werden er door de koninklijke bezoekers traditionele ceremonies uitgevoerd en Baba werd in een kleurrijke processie naar een sami-boom gebracht aan de rand van het dorp. Daar schoot hij een rituele pijl af als symbool voor de strijd tegen de kwade krachten, die de voortgang van de mensheid belemmerden. Daarna ging het in triomf terug naar de tempel.
Op Vijayadashami van het jaar 1918 had Shirdi Baba zijn lichaam verlaten en daarom was er in Shirdi op deze tiende dag altijd veel te doen in de tempel. Honderden devotees kwamen er samen om te bidden en te zingen en daarom ging Sathya Sai al een aantal jaren op deze dag voor korte tijd naar Shirdi om de devotees daar te zegenen. Ook deze keer ging hij, na terugkeer in de tempel in Puttaparthi, in trance en bracht op die manier een bezoek aan Shirdi. Toen hij weer terug was, moest hij de nieuwsgierige devotees alles vertellen over zijn bezoek aan Shirdi.

Deze trances beperkten zich niet tot Vijayadashami. Om de bezoekers te tonen dat hij allen die Gods hulp inriepen ook daadwerkelijk ging helpen, raakte hij geregeld in trance, op ieder willekeurig uur van de dag en de nacht. Hij ging dan op bed liggen of liet zich gewoon op de grond vallen en zijn lichaam werd koud. Wanneer hij meestal na enkele minuten, maar ook wel na enkele uren terugkeerde, vertelde hij vaak waar hij was geweest: in een vallei in Telangana waar iemand werd aangevallen door rovers, in Rajahmundry waar een grote overstroming was, bij een auto-ongeluk op een weg in Kamataka, bij een brand in Madras of bij het sterfbed van een devotee om hem darshan (het zien en/of ervaren van de Heer) te geven gedurende zijn laatste ogenblikken op aarde. Deze trances versterkten het geloof van de devotees in Baba's goddelijkheid. Om de mensen te helpen hoefde hij niet in trance te gaan. Hij hielp ieder ogenblik duizenden mensen, maar meestal gaf hij daar geen ruchtbaarheid aan. Moet een vader ruchtbaarheid geven aan het feit dat hij een van zijn kinderen helpt? Dat is toch een vanzelfsprekende zaak.
Wanneer Baba onverwacht in trance ging, kon het gebeuren dat hij tamelijk hard op de grond terechtkwam of zich anderszins pijn deed. Zo raakte hij eens in trance tijdens een autorit en daarbij kwam hij zo hard met zijn hoofd tegen de stoel voor hem, dat een van zijn tanden losraakte en op de grond viel. Toen hij weer terugkeerde, vertelden de devotees die bij hem in de auto zaten, wat er was gebeurd. Baba glimlachte, raapte de gevallen tand op en gooide hem in zijn mond. Tot verbazing en vreugde van de devotees zocht de tand daar zelf zijn eigen plekje weer op en zette zich daar stevig vast.
Toen Baba op een keer, in het begin van de vijftiger jaren, tijdens Ramanavami, de verjaardag van Rama, in Venkatagiri was, ging hij onverwacht in trance. Toen hij weer bijkwam, stroomde er een golf vibhuti uit zijn mond, gevolgd door een aantal gouden blaadjes met daarop in het Telugu de woorden 'Sri Rama'. Toen de raja (koning) van Venkatagiri deze blaadjes zag, was hij erg gelukkig, want hij was een groot vereerder van Rama.
En toen op 14 april 1950 Ramana Maharshi stierf in Tiruvannamalai, raakte Sai Baba ook in trance. Die avond om ongeveer negen uur ging hij naar zijn kamer waar hij vervolgens neerviel. Twee devotees, die vanwege zijn starende blik reeds vermoedden wat er ging gebeuren, waren hem gevolgd en vingen hem op. Baba liet zijn lichaam uit hun armen opstijgen en mompelde: 'Maharshi heeft mijn lotusvoeten bereikt.' Daarna spleet de zool van zijn rechtervoet open en kwam er bijna twee kilo vibhuti uitstromen. Terwijl hij nog in de lucht zweefde, verzamelden de beide devotees de heerlijk ruikende vibhuti. Toen hij weer bijkwam, gaf Baba opdracht de vibhuti in papiertjes te doen en uit te delen als prasad.
Dat hij niet in trance hoefde te gaan om iemand te helpen, toonde hij op een keer aan een groepje devotees toen hij samen met hen in zijn kamer was in Prasanthi Nilayam - dat is de naam van de ashram die in 1950 werd geopend. Zij waren allemaal druk bezig met het gereedmaken van de dhoti's die gedurende Dasara aan de armen zouden worden uitgedeeld. Plotseling vroeg Baba aan een van de aanwezigen: 'Parthasarathi, jij denkt dat ik nu hier ben, bij jou, terwijl ik met deze schaar dit kledingstuk doormidden knip, is het niet? Weet je dat ik zojuist naar Madras ben geweest om jouw Kusa te zien? Het jongetje kreeg difterie en je broer heeft hem naar het ziekenhuis gebracht. Maak je geen zorgen, mijn beste. Ik heb hem darshan gegeven. Hij zal spoedig in orde zijn. ' Alle aanwezigen waren stomverbaasd bij deze mededeling en Parthasarathi viel aan Baba's voeten, overweldigd door dit bewijs van zijn almacht en genade.

