'Toen
Baba werd geboren, kende hij zijn goddelijkheid
en wist hij dat hij God zelf
was.'
'Jullie
zijn allen God. Het enige verschil is dat ik het
weet en dat jullie het nog niet weten.' Hij
is de totaliteit van goddelijke energie en zijn
kracht is veel groter dan de goddelijke kracht
die in ieder mens afzonderlijk aanwezig
is.
Hij
kwam naar de aarde met een bepaalde taak: 'De
goddelijkheid, die in iedereen aanwezig is in de
vorm van een vonkje, bestaat in mij als de
volledige vlam en het is mijn zending om elk
goddelijk vonkje in iedereen te ontwikkelen tot
de volheid van de goddelijke
vlam.'
Om
die taak te kunnen vervullen, zou hij geboren
worden in de Ratnakaram Raju familie in het
dorpje Puttaparthi in het zuiden van India.
Daarna zou hij stap voor stap verder gaan.
Laten
wij nu eerst teruggaan naar het moment van de
conceptie. Hij had besloten niet geboren te
worden als de vrucht van het samenkomen van een
man en een vrouw, maar de aarde te betreden via
rechtstreekse indaling in de moederschoot.
Easwaramma zou zijn moeder worden. Zij was wel
niet zo jong meer, maar zij was zo deugdzaam,
liefdevol, zachtmoedig en bescheiden en toch ook
zo verstandig. In de nacht voorafgaande aan de
indaling had Lakshamma, de schoonmoeder van
Easwaramma, een droom gehad van Sathya Narayana,
de vorm van Vishnu (1)
die zij zozeer aanbad. En in die droom had deze
haar gezegd, Easwaramma te vertellen dat zij
niet moest schrikken als er iets vreemds zou
gebeuren, want dat zou dan de wil van God
zijn.
De volgende morgen in alle vroegte was het
gebeurd. Easwaramma was water gaan halen bij de
bron toen een grote bal van blauw licht naar
haar toe rolde. Zij viel flauw, maar nog juist
voordat zij helemaal buiten bewustzijn raakte,
ervaarde zij hoe het licht in haar
kwam.
Laten
wij vervolgens nog verder teruggaan in de
tijd.
Kondama en Lakshamma - die de grootouders van
Sai Baba zouden worden - hadden twee zonen en
drie dochters. De beide zonen hadden zij uit
eerbied voor hun goeroe Venkapa genoemd.
Om hen te onderscheiden noemden zij de oudste
Pedda en de jongste Chinna, wat zoveel als
Senior en Junior betekent. Op een mooie dag in
het jaar 1903 besloot Kondama om enige tempels
te gaan bezoeken en om dan gelijk een bezoek te
brengen aan de huurders van enkele stukken land
die hij bezat en aan zijn zuster Venkatamma en
haar echtgenoot Subba, die woonden in een
afgelegen gebied. Hij nam Pedda Venkapa met zich
mee, want het leek hem goed dat deze de huurders
zou leren kennen. Bovendien was het een
moeilijke en vanwege struikrovers ook
gevaarlijke reis, dus was het wel prettig om met
zijn tweeën te zijn.
En dan had hij wat Venkapa betreft nog een
ideetje, maar dat hield hij voorlopig voor zich,
al had hij er wel met zijn vrouw over
gesproken.
Na een tocht van meer dan 160 kilometer kwamen
de reizigers aan in het dorp Kolimigundla, waar
zich de boerderij van Subba Raju bevond. Subba
was een overtuigd devotee van Ishvara - een
andere naam voor Shiva. In zijn dorp had hij
vele jaren eerder zelfs een tempel voor hem
gebouwd en zijn oudste dochter had hij
Ishvaramba genoemd, hetgeen letterlijk 'moeder
van God' betekent.
