ramkatha-titel.gif (4275 bytes) 


 

 

 

 

Hoofdstuk 7 (d)
Het veroveren van Sita
[
in het Engels]

 

ramaklein.jpg (51576 bytes)Op het podium brachten hofmuzikanten de traditionele bruiloftsliederen ten gehore die de glorie van de trouwplechtigheid bezongen en deze verheerlijkten als gelijkwaardig aan het huwelijk van Heer Shiva en Gauri. Zij bezongen deze in een rijke verscheidenheid aan raga's en andere melodieën, die de lucht vervulde van verrukkelijke tonen. De vier broers met hun bruiden stonden naar de menigte toegekeerd op het podium en namen buigend de toejuichingen en heilwensen in ontvangs: 'Moge geluk eeuwig uw deel zijn' en 'Moge alles wat geluk brengt u toegeworpen worden.'

De broers, die straalden van jeugd, heldenmoed en schoonheid, begaven zich met hun bruiden naar ruimten achter de gordijnen, vanwaar hun moeders de plechtigheid hadden gadegeslagen, om zich aan hun voeten te werpen en hun zegen te ontvangen. Toen keerden zij terug naar het paleis dat voor de koninklijke gasten was ingericht. Vanaf dat moment was de bevolking drie dagen en nachten lang getuige van velerlei schitterende plechtigheden en festiviteiten, die met uitbundige vreugde werden gevierd. Niet alleen degenen die uit Ayodhya naar Mithila gekomen waren, maar ook de inwoners van Mithila zelf konden de nacht niet van de dag onderscheiden! Het feest duurde al die tijd ononderbroken voort.

De dag na de bruiloft bezocht Vishvamitra Dasharatha en vertelde hem dat de taak die hij indertijd op zich had genomen, thans volbracht was. Hij riep de broers bij zich en omarmde hen met grote innigheid. Nadat hij hen liefdevol had gezegend, wendde hij zich tot Dasharatha en gaf te kennen dat het zijn plan was naar het Himalaya-gebied te gaan. Hierop wierpen Rama, Lakshmana, Bharata en Satrughna zich aan de voeten van de wijze. Vishvamitra begaf zich daarop naar het paleis van Janaka, om ook hem te zeggen dat zijn hartenwens was vervuld door het welslagen van zijn opdracht. Hij zegende Janaka en de bruiden Sita, Urmila, Mandavi en Sruthakirthi. Ook hier kondigde hij zijn vertrek naar het Himalaya-gebergte aan. Zijn mededeling bracht Dasharatha en Janaka en met hen vele anderen uit Ayodhya en Mithila in verlegenheid; zij konden de wijze niet missen, doch zij wilden hem evenmin overhalen te blijven. Uiteindelijk knielden zij neer voor Vishvamitra om hem hun diepe dankbaarheid te betuigen; zij verwijderden het stof van zijn voeten toen hij hen verliet, nadat hij allen gezegend had.

De derde dag, toen Dasharatha te kennen gaf dat hij naar Ayodhya wilde terugkeren, trachtte Janaka niet hem te weerhouden, doch maakte alles voor zijn vertrek in gereedheid. Hij riep de hovelingen en kameniers bijeen, die de bruiden moesten vergezellen; hij liet een groot aantal wagens volladen met de eigendommen die de prinsessen moesten meenemen. Hij gaf talloze olifanten, wagens, paarden en koeien ten geschenke. Hij schonk zijn schoonzoons een overvloed aan juwelen en edelstenen, en ook een verscheidenheid aan kostbare voorwerpen voor dagelijks gebruik. Toen de volgende dag aanbrak, stonden de versierde wagens gereed voor de reis. De vrouwen van het Hof waren in tranen; om de waarheid te zeggen waren alle vrouwen van de stad tot tranen toe bewogen bij het vertrek van de vier geliefde prinsessen.

Menige kinderverzorgster en kamenier werd door smart overweldigd bij de ondraaglijke gedachte dat zij van Sita en Urmila gescheiden zouden zijn. De moeders hielden de handen van hun schoonzoons vast en smeekten hen hun dochters met zachtheid en genegenheid te bejegenen. 'Zij kennen geen tegenspoed of verdriet en zijn met zachte hand opgevoed', zo voerden zij aan in hun aandoenlijke smeekbeden. Zij schreiden alsof zij het licht uit hun ogen moesten missen. Tenslotte namen de bruidsparen plaats in de praalwagens en vertrokken. De stad was in treurigheid gedompeld; Mithila was nu verzonken in een droefheid die even groot was als de vreugde van de voorgaande drie dagen!