Uit de volgende twee voorbeelden blijkt dat Baba soms ook iemand helpt door een ander lichaam te materialiseren. Hij blijft dan gewoon in Puttaparthi en gaat door met zijn werkzaamheden, maar verschijnt toch op een andere plaats.

Op een dag arriveerden een oude man en vrouw met hun zoon in Puttaparthi. Direct toen Baba hen zag, zei hij tegen hen: 'Wat zijn jullie voor dwazen om op zo'n manier de rails over te steken?' Zij schrokken van zijn woorden en waren tegelijkertijd verbaasd over het feit dat Sai Baba wist wat er was gebeurd. Andere devotees die deze conversatie hoorden, werden nieuwsgierig en spraken hen aan. Toen vertelde de oude man: 'Onderweg naar Puttaparthi moesten wij op een gegeven moment overstappen. Nu hadden wij nogal wat bagage bij ons en daarom namen wij niet de moeite om helemaal om te lopen naar het andere perron. In plaats daarvan staken wij gewoon de rails over. Maar plotseling kwam er een trein en wij konden niet snel genoeg wegkomen. Opeens stond er een jongeman naast ons, die ons nog net op tijd wegtrok voor de aanstormende trein.'

In het tweede voorbeeld gaat het om een devotee van Sai Baba van Shirdi, die er moeite mee had te aanvaarden dat Sathya Sai dezelfde is als Shirdi Sai.

Op een avond fietste een muziekleraar en violist naar huis over een verlaten weg in Delhi. Hij was enkele weken eerder in Puttaparthi geweest en Sai Baba had grote indruk op hem gemaakt, maar hij was er nog niet van overtuigd dat hij Shirdi Baba was of een Avatar (goddelijke belichaming), ook al had hij gezien dat Sathya Sai vaak dezelfde gebaren maakte en dezelfde wonderen deed als Shirdi Sai, en al had hij gehoord dat diens leringen niet anders waren dan die van zijn eigen leermeester. Al fietsend liet hij zijn gedachten hierover gaan toen er opeens achter hem een stem klonk die zei: 'Klaar met werken voor vandaag?' Hij keek om en zag een wat oudere, stevig gebouwde man, die hard trapte om hem in te halen. De man toonde een stralende glimlach en daarom antwoordde hij: 'Ja, ik ben nu onderweg naar huis.' Hij nam aan dat de onbekende hem eens tijdens een concert had horen spelen en hem daarom nu zomaar aansprak. Wel bevreemdde het hem dat de man hem had aangesproken in het Tamil, zijn moedertaal.
'Zou u dan even met mij mee willen gaan naar dat oude graf ginds? Ik zal u niet lang ophouden, ' verzocht de man.
Zij reden naast elkaar naar de ruïne die de man had aangewezen, zetten hun fietsen tegen een muur en gingen in de schaduw zitten, tegenover elkaar op verzoek van de oude man. Deze begon een gesprek en al spoedig vertelde de muziekleraar over zijn problemen in het algemeen en over zijn twijfels inzake Sai Baba in het bijzonder.
'De goeroe die u hebt mogen ontmoeten, is de Heer zelf,' zei de oude man. 'Waarom twijfelt u daaraan? Hij is Shirdi Baba zelf. Kijk!' en hij stond op en strekte zijn handpalmen naar de muziekleraar uit. Tot zijn verbijstering zag deze op de ene palm een duidelijke afbeelding van Shirdi Sai en op de andere het stralende gezicht van Sathya Sai. Vervolgens liep de oude man naar zijn fiets en de muziekleraar volgde hem. Samen reden zij terug naar de weg. Daar aangekomen vermaande de oude man hem om trouw te blijven aan zijn goeroe en daardoor de schat die zomaar op zijn weg was gekomen, niet weer te verliezen, waarna hij wegfietste in de richting waaruit zij oorspronkelijk gekomen waren. Dit verbaasde de muziekleraar wel, maar hij raakte pas flink van zijn stuk toen hij Baba - want híj was die oude man - plotseling in het niets zag verdwijnen!

