Hoofdstuk
7 (d)
Het veroveren van Sita
[in
het Engels]
Op
het podium brachten hofmuzikanten de traditionele
bruiloftsliederen ten gehore die de glorie van de
trouwplechtigheid bezongen en deze verheerlijkten als
gelijkwaardig aan het huwelijk van Heer Shiva en Gauri.
Zij bezongen deze in een rijke verscheidenheid aan raga's
en andere melodieën, die de lucht vervulde van
verrukkelijke tonen. De vier broers met hun bruiden
stonden naar de menigte toegekeerd op het podium en namen
buigend de toejuichingen en heilwensen in ontvangs: 'Moge
geluk eeuwig uw deel zijn' en 'Moge alles wat geluk
brengt u toegeworpen worden.'
De broers, die
straalden van jeugd, heldenmoed en schoonheid, begaven
zich met hun bruiden naar ruimten achter de gordijnen,
vanwaar hun moeders de plechtigheid hadden gadegeslagen,
om zich aan hun voeten te werpen en hun zegen te
ontvangen. Toen keerden zij terug naar het paleis dat
voor de koninklijke gasten was ingericht. Vanaf dat
moment was de bevolking drie dagen en nachten lang
getuige van velerlei schitterende plechtigheden en
festiviteiten, die met uitbundige vreugde werden gevierd.
Niet alleen degenen die uit Ayodhya naar Mithila gekomen
waren, maar ook de inwoners van Mithila zelf konden de
nacht niet van de dag onderscheiden! Het feest duurde al
die tijd ononderbroken voort.
De dag na de bruiloft
bezocht Vishvamitra Dasharatha en vertelde hem dat de
taak die hij indertijd op zich had genomen, thans
volbracht was. Hij riep de broers bij zich en omarmde hen
met grote innigheid. Nadat hij hen liefdevol had
gezegend, wendde hij zich tot Dasharatha en gaf te kennen
dat het zijn plan was naar het Himalaya-gebied te gaan.
Hierop wierpen Rama, Lakshmana, Bharata en Satrughna zich
aan de voeten van de wijze. Vishvamitra begaf zich daarop
naar het paleis van Janaka, om ook hem te zeggen dat zijn
hartenwens was vervuld door het welslagen van zijn
opdracht. Hij zegende Janaka en de bruiden Sita, Urmila,
Mandavi en Sruthakirthi. Ook hier kondigde hij zijn
vertrek naar het Himalaya-gebergte aan. Zijn mededeling
bracht Dasharatha en Janaka en met hen vele anderen uit
Ayodhya en Mithila in verlegenheid; zij konden de wijze
niet missen, doch zij wilden hem evenmin overhalen te
blijven. Uiteindelijk knielden zij neer voor Vishvamitra
om hem hun diepe dankbaarheid te betuigen; zij
verwijderden het stof van zijn voeten toen hij hen
verliet, nadat hij allen gezegend had.
De derde dag, toen
Dasharatha te kennen gaf dat hij naar Ayodhya wilde
terugkeren, trachtte Janaka niet hem te weerhouden, doch
maakte alles voor zijn vertrek in gereedheid. Hij riep de
hovelingen en kameniers bijeen, die de bruiden moesten
vergezellen; hij liet een groot aantal wagens volladen
met de eigendommen die de prinsessen moesten meenemen.
Hij gaf talloze olifanten, wagens, paarden en koeien ten
geschenke. Hij schonk zijn schoonzoons een overvloed aan
juwelen en edelstenen, en ook een verscheidenheid aan
kostbare voorwerpen voor dagelijks gebruik. Toen de
volgende dag aanbrak, stonden de versierde wagens gereed
voor de reis. De vrouwen van het Hof waren in tranen; om
de waarheid te zeggen waren alle vrouwen van de stad tot
tranen toe bewogen bij het vertrek van de vier geliefde
prinsessen.
Menige
kinderverzorgster en kamenier werd door smart overweldigd
bij de ondraaglijke gedachte dat zij van Sita en Urmila
gescheiden zouden zijn. De moeders hielden de handen van
hun schoonzoons vast en smeekten hen hun dochters met
zachtheid en genegenheid te bejegenen. 'Zij kennen geen
tegenspoed of verdriet en zijn met zachte hand opgevoed',
zo voerden zij aan in hun aandoenlijke smeekbeden. Zij
schreiden alsof zij het licht uit hun ogen moesten
missen. Tenslotte namen de bruidsparen plaats in de
praalwagens en vertrokken. De stad was in treurigheid
gedompeld; Mithila was nu verzonken in een droefheid die
even groot was als de vreugde van de voorgaande drie
dagen!
