De oogst van een leerling op het pad

[Dit hoofdstuk in het Engels]

 

 

lotusknop2.gif (1520 bytes)Er is in de wereld geen hogere ascese dan vastberadenheid, geen groter vreugde dan voldoening, geen effectiever wapen dan geduld. Toegewijden moeten het lichaam zien als de akker en goede daden als het zaad, en met behulp van het hart als de landbouwer verbouwen ze Gods naam en oogsten daardoor God zelf. Hoe kan men de oogst binnenhalen zonder eerst het opgroeiende gewas de nodige zorg te hebben gegeven? Zoals er room is in melk, en vuur in brandstof, zo ook is God in meer of mindere mate in ieder ding. Zo de melk zo de room, zo de brandstof zo het vuur, en ook, zo de geestelijke inspanning (sadhana) zo de zelfverwerkelijking (sakshatkara). Zelfs als het reciteren van Gods naam niet direct bevrijding (mukti) tot gevolg heeft, zullen zij die dat hebben gedaan zeker zijn van vier vruchten: 1. het gezelschap van de grote zielen, 2. waarheid, 3. voldoening en 4. beheersing van de zinnen. Door welke van deze poorten men ook binnengaat, en of men nu gezinshoofd is of een kluizenaar, of tot enige andere klasse behoort, men bereikt zo stellig God, dat is zeker. Mensen snakken naar wereldse vreugden. Welbeschouwd is dat nu juist de ziekte en is lijden slechts het medicijn dat we ertegen innemen. Temidden van die wereldse pleziertjes koestert men zelden het verlangen bij God te komen.


Het is ook noodzakelijk dat mensen al hun daden onderzoeken op hun juistheid, want uit die analyse komt de geest van loslaten voort. Zonder zo'n onderzoek is het moeilijk los te laten. Wie zich ongelukkig voelt gedraagt zich als een hond; dat moet worden veranderd. Boosheid is vijand nummer één van de geestelijke aspirant en moet als speeksel worden beschouwd en als zodanig behandeld. En onwaarheid? Die is zelfs nog weerzinwekkender. Door onwaarheid worden alle vitale krachten vernietigd. Behandel onwaarheid alsof het om het opruimen van afval gaat. Diefstal ondermijnt het leven en maakt het onschatbare menselijk leven goedkoper dan een stuiver en is als de stank van rottend vlees. Matig eten, matig slapen, liefde, zielskracht, die zullen je helpen het gezondheidspeil van je lichaam en geest hoog te houden. Voor iedereen, wie hij ook is en onder wat voor omstandigheden hij ook verkeert, geldt dat alle lijden en alle zorgen van hem weg zullen vallen wanneer hij zich niet laat ontmoedigen, in het geheel geen vrees toont en zich met ongebroken geloof en zonder enig heimelijk motief aan God blijft vasthouden. God zal nooit kijken naar de groepering waartoe je behoort, of de eredienst (achara) waaraan je gewend bent deel te nemen.

Toewijding vereist niet dat je je in oranje (kashaya) kleedt, religieuze feesten organiseert, religieuze rituelen uitvoert, je kaal laat scheren, een waterkom of een staf draagt, de haren vlecht enzovoort. Kenmerkend voor toewijding is dat je je ononderbroken, bij alles wat je doet, met een zuiver innerlijk (anthah-karana) op God richt, en leeft in het besef dat alles Gods schepping is en daarom één is, en dat je voor iedereen dezelfde liefde koestert en vastbesloten bent de waarheid te spreken.