Een nieuwe glimp van zijn almacht toonde Baba door mensen te gaan opereren. Zo nu en dan riep hij een bezoeker met lichamelijke klachten bij zich en opereerde hem ter plaatse met door hem op dat moment gematerialiseerde instrumenten. Zo verwijderde hij de amandelen van een neefje van Hanumantha Rao, de hoofdinspecteur van het gevangeniswezen van Madras. Tegen dr. Padmanabham uit Bangalore, die hem vertelde dat zijn zeventienjarige broer aan hernia moest worden geopereerd, zei Baba dat hij de jongen maar naar Puttaparthi moest sturen en hij vervolgde: 'Waarom zou je de moeite nemen om hem te laten opnemen in het Victoria ziekenhuis? Ik zal de hernia-operatie doen en dan zal hij na tien minuten weer volmaakt in orde zijn.' Padmanabham stuurde hem inderdaad naar Baba toe en deze opereerde hem dezelfde dag nog. De benodigde instrumenten, zoals messen, scharen en naalden, haalde hij uit het niets tevoorschijn met een draaiende beweging van zijn hand. Met dezelfde soort handbeweging materialiseerde hij vibhuti, die hij gebruikte als verdovings- en ontsmettingsmiddel. Na tien minuten stond de jongen weer op zijn benen, gezond en wel. De wond was reeds genezen; alleen was er nog een litteken te zien.