Subba
en zijn vrouw waren erg verheugd Kondama te
zien, want hun laatste ontmoeting was al jaren
geleden. Na het uitwisselen van allerlei
nieuwtjes kwam het gesprek op de huidige
situatie in Kolimigundla. Subba klaagde over de
onvruchtbaarheid van het land, het onaangename
klimaat en het feit dat hij zijn familie zo
zelden zag.
Enthousiast begon Kondama te vertellen over het
gebied rond Puttaparthi, dat heel vruchtbaar was
doordat de Chitravati erdoorheen stroomde.
Bovendien wist Kondama dat er rond
Karnatanagapalli, het dorp recht tegenover
Puttaparthi op de andere oever van de rivier,
grond beschikbaar was om te gaan bebouwen.
Waarom verkocht Subba zijn land en zijn huis
niet en kwam hij naar Karnatanagapalli? Subba
aarzelde, want dat was toch wel een hele grote
stap. Hier was hij geboren en hier was hij
opgegroeid. Toen hij bleef aarzelen, kwam
Kondama met zijn laatste en grootste troef: hoe
zou Subba het vinden als Pedda Venkapa zou
trouwen met zijn dochter Ishvaramba? Venkapa was
nu achttien jaar en hij was een gezonde, sterke,
intelligente en deugdzame man. Bovendien bezat
Kondama voldoende land om zijn kinderen een goed
leven te kunnen bieden. Dit aanbod kon Subba
niet weigeren.
Niet lang daarna trouwde de nu dertienjarige
Ishvaramba met Venkapa. Nog vóór
Subba zijn voornemen om te verhuizen kon
uitvoeren, overleed hij. Kort daarop verkocht
zijn weduwe alle bezittingen en vestigde zich
met haar andere vijf kinderen in
Karnatanagapalli.
Na de bruiloft trak Ishvaramba - wier naam later
algemeen geschreven werd als Easwaramma - in bij
haar schoonfamilie, zoals dat de gewoonte
was.
Zij was de oudste schoondochter en als zodanig
was het bestieren van het huishouden haar taak.
Een zware taak voor een meisje van nauwelijks
dertien. Maar zij redde zich aardig. De andere
huisgenoten, waaronder ook een oom en tante en
enkele neven en nichten, hielpen haar zoveel
mogelijk en iedereen ging al snel veel van haar
houden. Zij stond altijd voor iedereen klaar en
was erg zorgzaam. Evenals haar schoonmoeder bad
zij tot Sathya Narayana, de Heer die als de
hoogste waarheid in alle wezens woont. Maar ook
ging zij geregeld naar de andere tempels in het
dorp.
In
het eenvoudige huis van Kondama was het altijd
een drukte van belang. Officieel behoorden de
Raju's tot de kaste van de kshatriya's, de
strijders, maar reeds lang geleden hadden zij de
uiterlijke strijd vervangen door de innerlijke
strijd. Zij streden niet langer tegen uiterlijke
vijanden, maar tegen innerlijke vijanden als
woede, hebzucht en jaloezie. Door middel van
toneel en poëzie probeerden zij de heilige
boeken uit te leggen aan en te populariseren
voor hun dorpsgenoten en de mensen uit de
omliggende dorpen. In het huis van Kondama was
het dan ook een komen en gaan van mensen die
teksten of muziek schreven, toneelstukken
oefenden of instrumenten bespeelden. Bovendien
was Kondama persoonlijk zeer geliefd bij velen.
Als iemand hulp nodig had, ging hij naar
Kondama. Men vroeg zijn zegen bij aanstaande
huwelijken, bij de aankoop van een os en zelfs
bij ploegen, zaaien en oogsten. Hij stond altijd
met raad en daad voor iedereen klaar, maar zijn
eigen zaken behartigde hij minder goed. Hij
vergat stukken land te verhuren waardoor ze soms
jarenlang braak lagen en hij vergat zijn
belasting te betalen met het gevolg dat hij na
enige tijd vrijwel niets meer bezat.
Met
Venkapa en Easwaramma ging het intussen goed.