Van de verschillende vormen van toewijding is het liefdevol herhalen van Gods naam (namasmarana bhakthi) de beste. In dit duistere tijdperk (Kali Yuga) is die naam het pad voor je eigen redding. Jayadeva, Gouranga, Thyagayya, Thukaram, Kabir, Ramdas, al deze grote toegewijden bereikten God door alleen maar die ene naam. Waarom gesproken over duizend dingen? Ook Prahlâda (**) en Dhruva (*) was het gegeven de Heer te aanschouwen (darsan), Hem aan te raken (sparsan) en te horen (sambhashan) door niets anders dan de naam. Daarom zal er voor iedere leerling op het pad die de naam van God aanschouwt als de levensadem zelf, en vast gelooft in de waarde van goede daden en goede gedachten, en die een geest van dienstbaarheid en gelijke liefde voor iedereen en alles wil ontwikkelen, geen beter pad zijn naar vereniging met God (mukthi). Hoe kan men immers door zwijgend in een hoekje te zitten gebruik leren maken van zijn aangeboren kwaliteiten? Hoe kan men dan te weten komen dat men er meester voer is? De toewijding van Ambarisha en de daden van Durvasa [zie Bagavatha Vahini, Chapter 21] zullen gecombineerd het lot bepalen van Durvasa zelf, in ieder geval op het laatst. Durvasa moet neervallen aan de voeten van Ambarisha. Mogen jullie de eeuwige waarheid ervaren en de zuivere staat bereiken.

Niemand ontkomt eraan dat hij fouten maakt zonder zich ervan bewust te zijn. Hoe helder het vuur ook brandt, er zal altijd wat rook bij vrijkomen. Zo zal ook altijd elke goede daad die een mens doet vermengd zijn met een beetje kwaad. Maar men moet zijn best doen ervoor te zorgen dat het kwade tot een minimum wordt teruggebracht, dat het goede zich vermeerdert en het kwade minder wordt. Vanzelfsprekend zul je in de huidige atmosfeer niet bij de eerste poging slagen. Denk zorgvuldig na over de consequenties van alles wat je doet en zegt en ten uitvoer brengt. Als je wilt dat anderen je goed behandelen en je hun respect betonen, zul je je eerst net zo behoorlijk moeten gedragen tegenover hen, en hen moeten liefhebben en respecteren. Dan alleen zullen zij jou met respect behandelen. Wanneer je daarentegen anderen niet respecteert en liefhebt, kom je natuurlijk ten onrechte tot de conclusie dat zij je onbehoorlijk behandelen. Wanneer bovendien degenen die anderen van advies dienen omtrent "de juiste, ware en goede grondregels en het beste gedrag enzovoort" niet meer doen dan zelf te leven volgens dat advies, zal het niet eens meer nodig zijn het te geven. Anderen zullen de les eenvoudig leren door hun daadwerkelijk gedrag te observeren. Als men daarentegen de heilige leer (Vedanta) maar wat napraat, bedriegt men daarmee niet alleen anderen, maar, erger nog, zichzelf. Daarom moet jij zijn zoals je wilt dat anderen zijn. Een leerling op het pad behoort niet te zoeken naar fouten in anderen en zijn eigen fouten te verbergen. Wanneer iemand je op je fouten wijst, ga dan niet argumenteren en proberen aan te tonen dat je juist handelde, en koester geen wrok jegens zo iemand. Overleg met je zelf in hoeverre het om een fout gaat en verbeter je gedrag. Het past een geestelijke leerling of een toegewijde niet ter eigen genoegdoening argumenten aan te voeren, of wraak te nemen op degene die hem op zijn fouten wees. De leerling op het pad moet altijd op zoek zijn naar waarheid en vreugde. Hij moet alle gedachten waarin droefheid en neerslachtigheid schuilen van zich af zetten. Neerslachtigheid, twijfel en inbeelding zijn voor de geestelijke aspirant de kwade invloeden (Rahu en Kethu). Maar als men stevig is gegrond in zijn toewijding kan men ze, ook al steken ze de kop op, gemakkelijk van zich afzetten. Ze berokkenen schade aan de geestelijke inspanning. De geestelijke aspirant moet in de eerste plaats onder alle omstandigheden vervuld zijn van blijdschap en geestdrift en zijn glimlach tonen. Deze houding van zuiverheid is zelfs nog wenselijker dan toewijding (bhakthi) en wijsheid (jnana). Zij die zo ver zijn gekomen verdienen het dat zij het doel als eerste bereiken. Die eigenschap van niet aflatende blijdschap is het resultaat van het goede dat in vorige levens is gedaan. Wanneer iemand altijd bezorgt, neerslachtig en weifelend is, kan hij nooit tot de hoogste vreugde komen, welke geestelijke oefeningen hij ook doet. Een geestelijke aspirant behoort er allereerst voor te zorgen dat hij zijn geestdrift handhaaft. Uit die geestdrift komen alle vormen van goddelijke vreugde (ananda) voort. Laat je nooit in de hoogte steken door eerbetoon en teneerdrukken door afkeuring. Wees een geestelijke leeuw die niets geeft om lof of blaam. Onderzoek jezelf en verbeter je fouten, dit is het allerbelangrijkste.