Op een dag kwam Nagamani Purnaiya, een devotee die reeds enige tijd in de ashram woonde, naar Baba toe en zei: 'Swami, er is hier een man wiens maag ontzettend opgezwollen is. Hij ligt vrijwel de hele tijd op bed en heeft veel pijn. U weet wel wie ik bedoel. Zou u die man niet willen genezen?'
Baba hoorde haar zwijgend aan.
Toen hij na enkele dagen nog niets had ondernomen, kwam zij weer naar hem toe en zei nogmaals: 'Baba, doe alstublieft iets voor die arme man!'
Glimlachend antwoordde hij: 'Denk je dat het hier een ziekenhuis is?'
Kort daarop ging Baba op een avond met de devotees naar de rivieroever en alle vrouwen besloten om iets te eten mee te nemen zodat zij daarvoor niet terug hoefden te gaan naar de ashram. Nagamani Purnaiya liet in de buurt van de mandir een pot water op het vuur staan toen zij vertrokken. Zij hoopte met het warme water Baba's voeten te mogen wassen wanneer zij van de zandige rivieroever terugkwamen.
Gezeten in het zand vertelde Sai Baba de devotees over toewijding en over geloof in God. Zij zongen en ook deed Baba enkele wonderen.
Toen zij weer terug waren bij de mandir, ging Nagamani snel heet water halen om Baba's voeten te wassen, maar deze verdween in de kamer van de zieke man. Even later zag zij Baba gehaast komen aanlopen met iets in zijn handen. Het leek, dacht zij, op een vieze bal van rotte bananenbladeren. Nadat hij het weggegooid had, liep Baba op haar toe en vroeg: 'Mag ik wat warm water van je om mijn handen te wassen?' Ze zag dat zijn rechterhand helemaal rood was en vroeg op opgewekte toon: 'Heeft u geschilderd of iets dergelijks?' 'Het is bloed,' antwoordde hij.
Terwijl zij water over zijn handen goot, zei Baba plagend: 'Je wilde toch zo graag dat het hier een ziekenhuis zou worden? Zojuist heb ik de noodzakelijke operatie verricht bij die man.'
Die nacht deed zij vrijwel geen oog dicht. Zij moest voortdurend denken aan de man die door Baba geopereerd was, zonder verdoving, dacht zij, en die na de operatie natuurlijk ook geen medicijnen had gekregen tegen de pijn.
Om haar gerust te stellen besloot Baba haar de volgende morgen direct naar de patiënt toe te sturen. Dan kon zij zelf zien wat er was gebeurd. Daarom riep hij haar de volgende ochtend al vroeg bij zich en zei tegen haar: 'Wil je een rol watten gaan halen en die naar de vrouw van de patiënt brengen. Misschien kun je haar helpen bij het aanleggen van een schoon verband bij haar man.' Zij haalde de watten, liep vervolgens naar de deur van de kamer waar de zieke verbleef, maar bleef toen aarzelend staan. Ze riep, maar kreeg geen antwoord.
'Opschieten!' riep Baba van op een afstandje.
Toen ging ze de kamer binnen. Tot haar stomme verbazing zat de patiënt rechtop in bed en was bezig een stevig ontbijt te verorberen terwijl hij vóór de operatie absoluut niets kon eten. Inmiddels was Baba ook de kamer binnengekomen. Hij liep op de man in het bed toe, trok zijn hemd omhoog en toonde Nagamani de plek van de operatie. Er zat geen verband op en zij zag een smal litteken van een bijna genezen snee. Zij constateerde ook, dat zijn maag niet langer opgezwollen was. Ze begreep nu wel dat Baba haar alleen maar gevraagd had om een rol watten te brengen om haar de kans te geven de patiënt te bezoeken.
'Dit is geen operatie die door een dokter had kunnen worden gedaan, ' zei Baba. 'Ik heb het gedaan. Hij heeft geen pijn; hij heeft geen rust nodig en geen speciaal dieet.'
De patiënt vertelde haar dat Sai Baba de vorige avond de kamer was binnengekomen en met een handgebaar enkele chirurgische instrumenten uit de lucht had gehaald. Toen had hij wat vibhuti gematerialiseerd en dat op zijn voorhoofd gewreven. Dat had kennelijk als verdovend middel gewerkt, want hij herinnerde zich niets meer van wat er daarna was gebeurd. Toen hij na vijf minuten weer was bijgekomen, had Baba hem verteld dat de operatie voorbij was en dat alles in orde was. De snee had aanvankelijk een beetje pijn gedaan, maar nu voelde hij er niets meer van. Nagamani vroeg aan zijn vrouw of zij wist hoe die snee zo snel had kunnen genezen en zij vertelde dat Baba de randen eenvoudig met zijn vingers tegen elkaar had geduwd en dat de opening onmiddellijk was dichtgegaan. Vervolgens had hij wat vibhuti op de wond gedaan en zijn hand er even opgelegd. Daarna had hij de patient verzekerd dat hij weer helemaal beter zou worden en had hij het vertrek verlaten. De patiënt vertelde haar ook nog dat zij vóór zij naar Puttaparthi kwamen, verscheidene dokters hadden geraadpleegd en dat die allen hadden gezegd dat hij geopereerd moest worden. Zou hij dat niet doen, dan had hij niet lang meer te leven. Hij wilde echter geen operatie en hij had zijn vrouw gevraagd om hem naar Puttaparthi te brengen.

Soms opereerde Baba mensen ook in hun dromen. Zij droomden dan, dat zij door hem geopereerd werden en wanneer zij wakker werden, bleek de pijn verdwenen te zijn. Soms liet Baba in zo'n geval als bewijs een litteken achter op de plaats van de operatie, of de patiënt ontdekte 's morgens dat er bloed op zijn laken zat. Maar Baba verscheen ook in dromen om mensen te troosten, raad te geven, te helpen bij grote en kleine problemen. Ja, hij gebruikte vele manieren om zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Zijn wonderen dienden om zijn leringen bekend te maken, om het geloof erin te versterken, om mensen aan te moedigen en te inspireren. Zo nu en dan adviseerde hij daarom ook iemand in een droom om naar Prasanthi Nilayam te komen en wanneer deze persoon dat niet kon betalen, zorgde Baba ervoor dat hij het geld kreeg. Soms ging het om iemand die helemaal niet in God geloofde of om iemand die dacht dat Baba een bekwaam goochelaar was of een bedrieger. Maar, zegt Sai Baba niet zelf, dat zij die hem ontkennen verblind zijn door onwetendheid of trots en daarom nog meer mededogen en genade nodig hebben dan anderen.