Janaka kon slechts met
moeite afscheid van Sita nemen en deed zijn uiterste best
zijn tranen te bedwingen. Hij reed nog enige tijd met
keizer Dasharatha mee, schilderde hem onderwijl Sita's
deugden en smeekte hem haar met liefdevolle tederheid te
bejegenen. Met tranen in zijn ogen verzocht hij
Dasharatha hem toch vooral regelmatig te laten weten of
het haar goed ging en of zij gelukkig was. Hij sprak
tevens over de andere drie bruiden en toonde zich ook om
hen zeer bezorgd. Dasharatha gaf blijk van diep
medegevoel; hij sprak op kalmerende toon en deed zijn
best om Janaka's ongerustheid weg te nemen. Hij sprak:
'Janaka! Wij hebben zelf geen dochters. Dus dit zijn nu
de dochters die wij ons zolang hebben gewenst. Zij zijn
voor ons zowel eigen dochters als schoondochters. Het zal
hen nimmer aan iets ontbreken; alles wat aan hun vreugde
en geluk bijdraagt zal hun worden gegeven. Wees niet in
het minst bezorgd of bedroefd. U kunt terugkeren in de
verzekering van onze liefde en genegenheid voor de
prinsessen.' Met deze woorden liet Dasharatha zijn wagen
tot stilstand brengen.
Janaka stapte uit
Dasharatha's wagen en begaf zich naar de bruiden die
naast hun bruidegoms zaten. Hij troostte hen op allerlei
manieren opdat zij de pijn zouden kunnen verdragen om het
afscheid van hun thuis, waar zij zo liefdevol waren
grootgebracht. Hij sprak hen moed in en haalde veel
dharmische teksten aan die manen tot loyaliteit
aan de echtgenoot en zijn familie. Hij herinnerde hen aan
de wijze waarop zij de bedienden moesten bejegenen van
het huishouden waar zij thans hun intrede zouden doen.
Hij aanvaardde hun eerbiedige onderwerping, liefkoosde
hen nogmaals en gaf hun zijn zegen. Toen hij zich
omdraaide om terug te gaan naar Mithila, barstte hij in
snikken uit; niettemin besteeg hij de wagen en begaf zich
naar huis. De wagens snelden voort in tegengestelde
richtingen: naar Ayodhya en Mithila. Weldra waren zij
mijlenver van elkaar verwijderd.
Toen Janaka in Mithila
aankwam, vond hij de paleisvertrekken verlaten, zonder
enig teken van leven, zonder een sprankje vreugde of een
spoor van opgetogenheid. Hij kon niet verdragen er ook
maar een ogenblik te verwijlen. Mithila was in rouw
gedompeld. Janaka liet de wijze Sathananda en de
ministers bij zich komen en in een poging zijn geest te
bevrijden van de smart die voortdurend in hem opwelde,
besprak en regelde hij enkele staatszaken met hen.
Tijdens de besprekingen dwaalden zijn gedachten toch weer
af naar de oorzaak van zijn droefheid; de antwoorden die
hij gaf hielden geen verband met de gestelde problemen.
Dit deed één der ministers zeggen: 'O
majesteit! Door de scheiding van Sita schijnt uw hart van
diepe smart te zijn vervuld. Geen enkele vader ontkomt
aan een dergelijke scheiding en aan dit verdriet. Als
zijn dochter eenmaal aan de bruidegom is geschonken, is
het de plicht van iedere vader zijn gehechtheid aan zijn
kind geleidelijk te verminderen; dat zal uwe majesteit
niet onbekend zijn. En wij weten dat Sita geen gewoon
jong meisje is! Zij is een goddelijke engel. Daarom moet
de scheiding van haar voor u een nog grotere kwelling
betekenen. O majesteit! De dochters zijn goddelijk, doch
let wel, ook de schoonzonen bezitten goddelijke
heerlijkheid! Het is alsof zij uit de hemel zijn
neergedaald. Iedereen in Mithila, van jong tot oud, had
het gevoel dat dit de waarheid is en had ook eerbied voor
hen. Het is waarlijk een verwonderlijk toeval dat
dergelijke bruidegoms door het huwelijk zijn verbonden
met bruiden die hunner in elk opzicht waardig zijn;
gelijkwaardig in fysieke, mentale, intellectuele en
spirituele eigenschappen, in status, rijkdom, macht,
familie-eer, in dynastieke verhevenheid en
geloofsovertuiging. Zoiets is niet voor iedereen
weggelegd. Daarom zullen de dochters altijd gelukkig zijn
en zal hun geluk nimmer afnemen. Naarmate de jaren
verstrijken, zal hun leven vervuld zijn van steeds
grotere vreugde.' De ministers deden de pracht en praal
van de huwelijksplechtigheden en de festiviteiten
herleven en brachten de onrust in Janaka's hart tot
bedaren. Zij stelden alles in het werk om hem te troosten
en hem zijn gelijkmoedigheid en innerlijke vrede terug te
geven.
Inhoud
van deze Vahini
| vorige
bladzijde
| volgende
bladzijde
bhajans