Zij gingen veel van elkaar houden en na enkele
jaren kregen zij een zoon, die zij Seshama
noemden. En in de jaren daarna kwamen er nog
twee dochters: Venkamma en Parvathamma.
Maar daarna kregen zij een moeilijke tijd.
Easwaramma kreeg viermaal een miskraam. Omdat
zij dachten dat dit te maken had met zwarte
magie, gingen zij naar duiveluitdrijvers en
droegen zij talismans. Ook hielden zij
puja's (erediensten) in de plaatselijke
tempels en bezochten zij heilige plaatsen in de
omgeving. Toen Easwaramma opnieuw in verwachting
raakte, was iedereen heel bezorgd. Haar
schoonmoeder bad veel tot Sathya Narayana en
vroeg hem om een gezonde kleinzoon. In diezelfde
tijd droomde Kondama enkele malen over zijn
goeroe Venkavadhuta, die hem in zijn dromen
vertelde dat hij voorbereid moest zijn - maar
waarop, dat vertelde hij er niet bij.
Easwaramma
had slechts heel weinig opleiding gehad, ze kon
nauwelijks lezen en schrijven, maar dat was niet
zo belangrijk. Zij kende een diep innerlijk
weten - het resultaat van ontelbare goede daden
in vele vorige levens. Maar ondanks de
gebeurtenis bij de bron en ondanks dit diep
innerlijk weten, zou het tot Baba's dertiende
jaar duren vóór zij diens ware
aard werkelijk zou beseffen en zou kunnen
aanvaarden en zij zou vrijwel haar hele leven
zelfs nog twijfels omtrent zijn goddelijkheid
hebben.
Pedda
Venkapa, een vroom en eenvoudig man, maakte zich
ernstig zorgen. Het was al begonnen toen zijn
vrouw hem vertelde dat zij, na vier miskramen,
weer zwanger was. Zij had een vreemd verhaal
verteld over een gebeurtenis bij de bron, maar
het had hem het beste geleken daar maar niet op
te reageren. Hij had al genoeg aan zijn hoofd:
een vrouw, een zoon, twee dochters en het
toezicht op zijn land en personeel. En de
laatste tijd was zijn vrouw zo in zichzelf
gekeerd. Zij leek hem vaak niet eens te horen
wanneer hij haar iets vroeg. En nu kwam daar ook
nog die kwestie van de tambura (een
snaarinstrument) en de maddala (een
trommel) bij. Al verscheidene malen was hij de
laatste tijd 's nachts wakker geworden door
geluiden in de woonkamer. Het leek wel of de
tambura en de maddala uit zichzelf speelden.
Maar dat was natuurlijk onzin. Het zou de wind
wel zijn, of zouden het wellicht muzikale
voorvaderen zijn die iets kenbaar wilden maken?
Hij besloot binnenkort eens naar een
sterrenwichelaar te gaan; misschien kon die hem
wat wijzer maken. Venkapa was eerst naar
verscheidene astrologen in het dorp gegaan, maar
die konden hem niet helpen. Toen was hij naar
een hele beroemde sterrenwichelaar in
Bukkapatnam gegaan. Nadat hij had uitgelegd wat
er aan de hand was, had de astroloog vragen
gesteld, in dikke boeken gebladerd en
aantekeningen gemaakt en tenslotte had hij
gevraagd: 'Is de muziek mooi en kalmerend?'
'Ja,' had Venkapa geantwoord, 'de klanken gaan
dwars door je heen.'
'Is er in uw huis een vrouw die een baby
verwacht?'
Hij had bevestigend geknikt.
Vervolgens zei de astroloog: 'Het zijn de goden
zelf die deze muziek maken en zij doen dat om de
baby in de baarmoeder te plezieren.' Venkapa was
verbijsterd geweest. De hele weg naar huis had
hij die laatste zin voor zichzelf herhaald. Wat
zou de toekomst brengen? Hij huiverde.