Baba gebruikt al zijn hele leven vibhuti als teken van zijn zegen. In India is dat heel vanzelfsprekend, maar ook in het Westen hechten de meeste devotees erg veel waarde aan vibhuti. Ze willen het allemaal in huis hebben. Tegenwoordig kan iedereen in de ashram zakjes door Baba gezegende vibhuti kopen, maar in het begin was dat nog niet het geval. Wanneer Sai Baba in die tijd iemand adviseerde om vibhuti in te nemen, materialiseerde hij ook meestal een flinke hoeveelheid voor hem. Een enkele keer plukte hij een potje uit de lucht en gaf dat aan een devotee met de woorden: 'De vibhuti hierin zal nooit opraken!' Tegen dr. Benito Reyes uit Californië zei hij: 'Wanneer je in je gebeden ergens alleen maar aan denkt, zal die wens vervuld worden.' Dit bleek een geschenk waarmee hij heel voorzichtig moest omspringen, zoals hij al snel zou merken.
Toen hij op een zondagochtend in september 1974 samen met zijn vrouw aan het wandelen was, dacht hij: 'Er is in zovele huizen vibhuti verschenen. Waarom niet ook bij ons?'
Toen zij weer thuiskwamen, bleek het hele huis vol vibhuti te zitten. De hele wijk liep uit om dit wonder te zien. Alleen de huisbaas maakte zich zorgen. Hij liet deskundigen van de brandweer komen om te onderzoeken of er ergens in het huis brand was. Die as moest immers ergens vandaan komen!

Behalve als verdovings- en ontsmettingsmiddel, zoals hiervóór beschreven, gebruikt Baba vibhuti ook als geneesmiddel. Geloof kan wonderen doen en voor sommigen is geloof in hem voldoende om te genezen, maar de meeste mensen hebben behoefte aan pillen en poeders of aan een operatie en dus helpt Baba hen op de door hen gewenste manier. Soms speelt hij ook een spel, maar altijd kan de persoon in kwestie uit de manier waarop hij helpt, een les halen.
Toen Swami Amrithananda, een bejaarde schriftgeleerde en volgeling van Ramana Maharshi, enige maanden in de ashram doorbracht, maakte Baba van de gelegenheid gebruik om hem te genezen van zijn chronische astma en hem een teken te geven van zijn goddelijkheid. Gedurende de eerste dagen materialiseerde hij voor hem vibhuti en een goudkleurig poeder dat hij hem liet opeten. Bovendien haalde Baba een koperkleurig poeder tevoorschijn dat hij op zijn borst en rug smeerde. Ook gaf hij Amrithananda wortels om op te kauwen en enkele dagen later haalde hij een handvol bladeren tevoorschijn, perste die uit en liet hem het sap opdrinken. Op een dag materialiseerde Baba voor hem een flinke hoeveelheid bladeren en met een twinkeling in zijn ogen zei hij tegen hem: 'Eet dit allemaal op.'
Amrithananda pakte de hele bundel aan en kwam toen tot zijn schrik tot de ontdekking dat er onder de bladeren allemaal kleine, scherpe doorns zaten.
'Wilt u werkelijk dat ik dat allemaal opeet, met inbegrip van de doorns?' vroeg hij aarzelend.
Baba stak zijn hand uit en zei: 'Geef het eens terug.'
Amrithananda legde de bladeren in Baba's hand en onmiddellijk gaf deze ze hem weer terug. Tot zijn verbazing en opluchting was er nu geen enkele doorn meer te ontdekken en hij at alles opgewekt op.
Een paar dagen later riep Baba hem weer binnen. Met de woorden: 'Dit is een heel goed middel; het komt rechtstreeks uit het Himalaya- gebergte,' haalde hij weer een flinke hoeveelheid bladeren tevoorschijn. Hij stopte de helft ervan in zijn handen en zei: 'Kom op! Kauwen en doorslikken.' De swami propte de bladeren in zijn mond en kwam toen tot de ontdekking dat ze vreselijk bitter waren. Het kostte hem de grootste moeite om alles weg te werken. Duidelijk stond op zijn gezicht te lezen dat hij uit de grond van zijn hart hoopte dat Baba hem niet ook nog zou vragen om de andere helft van de bladeren op te eten. Zonder een spier te vertrekken overhandigde Baba hem de rest van de bladeren met de woorden: 'Eet dit ook op.' Manmoedig stak hij ze in zijn mond. Toen verscheen er een blik van opluchting en vervolgens van vreugde op zijn gezicht, want deze bladeren bleken zoet te zijn, ongelooflijk zoet, zoeter dan suikerriet of honing. Baba lachte om zijn verwarring en Amrithananda realiseerde zich eens temeer dat de wegen van God ondoorgrondelijk zijn.