Zelfs met al datgene wat te maken heeft met de verwerkelijking van God moet men zorgvuldig omgaan. Wat voor ongemakken zich ook voordoen, men moet proberen de geestelijke oefeningen zonder enige onderbreking of verandering voort te zetten. De goddelijke naam die men liefheeft en koestert, en gekozen heeft om te reciteren, moet niet door een andere worden vervangen. Als men elke paar dagen een andere naam neemt, wordt concentratie onmogelijk. De geest zal dan niet in staat worden gesteld zich op een vast punt te richten. Het uiteindelijk doel van alle geestelijke oefeningen is het bereiken van deze eenpuntigheid. Vermijd het dus verschillende namen en vormen voor God te kiezen en weer te verwerpen, en gebruik voor het reciteren en de meditatie één enkele naam. Men moet er ook vast van overtuigd zijn dat in de naam en de vorm die men voor het reciteren en de meditatie gebruikt alle namen en vormen van God liggen besloten. Met die naam en die vorm mag niet het geringste gevoel van tegenzin of onvrede zijn verbonden. Door het verlies van wereldse dingen en het lijden en de zorgen te zien als slechts tijdelijk en voorbijgaand, en door het besef dat het verdriet door meditatie en het reciteren van Gods naam kan worden overwonnen, moet de geestelijke aspirant die twee gescheiden houden (wat tijdelijk is en wat gericht is op de eeuwigheid, vert.) en ze niet over en weer met elkaar verwarren. Hij moet begrijpen dat verlies, lijden en zorgen de buitenkant zijn en tot deze wereld behoren, en dat het reciteren van Gods naam en meditatie innerlijk zijn en behoren tot het rijk van de liefde voor God. Men spreekt van zuivere toewijding (pathivratha bhakthi) en onzuivere toewijding (vyabhichara bhakthi); in het laatste geval kiest de aspirant een bepaalde naam en vorm uit en verwerpt die na enige tijd ten gunste van een andere naam en vorm.

Het is niet verkeerd als het is gedaan in onwetendheid. Maar als men eenmaal te weten is gekomen dat het verkeerd en schadelijk is en er daarna toch mee doorgaat die vervangende naam te gebruiken voor het reciteren en de meditatie, dan doet men daar stellig verkeerd aan. Het is de heiligste verplichting dat men zich in vol vertrouwen strikt houdt aan de ene naam en vorm. Geef het pad van je eigen keuze niet op, zelfs als ouderen je dat zouden adviseren. Natuurlijk, wie van die ouderen zou je aanraden de naam van God die je het liefste is op te geven en te vervangen door een andere?

Beschouw hen die dat zouden doen niet als ouderen, maar als domkoppen. En nog eens, zorg er naar beste vermogen voor dat je de tijd en plaats voor je meditatie en het reciteren van de naam niet verandert of verschuift. Als het eens voorkomt dat je op een andere plaats moet zijn, bijvoorbeeld tijdens een reis, dan moet je in ieder geval dezelfde tijd aanhouden. Zelfs in een trein of bus, of in een andere ongemakkelijke omgeving, moet je je op zijn minst de meditatie en het reciteren van de naam waaraan je gewoon bent in herinnering brengen op de tijd die je daarvoor steeds hebt genomen. 

Op deze manier vergaar je spirituele rijkdom en word je de meester die het goddelijke Zelf bereikt.

 

(*)Het verhaal van Dhruva wordt beschreven in het Srîmad Bhâgavatam, Canto 4.

(**) Het verhaal van Prahlâda wordt beschreven in het Srîmad Bhâgavatam, Canto 7.

lotusknop2.gif (1520 bytes)


Inhoud
Woordenlijst