Janaka kon slechts met moeite afscheid van Sita nemen en deed zijn uiterste best zijn tranen te bedwingen. Hij reed nog enige tijd met keizer Dasharatha mee, schilderde hem onderwijl Sita's deugden en smeekte hem haar met liefdevolle tederheid te bejegenen. Met tranen in zijn ogen verzocht hij Dasharatha hem toch vooral regelmatig te laten weten of het haar goed ging en of zij gelukkig was. Hij sprak tevens over de andere drie bruiden en toonde zich ook om hen zeer bezorgd. Dasharatha gaf blijk van diep medegevoel; hij sprak op kalmerende toon en deed zijn best om Janaka's ongerustheid weg te nemen. Hij sprak: 'Janaka! Wij hebben zelf geen dochters. Dus dit zijn nu de dochters die wij ons zolang hebben gewenst. Zij zijn voor ons zowel eigen dochters als schoondochters. Het zal hen nimmer aan iets ontbreken; alles wat aan hun vreugde en geluk bijdraagt zal hun worden gegeven. Wees niet in het minst bezorgd of bedroefd. U kunt terugkeren in de verzekering van onze liefde en genegenheid voor de prinsessen.' Met deze woorden liet Dasharatha zijn wagen tot stilstand brengen.

Janaka stapte uit Dasharatha's wagen en begaf zich naar de bruiden die naast hun bruidegoms zaten. Hij troostte hen op allerlei manieren opdat zij de pijn zouden kunnen verdragen om het afscheid van hun thuis, waar zij zo liefdevol waren grootgebracht. Hij sprak hen moed in en haalde veel dharmische teksten aan die manen tot loyaliteit aan de echtgenoot en zijn familie. Hij herinnerde hen aan de wijze waarop zij de bedienden moesten bejegenen van het huishouden waar zij thans hun intrede zouden doen. Hij aanvaardde hun eerbiedige onderwerping, liefkoosde hen nogmaals en gaf hun zijn zegen. Toen hij zich omdraaide om terug te gaan naar Mithila, barstte hij in snikken uit; niettemin besteeg hij de wagen en begaf zich naar huis. De wagens snelden voort in tegengestelde richtingen: naar Ayodhya en Mithila. Weldra waren zij mijlenver van elkaar verwijderd.

Toen Janaka in Mithila aankwam, vond hij de paleisvertrekken verlaten, zonder enig teken van leven, zonder een sprankje vreugde of een spoor van opgetogenheid. Hij kon niet verdragen er ook maar een ogenblik te verwijlen. Mithila was in rouw gedompeld. Janaka liet de wijze Sathananda en de ministers bij zich komen en in een poging zijn geest te bevrijden van de smart die voortdurend in hem opwelde, besprak en regelde hij enkele staatszaken met hen. Tijdens de besprekingen dwaalden zijn gedachten toch weer af naar de oorzaak van zijn droefheid; de antwoorden die hij gaf hielden geen verband met de gestelde problemen. Dit deed één der ministers zeggen: 'O majesteit! Door de scheiding van Sita schijnt uw hart van diepe smart te zijn vervuld. Geen enkele vader ontkomt aan een dergelijke scheiding en aan dit verdriet. Als zijn dochter eenmaal aan de bruidegom is geschonken, is het de plicht van iedere vader zijn gehechtheid aan zijn kind geleidelijk te verminderen; dat zal uwe majesteit niet onbekend zijn. En wij weten dat Sita geen gewoon jong meisje is! Zij is een goddelijke engel. Daarom moet de scheiding van haar voor u een nog grotere kwelling betekenen. O majesteit! De dochters zijn goddelijk, doch let wel, ook de schoonzonen bezitten goddelijke heerlijkheid! Het is alsof zij uit de hemel zijn neergedaald. Iedereen in Mithila, van jong tot oud, had het gevoel dat dit de waarheid is en had ook eerbied voor hen. Het is waarlijk een verwonderlijk toeval dat dergelijke bruidegoms door het huwelijk zijn verbonden met bruiden die hunner in elk opzicht waardig zijn; gelijkwaardig in fysieke, mentale, intellectuele en spirituele eigenschappen, in status, rijkdom, macht, familie-eer, in dynastieke verhevenheid en geloofsovertuiging. Zoiets is niet voor iedereen weggelegd. Daarom zullen de dochters altijd gelukkig zijn en zal hun geluk nimmer afnemen. Naarmate de jaren verstrijken, zal hun leven vervuld zijn van steeds grotere vreugde.' De ministers deden de pracht en praal van de huwelijksplechtigheden en de festiviteiten herleven en brachten de onrust in Janaka's hart tot bedaren. Zij stelden alles in het werk om hem te troosten en hem zijn gelijkmoedigheid en innerlijke vrede terug te geven.

 

 

 

 

Inhoud van deze Vahini | vorige bladzijde | volgende bladzijde
bhajans