Teneinde zijn missie meer bekendheid te geven, begon Sai Baba nu ook vibhuti te laten verschijnen op afbeeldingen van hemzelf bij mensen thuis. Sommigen dachten aanvankelijk dat er stof op de foto's zat, maar toen dit steeds weer terugkwam nadat zij het hadden weggeveegd, kwamen zij naar Baba toe en zeiden: 'Swami, er verschijnt steeds stof op uw foto in mijn puja-kamer (gebedsruimte). Weet u hoe dat komt?' 'Nee, nee,' antwoordde hij dan, 'het is geen stof, het is vibhuti. Je kunt het ervan afhalen en het bewaren en het aan zieken geven.' In die begintijd leidde de verschijning van vibhuti op afbeeldingen soms ook tot vergissingen. Op een dag kwam er een man naar Baba toe om hem te vragen hem te helpen zijn spoorloos verdwenen zoon terug te vinden. Korte tijd daarna verscheen er vibhuti op een foto van Baba in zijn huis en ernstig bezorgd schreef hij Baba een brief met de vraag of dat betekende dat zijn zoon dood was. De as had hem herinnerd aan dood en crematie. Baba liet Kasturi onmiddellijk terugschrijven dat dat beslist niet het geval was en dat die as juist een teken van genade was, een bewijs dat Baba altijd bij hem was.
Bij een andere devotee leidde de vibhuti op enkele afbeeldingen tot problemen. Deze was namelijk zó zoet dat er zwermen mieren op afkwamen en daar was de man niet zo blij mee. Hij vroeg Baba de vibhuti weg te nemen, maar in plaats daarvan droeg deze de mieren op weg te blijven.
Tegenwoordig weten alle devotees dat het vibhuti is, die soms op foto's van Sai Baba verschijnt, maar ook op afbeeldingen van Rama, Krishna, Shiva, Jezus en vele andere vormen van God. Bovendien verschijnt er niet alleen vibhuti, maar soms ook kumkum of amrita (nectar) en een enkele keer zelfs boter, rijstkorrels, goud of edelstenen. Dit gebeurt niet alleen in India, maar in duizenden huizen over de hele wereld. Het is zoiets als een affiche om aan te kondigen dat de Avatar gekomen is. De ontvanger mag deze stoffen gebruiken voor zichzelf, zijn gezin en anderen, maar het is niet de bedoeling dat hij er veel publiciteit aan geeft. Dat zou kunnen leiden tot verwaandheid en dat is nadelig voor de spirituele ontwikkeling van die persoon. De meesten die deze vorm van genade ontvangen, koesteren dit geschenk in hun hart.

Ondanks de grote stroom bezoekers en de vele wonderen die Baba nu dagelijks verrichtte, zagen veel bewoners van Puttaparthi en de omliggende dorpen en steden beslist nog geen Avatar in hem. Zij kenden hem vanaf zijn geboorte en zagen hem als een gewone jongen. Zo iemand kon toch niet plotseling een god worden? Sommigen dachten dat Baba een bedrieger was of een goochelaar en zij bespotten hem en zijn ouders; anderen dachten dat hij in contact stond met boze geesten. Er was angst en jaloezie.
Dit leidde ertoe dat iemand uit het dorp probeerde hem te vergiftigen. Deze eerste poging heeft niet tot zijn dood kunnen leiden - evenmin als alle volgende - maar het was nodig dat Baba het vergiftigde voedsel opat, omdat dat de enige manier was waarop de betreffende vrouw tot geloof zou kunnen komen. Zij moest zien dat vergif hem niet kon deren. Baba noemde dit dan ook geen poging om hem te doden, maar een poging om zijn goddelijkheid te testen. Het gebeurde op een feestdag. Samen met twee devotees bezocht Baba de huizen van enkele inwoners van het dorp en in ieder huis at of dronk hij een kleinigheid. Als laatste bezochten zij het huis van een jonge vrauw uit de kaste der Brahmanen. Toen zij Baba had gevraagd om naar haar huis te komen en bij haar te blijven eten, had hij geantwoord: 'Dat is goed, maar geen hele maaltijd; een kleinigheid is voldoende.'
Terwijl zij hem nu twee zelfgemaakte vada's (een gekruid gerecht van gebakken linzen) voorzette, sprak zij: 'Meestal maakt u er een hele show van om een paar kleine hapjes te eten. Maar nu moet u alles opeten.'
'Ik ga deze vada's allebei helemaal opeten, zei hij opgewekt en hij deed wat hij gezegd had. Natuurlijk wist hij dat zij vergiftigd waren en later, onderweg naar het huis van Subbamma, vertelde hij zijn metgezellen wat er aan de hand was. Zij toonden zich geschokt, maar Baba kon slechts lachen om de dwaasheid van het hele geval. Even later gaf hij over en daarbij kwamen de twee vada's, die hij volledig opgekauwd had, in hun geheel naar buiten! De vrouw in kwestie was hem gevolgd om te zien wat er met hem zou gebeuren. Nadat zij had gezien hoe hij de vada's in hun geheel had overgegeven, kreeg zij spijt van haar daad, viel neer aan zijn voeten en sprak bevend: 'Swami, vergeef deze moordenares alstublieft.'
Baba legde zijn hand op haar hoofd en zei: 'Bangaru! Manchidi, manchidi.' (Mijn liefje! Het is in orde, het is in orde.)
Tegenwoordig is zij een trouwe devotee. Enkele malen is Baba in later jaren nog bij haar te gast geweest en wanneer zij hem dan iets te eten wilde geven, zei hij altijd met een blik van verstandhouding: 'Graag alleen gewoon voedsel; geen speciale vada's deze keer.'

In de tijd dat hij in de met riet gedekte hut woonde, dus voor de Oude Mandir gereed was, trachtten enkele mannen op een nacht tevergeefs deze hut in brand te steken. Op een gegeven moment kwam Baba lachend naar buiten en riep tegen hen: 'Jullie hebben vruchteloos geprobeerd de hut in brand te steken, daarbij lucifer na lucifer afstrijkend. Maar alleen het doosje is leeggeraakt; geen enkele lucifer is ontbrand. Dit zijn échte Sai-lucifers! Probeer deze eens.'
Tegelijkertijd strekte hij zijn lege hand naar een van hen uit. In zijn hand verscheen een doosje lucifers dat hij vervolgens naar hem toegooide. De mannen renden weg, maar kort daarop deden zij een nieuwe poging. Zij barricadeerden de deur van buitenaf, goten benzine over de hut en staken de zaak in brand. Het vuur werd snel geblust door een korte maar hevige stortbui vlak boven de hut.
Toen zijn kamers in de Oude Mandir gereed waren, werden deze met enig ceremonieel aan Baba aangeboden door de metselaars en timmerlieden. Er waren een aantal gasten uitgenodigd voor de gelegenheid en deze brachten allemaal een schaal vol lekkernijen mee. Op een gegeven moment gaf Baba opdracht om het lekkers uit te delen, maar één schaal pakte hij zelf. De devotees dachten dat hij de laddu's (snoepgoed in de vorm van een balletje) op deze schaal zelf zou gaan uitdelen en kwamen begerig dichterbij, maar tot hun teleurstelling bracht hij de schaal naar zijn kamer. Wat zij namelijk niet wisten, was dat dit snoepgoed vergiftigd was! Even later vroeg Baba een van de medewerkers om de schaal mee naar buiten te nemen en het snoepgoed daar te begraven.
Het is beslist niet zo, dat Sai Baba deze mensen die hem kwaad probeerden te doen, haat. 'Ik kan niet haten, zelfs al zou ik dat willen. Haat en boosheid maken geen deel van mij uit. (...) Ik kan weleens sissen om te waarschuwen en te berispen, maar ik haat nooit. Ik ben gelukzaligheid en alleen maar gelukzaligheid. (...) Dat is mijn aard.'


 

  |  

 
 
 


 
 


VAHINI'S
INHOUD
BABABOOKS